28 MAART 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding, artikel 18/1;

Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, artikel 7 en artikel 8, § 2;

Gelet op het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, artikel 55, eerste lid, 2° en artikel 57;

Gelet op het decreet van 31 mei 2013 houdende toekenning van bepaalde bevoegdheden aan de provincies in de aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 2 tot en met 5;

Gelet op het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning, artikel 8, derde lid, artikel 9, tweede lid, artikel 12, § 3, tweede lid, artikel 13, tweede lid, artikel 14, § § 2, 3 en 5, artikel 15, artikel 20, eerste en tweede lid, artikel 24 en 25;

Gelet op het decreet van 22 november 2013 betreffende de lokale diensteneconomie, artikel 4;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 februari 2014;

Gelet op advies 55.479/3 van de Raad van State, gegeven op 24 maart 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding en de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging,

BESLUIT:

Titel 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. aanbodsvorm: de wijze waarop, met het oog op de omschreven doelstellingen, een welbepaalde combinatie van opdrachten uitgevoerd wordt;

  2. agentschap: het agentschap, vermeld in artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin;

  3. decreet van 29 november 2013: het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning;

  4. ondersteuningsbron: een ondersteunende maatregel, voorziening, activiteit of aanbodsvorm die door gezinnen met kinderen en jongeren, alsook door kinderen en jongeren zelf gebruikt kan worden;

  5. opvoedingsverantwoordelijken: elke ouder van een kind of jongere of elke natuurlijke persoon die een of meer kinderen of jongeren feitelijk opvoedt;

  6. organisator: een natuurlijke persoon, feitelijke vereniging of rechtspersoon;

  7. saldoafrekening: de definitieve vaststelling van het subsidiebedrag voor een jaar;

  8. Zorginspectie: het agentschap, vermeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Zorginspectie.

    Alle in dit besluit vermelde bevoegdheden van het agentschap, vermeld in punt twee van het eerste lid, die een impact hebben op de erkenning en/of subsidiëring van de aanbodsvorm, vermeld in titel 3, hoofdstuk 1, afdeling 5, onderafdeling 5, worden pas uitgeoefend na de verplichte inwinning van advies bij het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Afdeling Welzijn en Samenleving. Daarnaast gebeurt de effectieve uitbetaling, vermeld in artikel 62 en de effectieve terugvordering, vermeld in artikel 79, door het agentschap, vermeld in punt twee van het eerste lid en het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Afdeling Welzijn en Samenleving, elk voor hun deel.

    Alle in dit besluit vermelde delegaties aan de minister hebben betrekking op de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De delegatie, vermeld in artikel 50, heeft echter ook betrekking op de minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, voor wat betreft de uitvoering van de bepalingen, vermeld in artikel 48.

    Art. 2. Conform artikel 2 tot en met 6 van het decreet van 31 mei 2013 houdende toekenning van bepaalde bevoegdheden aan de provincies in de aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, kunnen de provincies hun opdrachten uitvoeren ten aanzien van de Huizen van het Kind of ten aanzien van de door of krachtens dit besluit erkende of gesubsidieerde aanbodsvormen.

    Art. 3. Conform artikel 18/1 van het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding kan de subsidie voor de bestrijding van kinderarmoede door het lokale bestuur aangewend worden in het kader van de Huizen van het Kind of in het kader van de door of krachtens dit besluit erkende of gesubsidieerde aanbodsvormen.

    Art. 4. Een samenwerkingsverband dat erkend of gesubsidieerd wordt als Huis van het Kind of een organisator die erkend of gesubsidieerd wordt voor de uitvoering van een aanbodsvorm, kan in aanmerking genomen worden voor de toewijzing van een inschakelingstraject als vermeld in artikel 4 van het decreet van 22 november 2013 betreffende de lokale diensteneconomie, voor zover voldaan is aan de in dat artikel vervatte voorwaarden.

    Titel 2. Huizen van het Kind

    Hoofdstuk 1. Erkenning

    Afdeling 1. Algemene bepalingen

    Art. 5. Het agentschap beslist over de toekenning van een erkenning als Huis van het Kind.

    Art. 6. Een erkenning gaat gepaard met de toelating tot gebruik van de benaming Huis van het Kind en de toekenning van het logo, vermeld in artikel 13, eerste lid, van het decreet van 29 november 2013.

    Art. 7. Het agentschap kent een erkenning toe voor onbepaalde duur.

    Afdeling 2. Erkenningsvoorwaarden

    Onderafdeling 1. Algemene erkenningsvoorwaarden

    Art. 8. Om erkend te worden als Huis van het Kind, moet het samenwerkingsverband:

  9. een ontvankelijke aanvraag indienen;

  10. beschikken over een voorstel van werkingsgebied als vermeld in artikel 9 van het decreet van 29 november 2013;

  11. voldoen aan:

    1. de voorwaarde inzake de samenwerking met het lokale bestuur, vermeld in artikel 7 van het decreet van 29 november 2013;

    2. de voorwaarde inzake het minimaal verplichte aanwezige aanbod, vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van het decreet van 29 november 2013;

    3. de voorwaarde inzake de verplichte aansluiting van het aanbod, vermeld in artikel 12, § 2, van het decreet van 29 november 2013;

  12. zich ertoe verbinden maximaal twee jaar na het verkrijgen van de erkenning te voldoen aan:

    1. de voorwaarde inzake doorverwijzing, vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 4°, van het decreet van 29 november 2013;

    2. de voorwaarde inzake de aansluiting bij het lokaal sociaal beleid, vermeld in artikel 12, § 5, van het decreet van 29 november 2013;

    3. de voorwaarde inzake het openstellen van het Huis van het Kind, vermeld in artikel 12, § 3, van het decreet van 29 november 2013, en in artikel 10 van dit besluit;

    4. de voorwaarde inzake het ondernemen van concrete acties, vermeld in artikel 12, § 4, van het decreet van 29 november 2013, ter realisatie van de doelstellingen, vermeld in het decreet van 29 november 2013;

    5. de voorwaarde inzake de bekendmaking van het aanbod, vermeld in artikel 12, § 1, tweede en vierde lid, van het decreet van 29 november 2013.

    Art. 9. Het agentschap beslist op basis van het voorstel, vermeld in artikel 8, 2°, over het werkingsgebied.

    Art. 10. Elke actor kan toetreden tot of aanbod binnenbrengen in het Huis van het Kind om de doelstellingen te realiseren, vermeld in het decreet van 29 november 2013.

    Een weigering tot toetreding van een actor of het binnenbrengen van aanbod of de uitsluiting van een actor of aanbod tot het Huis van het Kind wordt gemotiveerd. De motivering verwijst altijd minstens naar de doelstellingen, vermeld in artikel 5, 6, 10 en 11 van het decreet van 29 november 2013.

    Onderafdeling 2. Administratieve verplichtingen

    Art. 11. Het samenwerkingsverband is in staat om, op eenvoudig verzoek van het agentschap, te rapporteren over de samenwerking en de werkzaamheden. De minister bepaalt de nadere regels met betrekking tot de rapportage, met name de categorieën die gevraagd zullen worden.

    Hoofdstuk 2. Subsidiëring

    Afdeling 1. Algemene bepalingen

    Art. 12. Het agentschap beslist binnen de perken van de begrotingskredieten over de toekenning van een subsidie ten behoeve van een Huis van het Kind. De beslissing inzake toekenning van een subsidie wordt genomen na een aanvraagoproep die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 89.

    Art. 13. Het agentschap kent een subsidie toe voor onbepaalde duur.

    Afdeling 2. Subsidievoorwaarden

    Art. 14. Om een subsidie voor een Huis van het Kind te kunnen krijgen, moet het samenwerkingsverband:

  13. een ontvankelijke aanvraag indienen;

  14. de vorm aannemen van een feitelijke vereniging of vzw zoals vermeld in artikel 14, § 1, 3°, van het decreet van 29 november 2013;

  15. voldoen aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 8, 2° en 3°;

  16. zich ertoe verbinden maximaal twee jaar na het verkrijgen van de subsidie te voldoen aan:

    1. de voorwaarde inzake doorverwijzing, vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 4°, van het decreet van 29 november 2013;

    2. de voorwaarde inzake de aansluiting bij het lokaal sociaal beleid, vermeld in artikel 12, § 5, van het decreet van 29 november 2013;

    3. de voorwaarde inzake het realiseren van de doelstellingen, vermeld in artikel 14, § 1, 4°, van het decreet van 29 november 2013;

    4. de voorwaarde inzake het actief betrekken van andere actoren, vermeld in artikel 14, § 1, 2°, van het decreet van 29 november 2013, en artikel 10 van dit besluit;

    5. de voorwaarde inzake de bekendmaking van het aanbod, vermeld in artikel 12, § 1, tweede en vierde lid, van het decreet van 29 november 2013.

    Art. 15. Als voldaan is aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 14, krijgt het samenwerkingsverband een erkenning als Huis van het Kind in de zin van artikel 5. De erkenning gaat gepaard met de toelating tot gebruik van de benaming Huis...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT