Wet tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht, de 15 juillet 2013

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 2. In artikel 58 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 april 2003, worden de woorden " de tuchtrechtbanken, " ingevoegd tussen de woorden " de rechtbanken van koophandel, " en de woorden " de hoven van beroep " en worden de woorden " , de tuchtrechtbanken in hoger beroep " ingevoegd tussen de woorden " de hoven van assisen " en de woorden " en van het Hof van Cassatie ".

Art. 3. Artikel 58bis van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 juni 2006, wordt aangevuld met een 5°, luidende :

" 5° mandaat in de tuchtrechtscolleges : de mandaten van rechter in de tuchtrechtbank en van raadsheer in de tuchtrechtbank in hoger beroep. ".

Art. 4. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 259sexies/1 ingevoegd, luidende :

" Art. 259sexies/1. De rechters in de tuchtrechtbank en de raadsheren in de tuchtrechtbank in hoger beroep worden aangewezen uit de magistraten van de zetel die gedurende ten minste tien jaar een ambt van magistraat van het openbaar ministerie of van de zetel hebben uitgeoefend en die nog nooit een tuchtsanctie hebben opgelopen, tenzij deze werd uitgewist.

De rechters in de tuchtrechtbank worden door de algemene vergaderingen van de rechtbanken van eerste aanleg aangewezen voor een niet-hernieuwbare termijn van zeven jaar uit de kandidaten die op een met redenen omklede wijze door de korpschef worden voorgesteld.

De raadsheren in de tuchtrechtbank in hoger beroep worden door de algemene vergaderingen van de hoven van beroep aangewezen voor een niet-hernieuwbare termijn van zeven jaar uit de kandidaten die op een met redenen omklede wijze door de korpschef worden voorgesteld.

De Koning stelt het contingent vast van de rechters die zitting kunnen houden in de tuchtrechtbank en van de raadsheren die zitting kunnen houden in de tuchtrechtbank in hoger beroep.

De korpschefs en de leden van de Hoge Raad voor de Justitie kunnen niet worden aangewezen om zitting te houden in de tuchtrechtscolleges.

Het mandaat van rechter in de tuchtrechtbank en van raadsheer in de tuchtrechtbank in hoger beroep neemt een einde wanneer de betrokkene een in de artikelen 308, 323bis, 327 en 327bis bedoelde opdracht aanvaardt. Het mandaat neemt ambtshalve een einde wanneer hem een tuchtstraf wordt opgelegd. ".

Art. 5. In artikel 287sexies, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden " tot rechter in de tuchtrechtbank, tot raadsheer in de tuchtrechtbank in hoger beroep, " ingevoegd tussen de woorden " tot bijstandsmagistraat, " en de woorden " tot federaal magistraat ".

Art. 6. Artikel 288 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2007, wordt aangevuld met een lid, luidende :

" De installatie van de raadsheren en de raadsheren-assessoren in de tuchtrechtbank in hoger beroep en van de rechters en rechters-assessoren in de tuchtrechtbank geschiedt voor een van de kamers van het hof van beroep in het rechtsgebied waarvan de tuchtrechtbank gevestigd is, voorgezeten door de eerste voorzitter of door de raadsheer die hem vervangt, of voor de vakantiekamer. ".

Art. 7. In artikel 341 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 december 2006, wordt § 4 opgeheven.

Art. 8. Artikel 405 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 juli 2002, wordt vervangen door wat volgt :

" Art. 405. § 1. De lichte tuchtstraffen die van toepassing zijn op de leden en op de personeelsleden van de rechterlijke orde zijn :

  1. terechtwijzing;

  2. blaam.

    De zware tuchtstraffen die van toepassing zijn op de leden en op de personeelsleden van de rechterlijke orde zijn :

  3. inhouding van wedde;

  4. tuchtschorsing;

  5. lagere inschaling of verlies van de laatste weddebijslag;

  6. terugzetting of intrekking van het in artikel 58bis bedoelde mandaat;

  7. ontslag van ambtswege;

  8. ontzetting uit het ambt of afzetting.

    § 2. De inhouding van wedde wordt toegepast gedurende ten minste vijftien dagen en ten hoogste een jaar en mag niet hoger zijn dan die welke wordt bepaald in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.

    § 3. De tuchtschorsing wordt uitgesproken voor een periode van ten minste een maand en ten hoogste een jaar.

    De tuchtschorsing heeft zolang zij duurt een verlies van 20 % van de brutowedde tot gevolg.

    Gedurende de tuchtschorsing kan de betrokkene zijn aanspraken op bevordering of verhoging in weddeschaal niet doen gelden.

    § 4. De lagere inschaling bestaat in de toekenning :

  9. van een lagere weddeschaal in dezelfde graad of in dezelfde klasse;

  10. van een graad van hetzelfde niveau met een lagere weddeschaal.

    § 5. De terugzetting bestaat in de toekenning van een graad van een lager niveau of van een lagere klasse.

    Het personeelslid neemt in deze nieuwe graad of in deze nieuwe klasse rang in op de datum waarop de toekenning uitwerking heeft.

    § 6. Naast het verlies van het lopende mandaat heeft de intrekking van het in artikel 58bis bedoelde mandaat tot gevolg dat de betrokken persoon zich niet langer kan kandidaat stellen voor een in dat artikel bedoeld mandaat, behoudens de in de artikelen 421 en 422 bedoelde gevallen van uitwissing of herziening.

    De intrekking van het mandaat van korpschef leidt tot het verlies van het behoud van wedde dat wordt bedoeld in artikel 102, § 1, derde lid, van de wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem, alsook bedoeld in artikel 18 van de wet van 18 december 2006 tot wijziging van de artikelen 80, 259quater, 259quinquies, 259nonies, 259decies, 259undecies, 323bis, 340, 341, 346 en 359 van het Gerechtelijk Wetboek, tot herstel in dit Wetboek van artikel 324 en tot wijziging van de artikelen 43 en 43quater van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.

    § 7. Het ontslag van ambtswege heeft het verlies van de hoedanigheid van lid van de rechterlijke orde of van lid van het personeel van de griffies en van de parketsecretariaten tot gevolg.

    § 8. De ontzetting uit het ambt en de afzetting hebben het verlies van de hoedanigheid van lid van de rechterlijke orde of van lid van het personeel van de griffies en van de parketsecretariaten en het verlies van het rustpensioen tot gevolg.

    § 9. De ontzetting uit het ambt en de afzetting brengen het verbod op verdere uitoefening van ambten in de Rechterlijke Orde mee.

    De terechtwijzing en de blaam uitgezonderd, brengt een tuchtstraf het verbod mee zich kandidaat te stellen voor de Hoge Raad voor de Justitie, behoudens de in de artikelen 421 en 422 bedoelde gevallen van uitwissing of herziening.

    § 10. Het tuchtrechtscollege kan de uitspraak van de straf opschorten en de uitvoering van de uitgesproken straf uitstellen, in voorkomend geval onder de bijzondere voorwaarden die het bepaalt. ".

    Art. 9. Artikel 405ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 juli 2002, wordt vervangen door wat volgt :

    " Art. 405ter. De in artikel 412, §§ 1 en 2, bedoelde overheid brengt de Koning of de Minister van Justitie onverwijld op de hoogte van de aanhangigmaking bij de tuchtrechtbank. ".

    Art. 10. In artikel 405quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 juli 2002, wordt het woord " wordt " vervangen door het woord " kan " en wordt het woord " geschorst " vervangen door de woorden " geschorst worden ".

    Art. 11. In artikel 406, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 juli 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  11. het tweede lid wordt vervangen door wat volgt :

    " De ordemaatregel wordt uitgesproken door de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid voor de duur van hoogstens drie maanden en kan worden verlengd voor periodes van hoogstens drie maanden tot de eindbeslissing. De maatregel kan een inhouding van 20 % van de brutowedde meebrengen. Het openbaar ministerie kan zich wenden of wendt zich op injunctie van de Minister van Justitie tot de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid met een verzoek tot schorsing in het belang van de dienst. ";

  12. het derde lid wordt vervangen door wat volgt :

    " Een ordemaatregel of verlenging kan enkel worden uitgesproken nadat de betrokken persoon is gehoord of behoorlijk opgeroepen of, wanneer zijn verhoor onmogelijk is, nadat hij zijn verweermiddelen schriftelijk heeft kunnen doen gelden of zich heeft kunnen laten vertegenwoordigen. ";

  13. de § wordt aangevuld met de volgende leden :

    " De oproeping wordt aan de betrokken persoon bezorgd tegen ontvangstbewijs of bij een aangetekende zending, met vermelding van de ten laste gelegde feiten, de plaats waar en de termijn waarin het dossier kan worden geraadpleegd alsook de plaats en de datum van verschijning.

    Van de beslissing van de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid wordt tegen ontvangstbewijs of bij een aangetekende zending kennis gegeven aan de betrokken persoon en aan het parket binnen vijf dagen volgend op het verhoor van de betrokken persoon of op de voor dat verhoor vastgestelde datum of op de schriftelijke indiening van de verweermiddelen.

    De kennisgeving maakt melding van het recht om beroep in te stellen, alsook van de geldende vormen en termijn.

    De beslissing is onmiddellijk uitvoerbaar. ".

    Art. 12. In artikel 407 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden " van de overheid die tot het uitspreken van de schorsing bevoegd is " vervangen door de woorden " van de tuchtrechtbank ".

    Art. 13. In het tweede deel, boek II, titel V, van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van afdeling I, vervangen bij de wet van 7 juli 2002, vervangen door wat volgt : " Tuchtrechtcolleges ".

    Art. 14. Artikel 409 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT