Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de jacht kan worden uitgeoefend, de 25 avril 2014

HOOFDSTUK 1. - Definities, toepassingsgebied en citeeropschrift

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van:

  1. de Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming, ondertekend te Brussel op 10 juni 1970;

  2. de tweede beschikking M(90)6 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 18 juni 1990 tot wijziging van de Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming;

  3. beschikking M(2014)3 van het Benelux Comité van Ministers van 5 maart 2014 tot instemming met de toepassing van artikel 13, lid 1 van de Benelux-Overeenkomst M(70)7 op het gebied van de jacht en de vogelbescherming;

  4. beschikking M(2012)3 van het Benelux-Comité van Ministers van 24 april 2012 tot wijziging van het toepassingsgebied van de Beschikkingen M (96)8 en M (83)17 met betrekking tot geweren en munitie en andere middelen die voor de jacht op de onderscheiden wildsoorten zijn toegestaan

  5. beschikking M(2010)4 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 13 december 2010 tot wijziging van Beschikking M (83) 17 strekkende tot de limitatieve opsomming van de te bezigen geweren en munitie bij de jacht op de onderscheiden wildsoorten;

  6. beschikking M(99)9 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 25 oktober 1999 tot afschaffing en vervanging van de Beschikking M(72) 18 van 30 augustus 1972 met betrekking tot de bescherming van de vogelstand;

  7. beschikking M(96)8 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 2 oktober 1996 met betrekking tot de jacht en de vogelbescherming;

  8. beschikking M(83)17 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 24 september 1984 strekkende tot de limitatieve opsomming van de te bezigen geweren en munitie bij de jacht op de onderscheiden wildsoorten;

  9. beschikking M(83)16 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 20 december 1983 tot aanwijzing van de wildsoorten en de streken van de Beneluxlanden waar een afschotplan zal gelden.

    Art. 2. In dit besluit wordt verstaan onder:

  10. minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud;

  11. agentschap: het Agentschap voor Natuur en Bos opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid van 23 december 2005;

  12. instituut: het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek van 23 december 2005;

  13. roofvogels: de roofvogels die in bezit worden gehouden conform de bepalingen van het Soortenbesluit van 15 mei 2009;

  14. gewone jacht: de jacht die wordt uitgeoefend binnen de openingstijden en onder de voorwaarden die daartoe worden vastgesteld door de Vlaamse Regering, en dit in het kader van duurzaam wildbeheer en recreatief medegebruik;

  15. bijzondere jacht: de jacht die wordt uitgeoefend binnen de openingstijden en onder de voorwaarden die daartoe worden vastgesteld door de Vlaamse Regering, in de gevallen waarbij dat noodzakelijk is ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, weiden of eigendommen, voor het natuurbeheer of voor de veiligheid van het luchtverkeer;

  16. bestrijding: de bestrijding, vermeld in artikel 22 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991;

  17. WBE: een wildbeheereenheid, dat is een samenwerkingsverband tussen jachtrechthouders als vermeld in artikel 12 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991;

  18. bijzondere veldwachter: de persoon, vermeld in artikel 61 van het Veldwetboek van 7 oktober 1886;

  19. duivencarrousel: een aan de grond verankerd en door een krachtbron aangedreven mechanisme, waardoor een ronddraaiende beweging veroorzaakt wordt bij aan metalen armen vastgemaakte dode of imitatieduiven, met als doel de effectiviteit van die lokvogels als lokmiddel te verhogen;

  20. kastval: een val om dieren levend te vangen en waarin de gevangen dieren zich vrij kunnen bewegen. De wanden van de val bestaan uit minstens drie vaste gesloten wanden;

  21. kooival: een val om dieren levend te vangen en waarin de gevangen dieren zich vrij kunnen bewegen. De wanden van de val bestaan uit gaas;

  22. aankorrelplaats: een voederplaats met het oog op het lokken van wild, zodat een efficiënter afschot kan worden uitgevoerd;

  23. lokdier: een specimen van een dier dat kan dienen als een middel om wild te lokken, hetzij van dezelfde soort als het specimen, hetzij van een andere soort.

    Art. 3. Dit besluit regelt de voorwaarden die gelden bij het uitoefenen van de jacht in het Vlaamse Gewest.

    Dit besluit wordt aangehaald als: het Jachtvoorwaardenbesluit van 25 april 2014.

    HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden voor het uitoefenen van elke vorm van jacht of van bestrijding

    Afdeling 1. - Algemene voorwaarden

    Art. 4. § 1. Het is verboden om voederplaatsen voor wild aan te leggen op minder dan 150 meter van de grens van een terrein waarvan het jachtrecht door een andere jachtrechthouder wordt uitgeoefend, tenzij na schriftelijk akkoord van de betrokken jachtrechthouder.

    Op een voederplaats voor grof wild mogen alleen hooi, zoutstenen of zoutpasta worden aangebracht, tenzij het gaat om een aankorrelplaats voor wilde zwijnen die voldoet aan de door de minister bepaalde modaliteiten.

    § 2. Het is verboden om te jagen op waterwild en overig wild op minder dan 150 meter van een vaste voederplaats voor waterwild en overig wild waarop minder dan een maand voordien voeders zijn aangebracht.

    Onder de term voederplaats worden niet de gewassen begrepen die worden geteeld met het oog op het voorzien van voedsel voor wilde dieren.

    Art. 5. Het is verboden zich met een jachtwapen te bevinden op jachtkansels die op minder dan 150 meter liggen van een terrein waarvan het jachtrecht door een andere jachtrechthouder wordt uitgeoefend, tenzij na schriftelijk akkoord van de betrokken jachtrechthouder.

    In het eerste lid wordt verstaan onder jachtkansel: iedere constructie of iedere inrichting, met inbegrip van al dan niet ingerichte bomen, die het mogelijk maakt wild te schieten vanaf een punt dat ligt boven het normale niveau van de grond.

    Art. 6. De gewone jacht en de bijzondere jacht op niet-vliegvlugge specimens van een vogelsoort die tot het jachtwild behoort, is te allen tijde verboden, ook al is de jacht op de soort in kwestie geopend.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de bijzondere jacht op de grauwe gans en de Canadese gans.

    Art. 7. § 1. Als het sneeuwt op de locatie waar wordt gejaagd en de sneeuwlaag een dikte van vijf centimeter bereikt, wordt de jacht opgeschort. De opschorting duurt tot 24 uur na het vallen van de laatste sneeuw.

    De opschorting, vermeld in het eerste lid, geldt niet in de volgende gevallen:

  24. voor de jacht in de bossen en op het wild dat uit die bossen wordt opgestoten en gestrekt in het open veld, binnen de 50 meter van de voormelde bossen;

  25. voor de jacht op de houtduif, de Canadese gans en het konijn;

  26. voor de jacht op waterwild op of onmiddellijk langsheen moerassen, waterplassen en waterlopen met inachtneming van paragraaf 2 van dit artikel;

  27. voor de jacht op grof wild.

    § 2. De jacht op waterwild is verboden op een afstand van 150 meter of minder langs moerassen, waterplassen en waterlopen waarvan de oppervlakte en de bijbehorende rietkragen langs de oevers voor meer dan de helft met ijs zijn bedekt.

    § 3. In het geval van zeer harde en langdurige vorst kan de jacht tijdelijk worden opgeschort door het hoofd van het agentschap. De opschorting van de jacht kan per provincie en per categorie van wild worden ingesteld. Het hoofd van het agentschap neemt de beslissing tot opschorting van de jacht op advies van de betrokken provinciale directeur van het agentschap.

    Art. 8. Een organisator van jacht of bestrijding besteedt bij het uitoefenen van de activiteit bijzondere aandacht aan de veiligheid van de activiteit en aan de verenigbaarheid ervan met activiteiten van andere gebruikers van het buitengebied.

    De organisator van een drukjacht of een drijfjacht op grof wild of zijn aangestelde neemt de volgende maatregelen:

  28. met het oog op de verenigbaarheid met andere activiteiten worden waarschuwingsborden voor de activiteit geplaatst aan de toegangen van het gebied waarin de actie plaatsvindt. De borden worden uiterlijk op de dag die voorafgaat aan de dag waarop de activiteit plaatsvindt, geplaatst en ze worden uiterlijk een uur na het einde van de activiteit verwijderd. Het model van het aankondigingsbord wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking gesteld op de website www.natuurenbos.be van het agentschap;

  29. met het oog op een betere gebiedsgerichte samenwerking om de efficiëntie van een drukjacht of drijfjacht op grof wild te verhogen, nodigt de organisator van de drukjacht of drijfjacht minstens vijf dagen voor de actie de jachtrechthouders of WBE's die een jachtterrein hebben dat paalt aan het jachtterrein van de organisator, uit voor een overleg. De schriftelijke neerslag van dat overleg wordt gevoegd bij de melding van de actie aan de provinciale dienst van het agentschap en aan de burgemeester van het grondgebied waarop de activiteit plaatsvindt;

  30. met het oog op de verenigbaarheid van drukjacht en drijfjacht op grof wild met andere activiteiten brengt de organisator minstens drie werkdagen voor de aanvang van de activiteit de provinciale dienst van het agentschap en de burgemeester van het grondgebied waarop de activiteit plaatsvindt, op de hoogte van de activiteit.

    Afdeling 2. - Algemene voorwaarden voor het gebruik van vuurwapens en munitie

    Art. 9. Voor het uitoefenen van elke vorm van jacht of van bestrijding worden de volgende types van vuurwapens gebruikt:

  31. geweren met gladde loop van ten minste het kaliber 36 en ten hoogste 8;

  32. geweren met getrokken loop met een nominaal kaliber van ten minste .22 Engelse duim en groter;

  33. geweren met gladde en getrokken loop die elk beantwoorden aan de gestelde grenzen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT