19 JANUARI 2012. - Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven en van de artikelen 23, § 4, c), i), 30 en 31 van de Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

Art. 3. Artikel 1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, vervangen door de wet van 15 juli 1996, wordt aangevuld met een 3° tot een 14°, luidende :

3° onderdaan van een derde land : eenieder die geen burger van de Unie is en die geen persoon is die onder het gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer valt, als bepaald in artikel 2, punt 5, van de Schengen grenscode;

4° illegaal verblijf : de aanwezigheid op het grondgebied, van een vreemdeling die niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor de toegang tot of het verblijf op het grondgebied;

5° terugkeer : het feit dat een onderdaan van een derde land, hetzij op vrijwillige basis nadat hij het voorwerp heeft uitgemaakt van een beslissing tot verwijdering, hetzij gedwongen, terugkeert naar zijn land van herkomst of een land van doorreis overeenkomstig communautaire of bilaterale overnameovereenkomsten of naar een ander derde land waarnaar de betrokken onderdaan besluit vrijwillig terug te keren en waar deze wordt gemachtigd of toegelaten tot het verblijf;

6° beslissing tot verwijdering : de beslissing die de illegaliteit van het verblijf van een vreemdeling vaststelt en een terugkeerverplichting oplegt;

7° verwijdering : de tenuitvoerlegging van de beslissing tot verwijdering, namelijk de fysieke verwijdering van het grondgebied;

8° inreisverbod : de beslissing waarbij de toegang tot en het verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor een bepaalde termijn wordt verboden, die kan samengaan met een beslissing tot verwijdering;

9° vrijwillig vertrek : het feit dat het grondgebied wordt verlaten binnen de termijn die daarvoor is vastgesteld in de beslissing tot verwijdering;

10° vrijwillige terugkeer : terugkeer van een persoon naar zijn land van herkomst of een derde land waar hij toegelaten is om te verblijven op het grondgebied, tengevolge van een autonoom genomen beslissing om beroep te doen op een programma voor bijstand aan terugkeer uitgewerkt door de overheid van het gastland;

11° risico op onderduiken : het feit dat een onderdaan van een derde land die het voorwerp uitmaakt van een procedure tot verwijdering, een actueel en reëel risico vormt om zich te onttrekken aan de autoriteiten. Daartoe baseert de minister of zijn gemachtigde zich op objectieve en ernstige elementen;

12° kwetsbare persoon : zowel de begeleide als de niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, bejaarden, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen en personen die gefolterd of verkracht zijn of andere ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld hebben ondergaan;

13° beschikking 2004/573/EG : de beschikking van de Raad van 29 april 2004 inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen van het grondgebied van twee of meer lidstaten;

14° geïdentificeerde vreemdeling : iedere vreemdeling

- die in het bezit is van een geldig reisdocument, een geldig paspoort of een geldig identiteitsdocument, of

- die werd erkend als onderdaan door de nationale overheid van zijn land, die zich bereid verklaarde een doorlaatbewijs af te leveren, of

- die valt onder de categorie nationaliteiten waarvoor de minister zelf een doorlaatbewijs kan afleveren.

Art. 4. Artikel 3, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen door de wet van 15 juli 1996, wordt aangevuld met een 9°, luidende :

9° wanneer een onderdaan van een derde land het voorwerp uitmaakt van een inreisverbod dat noch opgeschort noch opgeheven is.

Art. 5. In artikel 7 van dezelfde wet, vervangen door de wet van 15 juli 1996 en gewijzigd bij de wet van 29 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. in het eerste lid wordt de eerste zin vervangen door wat volgt :

    Onverminderd meer voordelige bepalingen vervat in een internationaal verdrag, kan de minister of zijn gemachtigde aan de vreemdeling, die noch gemachtigd noch toegelaten is tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk of om er zich te vestigen, een bevel om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten afgeven of moet de minister of zijn gemachtigde in de in 1°, 2°, 5°, 11° of 12° bedoelde gevallen een bevel om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten afgeven.

    ;

  2. het eerste lid wordt aangevuld met een 12°, luidende :

    12° wanneer een vreemdeling het voorwerp uitmaakt van een inreisverbod dat noch opgeschort noch opgeheven is.

    ;

  3. het tweede en het derde lid worden vervangen door wat volgt :

    Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen onder Titel IIIquater, kan de minister of zijn gemachtigde, in de in artikel 74/14, § 3, bedoelde gevallen de vreemdeling naar de grens terugleiden.

    Te dien einde, en tenzij andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast, kan de vreemdeling vastgehouden worden voor de tijd die strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de maatregel, meer in het bijzonder wanneer er een risico op onderduiken bestaat of wanneer de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert, en zonder dat de duur van de vasthouding twee maanden te boven mag gaan.

    De minister of zijn gemachtigde kan, in dezelfde gevallen, de vreemdeling een verblijfplaats aanwijzen voor de tijd die nodig is om deze maatregel uit te voeren.

    Art. 6. In artikel 8bis, § 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 1 september 2004, worden de woorden « , onverminderd de bepalingen van Titel IIIquater en tenzij andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast, » worden ingevoegd tussen de woorden « kan de minister of zijn gemachtigde » en de woorden « de vreemdeling ».

    Art. 7. In artikel 27, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 1 september 2004, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt :

    De in §§ 1 en 2...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT