4 DECEMBER 2012. - Wet tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van de Belgische nationaliteit

Art. 2. Artikel 1 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidende :

§ 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

1° hoofdverblijfplaats : de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister;

2° vreemdelingenwet : de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;

3° regularisatiewet : de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk;

4° gewichtige feiten eigen aan de persoon zijn, met name :

a) het feit zich te bevinden in een van de gevallen bedoeld in artikel 23 of 23/1;

b) het feit aanhanger te zijn van een beweging of organisatie die door de Veiligheid van de Staat als gevaarlijk wordt beschouwd;

c) het feit dat de identiteit of hoofdverblijfplaats onmogelijk kan worden gecontroleerd of de identiteit niet kan worden gewaarborgd;

d) het feit dat aan de aanvrager, omwille van eender welke vorm van sociale of fiscale fraude, door de rechter een definitieve straf is opgelegd die in kracht van gewijsde is gegaan.

5° bewijs van kennis van één van de drie landstalen : minimale kennis van één van de drie landstalen die gelijk is aan het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen. Dit bewijs dient te worden geleverd aan de hand van de bewijsmiddelen bepaald in een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad;

6° werkdag : de werkdag zoals bedoeld in artikel 53 van het Gerechtelijk Wetboek;

7° arbeidsdag : de arbeidsdagen en de met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen in de zin van artikel 37 en 38 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, met dien verstande dat de in het buitenland verrichte arbeid en de in het buitenland gelijkgestelde dagen niet worden meegerekend. Ingeval de vreemdeling in de referentieperiode van vijf jaar enerzijds als werknemer en/of als statutair benoemde in overheidsdienst en anderzijds, als zelfstandige in hoofdberoep heeft gewerkt, wordt ieder als zelfstandige in hoofdberoep gewerkt kwartaal voor 78 arbeidsdagen in rekening gebracht. Deeltijdse arbeid, die in uren wordt uitgedrukt, wordt in aanmerking genomen volgens de formule die wordt gebruikt met toepassing van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en de ministeriële besluiten die daaraan uitvoering geven;

8° sociale fraude : iedere inbreuk op een sociale wetgeving;

9° fiscale fraude : iedere inbreuk op de fiscale wetboeken of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten die wordt begaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden.

De lijst van gewichtige feiten eigen aan de persoon die in het 4° bedoeld worden, kan aangevuld worden door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

.

Art. 3. Artikel 5, § 1, van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 6 augustus 1993 en hersteld bij de wet van 1 maart 2000, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :

De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en op voordracht van de minister van Buitenlandse zaken, een lijst van landen waarvoor de in het eerste lid bedoelde onmogelijkheid of zware moeilijkheden worden aanvaard.

.

Art. 4. Artikel 7bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006, wordt vervangen door wat volgt :

Art. 7bis. § 1. Voor de toepassing van de bepalingen van dit Wetboek inzake verkrijging of herkrijging van de Belgische nationaliteit, moet de vreemdeling zijn hoofdverblijfplaats in België hebben gevestigd op grond van een wettelijk verblijf, en dit zowel op het ogenblik van het indienen van zijn verzoek of verklaring als gedurende de onmiddellijk hieraan voorafgaande periode. Zowel het wettelijk verblijf als het hoofdverblijf dienen ononderbroken te zijn.

§ 2. Onder wettelijk verblijf wordt verstaan :

1° wat het ogenblik van de indiening van zijn verzoek of verklaring betreft : toegelaten of gemachtigd zijn tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of om er zich te vestigen op basis van de vreemdelingenwet;

2° wat de voorafgaande periode betreft : toegelaten of gemachtigd zijn om meer dan drie maanden in het Rijk te verblijven of om er zich te vestigen overeenkomstig de vreemdelingenwet of de regularisatiewet.

De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, welke documenten in aanmerking komen als bewijs van het in het eerste lid bedoelde verblijf.

§ 3. In de gevallen bepaald in dit Wetboek wordt het ononderbroken karakter van het verblijf bedoeld in § 2 niet beïnvloed door tijdelijke afwezigheden van hoogstens zes maanden, voor zover deze afwezigheden in totaal de duur van een vijfde van de in dit Wetboek vereiste termijnen voor verkrijging van de nationaliteit niet overschrijden.

.

Art. 5. In hoofdstuk II van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van afdeling 3 aangevuld met de woorden « of als gezamenlijk gevolg van een akte van verkrijging » en wordt het opschrift van afdeling 4 opgeheven.

Art. 6. Artikel 11 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 13 juni 1991, wordt vervangen door wat volgt :

Art. 11. § 1. Volgende kinderen zijn Belg op grond van geboorte in België :

1° het kind in België geboren, voor zover minstens één van de ouders :

a) zelf in België is geboren;

b) en gedurende vijf jaar in de loop van de tien jaren voorafgaand aan de geboorte van het kind zijn hoofdverblijfplaats in België heeft gehad;

2° het kind in België geboren en geadopteerd door een vreemdeling, voor zover de adoptant :

a) zelf in België is geboren;

b) en gedurende vijf jaar in de loop van de tien jaren voorafgaand aan de dag waarop de adoptie uitwerking heeft, zijn hoofdverblijfplaats in België heeft gehad.

Indien de afstamming ten aanzien van de ouder bedoeld in het eerste lid, 1°, pas wordt vastgesteld na de datum van het vonnis of arrest dat de adoptie homologeert of uitspreekt, dan wordt de Belgische nationaliteit slechts toegekend aan het kind indien de afstamming wordt vastgesteld ten aanzien van de adoptant of diens echtgenoot.

De persoon aan wie de Belgische nationaliteit is toegekend krachtens het eerste lid, 1°, behoudt die nationaliteit indien hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is op het ogenblik dat zijn afstamming niet langer vaststaat. Indien hij de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt noch ontvoogd is, dan kunnen de handelingen die verricht werden toen de afstamming nog vaststond en waarvoor de staat van Belg vereist was, niet betwist worden enkel en alleen omdat de belanghebbende die nationaliteit niet bezat. Dit is eveneens het geval voor de rechten die vóór deze datum verkregen zijn.

De Belgische nationaliteit toegekend krachtens het eerste lid, 2°, wordt toegekend vanaf de dag waarop de adoptie uitwerking heeft, tenzij het kind op die dag de leeftijd van achttien jaar bereikt heeft of ontvoogd is.

§ 2. Is Belg ingevolge een verklaring afgelegd door de ouders of adoptanten, het kind in België geboren en dat sinds zijn geboorte zijn hoofdverblijfplaats in België heeft en dit voor zover de ouders of de adoptanten :

a) een verklaring afleggen voor het kind de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt;

b) en gedurende de tien jaren voorafgaand aan de verklaring hun hoofdverblijfplaats in België hebben gehad;

c) en minstens een van hen op het ogenblik van de verklaring toegelaten of gemachtigd is om voor onbeperkte duur in België te verblijven.

De in het eerste lid bedoelde verklaring wordt door beide ouders gezamenlijk afgelegd wanneer de afstamming van het kind ten aanzien van beiden vaststaat. Bij adoptie door twee personen wordt deze verklaring door de twee adoptanten gezamenlijk afgelegd. De verklaring van één ouder of adoptant volstaat indien de andere ouder of adoptant :

a) overleden is;

b) of in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven;

c) of afwezig is verklaard;

d) of zijn hoofdverblijfplaats niet meer in België heeft, maar in de toekenning van de Belgische nationaliteit toestemt.

De verklaring door één ouder of adoptant volstaat eveneens indien :

a) de afstamming van het kind slechts ten aanzien van een van zijn ouders vaststaat;

b) of als het kind slechts door één persoon is geadopteerd, tenzij de adoptant de echtgenoot is van de ouder, in welk geval de verklaring door beide belanghebbenden wordt afgelegd.

De in het eerste lid bedoelde verklaring wordt afgelegd overeenkomstig artikel 15.

.

Art. 7. Artikel 11bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 juni 1991 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, wordt opgeheven.

Art. 8. Artikel 12 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door wat volgt :

Art. 12. Aan een kind dat de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt of niet ontvoogd is vóór die leeftijd, wordt de Belgische nationaliteit toegekend in geval van vrijwillige verkrijging of herkrijging van de Belgische nationaliteit door een ouder of een adoptant die het gezag over het kind uitoefent, op voorwaarde dat dat kind zijn hoofdverblijfplaats in België heeft.

.

Art. 9. Artikel 12bis van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT