5 SEPTEMBER 2001. - Wet tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de risicogroepen en de jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is

Afdeling 1. - Inspanning ten voordele van de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een inschakelingsparcours van toepassing is

Art. 2. Deze afdeling is van toepassing op de werkgevers die onderworpen zijn aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en de besluitwetten van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden en van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij.

Art. 3. De werkgevers bedoeld in artikel 2 zijn voor de jaren 2001 en 2002 een inspanning van 0,10 % verschuldigd, berekend op grond van het volledige loon van de werknemers, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet.

De Koning kan de categorieën van werkgevers bepalen, die Hij, geheel of gedeeltelijk, onttrekt aan het toepassingsgebied van deze afdeling.

De inspanning bedoeld in het eerste lid is bestemd voor de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een inschakelingsparcours van toepassing is.

Het begrip risicogroepen wordt bepaald bij de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 4.

Art. 4. § 1. De inspanning bedoeld in artikel 3 wordt geconcretiseerd door middel van een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in een paritair orgaan of gesloten voor een onderneming of een groep van ondernemingen voor 2001 en 2002.

§ 2. De in § 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst moet gesloten worden overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.

De collectieve arbeidsovereenkomst moet neergelegd worden op de griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid uiterlijk op 1 oktober van het jaar waarop ze betrekking heeft of tegen een andere datum door de Koning bepaald. Zij moet uitdrukkelijk vermelden dat ze gesloten is in toepassing van deze afdeling.

§ 3. De partijen die de collectieve arbeidsovereenkomst hebben ondertekend, moeten jaarlijks een evaluatieverslag en een financieel overzicht van de uitvoering van de in § 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst neerleggen op de griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid tegen uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de collectieve arbeidsovereenkomst betrekking heeft. De Koning kan de nadere regelen en voorwaarden vastleggen waaraan het evaluatieverslag en het financieel overzicht moeten voldoen. Deze evaluatieverslagen worden overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Art. 5. § 1. De werkgevers die niet of enkel voor een gedeelte van hun werknemers onder het toepassingsgebied van een collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 4, § 1, vallen, zijn gehouden tot de betaling van een bijdrage van 0,10 % bedoeld in artikel 3, voor het gedeelte van de werknemers dat niet onder het toepassingsgebied valt van een dergelijke collectieve arbeidsovereenkomst.

In afwijking van de bepalingen van het eerste lid is de bijdrage van 0,10 % niet verschuldigd voor het 1e en 2e kwartaal 2001 en wordt de bijdrage voor het 3e en 4e kwartaal 2001 vastgesteld op 0,20 %.

§ 2. De instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen zijn, ieder wat hen betreft, belast met de inning en de invordering van de in § 1 bedoelde bijdrage, alsook met de overdracht daarvan op een speciale rekening van het Tewerkstellingsfonds dat binnen het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid werd opgericht, ter uitvoering van artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982 tot oprichting van een Fonds ter aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling.

Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd bij betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instellingen belast met de inning en de invordering van de bijdragen.

Art. 6. Artikel 42, § 1, 1°, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid wordt vervangen als volgt :

1° deze werkgevers uit de private sector gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 3 van de wet van... tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, die in een inspanning voorziet van tenminste 0,15 % voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002;

.

Afdeling 2. - Begeleiding van de jongeren op wie een inschakelingsparcours van toepassing is

Art. 7. § 1. De werkgevers op wie de voornoemde wet van 27 juni 1969 en de voornoemde besluitwetten van 10 januari 1945 en van 7 februari 1945 van toepassing zijn, zijn voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002 een bijdrage van 0,05 % verschuldigd, berekend op grond van het volledige loon van de werknemers, bedoeld in artikel 23 van de voornoemde wet van 29 juni 1981.

In afwijking van de bepalingen van het eerste lid is deze bijdrage voor het 1e en 2e kwartaal 2001 niet verschuldigd en wordt de bijdrage voor het 3e en 4e kwartaal 2001 vastgesteld op 0,10 %.

De Koning kan de categorieën die Hij bepaalt geheel of gedeeltelijk aan het toepassingsgebied van deze afdeling onttrekken.

§ 2. De instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen zijn, ieder wat haar betreft, belast met de inning en de invordering van de in § 1 bedoelde bijdrage, alsook met de overdracht daarvan op een speciale rekening van het Tewerkstellingsfonds dat binnen het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid werd opgericht, ter uitvoering van artikel 4 van het voornoemd koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982.

Deze bijdragen worden gelijkgesteld met een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT