2 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikelen 511, §§ 1 en 4; 512, §§ 1, 2, 3 en 7; 513, §§ 1, 3 en 4; 514, § 1, tweede lid; 515, §§ 1 en 2; 523, § 3; 524, § 2; 529, § 2; 534, § 2, derde lid en § 4; 551/1, 13° ;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 februari 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting d.d. 28 februari 2014;

Gelet op de uitzondering inzake het verrichten van de regelgevingsimpactanalyse, bedoeld in artikel 8, § 2, 2°, van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders reeds in werking is getreden op 1 februari 2014 en urgente uitvoeringsmaatregelen vereist om de goede werking en de continuïteit van het ambt van gerechtsdeurwaarder te verzekeren;

De wet van 7 januari 2014 heeft de uitvoeringsreglementering met betrekking tot de stage opgeheven, met ingang van 1 februari 2014. Hoofdstuk I van onderhavig ontwerpbesluit bepaalt de procedure die de kandidaat-stagiair dient te volgen om de stage tot gerechtsdeurwaarder te kunnen aanvatten. Zolang deze procedure niet in werking is getreden, kunnen kandidaat-stagiairs hun stage niet aanvatten en is de toegang tot het beroep belemmerd;

Hoofdstuk 2 bepaalt de wijze van samenstelling van de benoemingscommissie, de presentiegelden, plaats van vestiging en organisatie. De benoemingscommissie zal instaan voor de organisatie van het vergelijkend examen om tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder te worden benoemd en voor de procedure om tot gerechtsdeurwaarder te worden benoemd. Zonder werkende benoemingscommissie kan er geen vergelijkend examen worden georganiseerd en kunnen de openstaande plaatsen van gerechtsdeurwaarder niet vacant verklaard worden. Vooral voor de organisatie van het vergelijkend examen is het cruciaal dat de benoemingscommissie zo snel mogelijk geïnstalleerd kan worden om aan de wettelijke verplichting te voldoen van de jaarlijkse organisatie van een volledige examencyclus;

Zolang de procedure beschreven in hoofdstuk 3 niet in werking is getreden, kunnen stagiairs die hun stage afgerond hebben, zich niet inschrijven voor het eerste vergelijkend examen;

De nieuwe wet heeft de mogelijkheid ingevoerd om een kandidaat-gerechtsdeurwaarder te schrappen van het tableau. Zonder hoofdstuk 4, kan de kandidaat wiens schrapping beslist wordt, geen beroep aantekenen tegen deze beslissing;

Zonder hoofdstuk 5 dat de benoemingsprocedure voor de gerechtsdeurwaarders beschrijft, kunnen de vacante plaatsen voor gerechtsdeurwaarder niet vacant verklaard worden;

De wet van 7 januari 2014 voorziet dat de Koning voortaan het model van de boekhouding vaststelt. Hoogdringendheid voor wat betreft de hoofdstukken 6 en 10 is mogelijk minder pertinent aantoonbaar, gezien er momenteel een ministerieel besluit is van 17 december 1998 dat de bij te houden boekhouddocumenten bepaalt;

Sinds 1 februari wordt ingeval van ontslag, overlijden, schorsing of afzetting voorzien in een regeling om de continuïteit zo optimaal mogelijk te garanderen. Deze regeling kan echter niet in de praktijk worden omgezet zonder de uitvoeringsmaatregelen bedoeld in hoofdstuk 7. Dit is problematisch voor alle deurwaarderskantoren die « openvallen » sinds 1 februari, en waarvoor geen actuele financiële staat (cruciaal voor de overname) kan opgemaakt worden zonder KB;

De wet legt de Nationale Kamer de verplichting op om een elektronisch register bij te houden met betrekking tot de plaatsvervangingen. De wet bepaalt echter niet hoe de Nationale Kamer dit dient te doen. Hoofdstuk 8 voorziet die regeling;

Hoofdstuk 9 bepaalt onder meer de wijze waarop de tuchtcommissies dienen samengesteld te worden en hoe de oproep tot kandidaatstelling dient te gebeuren. Zonder dit hoofdstuk kunnen de tuchtcommissies niet ingevuld en opgericht worden. Strikt genomen, betekent dit dat er sinds 1 februari geen specifiek orgaan is dat tuchtdossiers ten gronde kan behandelen.

Gelet op advies nr. 55.424/3 van de Raad van State, gegeven op 25 februari 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Justitie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK 1. - De stage

Artikel 1. § 1. De kandidaat-stagiair richt zijn aanvraag bij aangetekende zending aan de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders.

Hij deelt aan de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders de volgende gegevens mede :

  1. naam en voornaam;

  2. geboorteplaats en -datum;

  3. woonplaats;

  4. naam en voornamen van de gerechtsdeurwaarder onder wiens gezag hij stage wenst te lopen.

    Hij voegt bij zijn aanvraag :

  5. een eensluidend verklaard afschrift van zijn diploma van doctor, licentiaat of master in de rechten;

  6. een uittreksel uit het Strafregister dat minder dan zes maanden tevoren door het gemeentebestuur van zijn woonplaats is uitgereikt.

    § 2. De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders aanvaardt of weigert de aanvraag indien niet voldaan is aan de wettelijke voorwaarden, binnen een maand nadat zij is verstuurd.

    Binnen dezelfde termijn stelt de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders de kandidaat-stagiair en de syndicus van de raad van de arrondissementskamer waar de gerechtsdeurwaarder onder wie de stagiair zijn stage wenst te lopen op de hoogte van zijn beslissing.

    Art. 2. De lijst van de stagiairs wordt jaarlijks door de syndicus opgemaakt.

    Die lijst vermeldt :

  7. de naam, de voornamen, de plaats en datum van geboorte en de woonplaats van iedere stagiair;

  8. de naam en voornamen van de gerechtsdeurwaarder onder wiens gezag de stage wordt volbracht.

    Tijdens de algemene vergadering van de arrondissementskamer doet de syndicus voorlezing van de lijst van stagiairs.

    De leden van de arrondissementskamer kunnen te allen tijde van deze lijst kennis nemen.

    Art. 3. Binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn bepaald in artikel 1, § 2, tweede lid, geeft de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders door toedoen van de syndicus aan de gerechtsdeurwaarder onder wie de stagiair zijn stage wenst te lopen een stageboekje in tweevoud af.

    Art. 4. De stage heeft betrekking op :

  9. de studie van de rechten en de verplichtingen van de gerechtsdeurwaarder ten aanzien van zijn lastgevers, de partijen in de zaak, de derden die een belang hebben in de zaak, de personeelsleden van zijn kantoor, alsook van de maatschappelijke rol van de gerechtsdeurwaarder en zijn rol als bemiddelaar;

  10. het zich vertrouwd...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT