26 MAART 2014. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken ter uitvoering van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, aangaande bewakingsondernemingen die activiteiten van beveiligd vervoer uitoefenen

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, het artikel 38 ingevoegd bij wet van 18 januari 2010;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde reglement van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken ter uitvoering van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, aangaande bewakingsondernemingen die activiteiten van beveiligd vervoer uitoefenen wordt goedgekeurd.

Art. 2. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 maart 2014.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Mevr. J. MILQUET

Bijlage : Reglement van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken ter uitvoering van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, aangaande bewakingsondernemingen die activiteiten van beveiligd vervoer uitoefenen

HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder :

  1. « wet » : wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme;

  2. « koninklijk besluit beveiligd vervoer » : koninklijk besluit van 7 april 2003 houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer;

  3. « onderneming » : onderneming bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, die activiteiten uitoefent bedoeld in 3°, a), b), of c), van hetzelfde lid;

  4. « verrichting » : één van de activiteiten bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 3°, a), b) of c), van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid;

  5. « cliënt » : natuurlijke of rechtspersoon of juridische structuur waarmee de onderneming een overeenkomst aangaat betreffende de uitvoering van één of meer verrichtingen;

  6. « uiteindelijke begunstigde » : persoon bedoeld in artikel 8, § 1, tweede lid, van de wet;

  7. « personeelslid » : persoon bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid en/of in artikel 6, eerste lid, van dezelfde wet;

  8. « preventieverantwoordelijke » : persoon belast met de voorkoming van het witwassen van geld en van de financiering van terrorisme, zoals bedoeld in artikel 18 van de wet;

  9. « C.F.I. » : Cel voor Financiële Informatieverwerking;

  10. « administratie » : Directie Private Veiligheid van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;

  11. « cheque » : papieren cheque of waardebon die in de handel als betaalmiddel kan worden aangewend.

    HOOFDSTUK 2. - Aanwijzing en rol van de verantwoordelijke voor de voorkoming van het witwassen van geld en van de financiering van terrorisme

    Art. 2. § 1. De gedelegeerd bestuurder, de zaakvoerder of, in de overige gevallen, de hoofdleidinggevende van de onderneming, wijst een preventieverantwoordelijke en een plaatsvervanger aan. Hij deelt de identiteit van deze personen mee aan de administratie.

    De functie van preventieverantwoordelijke houdt een functie in, zoals bedoeld in artikel 5 van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. De preventieverantwoordelijke en zijn plaatsvervanger moeten gemachtigd zijn om de gehele onderneming te verbinden inzake de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.

    § 2. De preventieverantwoordelijke en de plaatsvervanger bedoeld in § 1 kennen het geldende Belgische wettelijk en reglementair kader inzake de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.

    Art. 3. De preventieverantwoordelijke en de plaatsvervanger bedoeld in artikel 2, § 1, oefenen de volgende functies uit :

  12. binnen de onderneming toezien op de naleving van de bepalingen van de wet en van dit reglement;

  13. toezien op de sensibilisering en de opleiding van het personeel conform artikel 17 van de wet en artikel 27 van dit reglement alsook de uitvoering van de interne procedures van de onderneming garanderen;

  14. bijstaan van de personeelsleden van de onderneming in de toepassing van de wet en van dit reglement;

  15. fungeren als bevoorrechte contactpersonen van de administratie en van de C.F.I. voor alle vragen betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en van de financiering van terrorisme;

  16. erop toezien dat er schriftelijke verslagen worden opgesteld als bedoeld in artikel 14, § 2, van de wet en in artikel 23 van dit reglement en dat die verslagen hen worden meegedeeld;

  17. analyseren van de schriftelijke verslagen bedoeld in 5°, bestuderen van ieder verdacht element waarvan zij in kennis worden gesteld en aangiftes doen bij de C.F.I. in de gevallen bedoeld door de wet of dit reglement;

  18. instaan voor het gecentraliseerd bewaren van de documenten en overeenkomstig de artikelen 13 en 15 van de wet en 28 van dit reglement;

  19. overmaken aan de gedelegeerd bestuurder, de zaakvoerder of, in de overige gevallen, de hoofdleidinggevende van de onderneming, van de noodzakelijke gegevens opdat deze het jaarlijks activiteitenverslag bedoeld in artikel 30 van dit reglement, kan aanvullen.

    HOOFDSTUK 3. - Rangschikking van de verrichtingen op grond van de risico's op het witwassen van geld en de financiering van terrorisme

    Art. 4. Er bestaat een risico van categorie 1, dit wil zeggen een gering risico op het witwassen van geld of de financiering van terrorisme, in de volgende gevallen van vervoer van geld of cheques :

  20. wanneer de cliënt of de uiteindelijke begunstigde bpost is;

  21. wanneer de cliënt of de uiteindelijke begunstigde een kredietinstelling of financiële instelling is bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, 1°, en 11, eerste lid, 1°, van de wet;

  22. wanneer de cliënt of uiteindelijke begunstigde een vennootschap is die genoteerd is op een gereglementeerde markt in de zin van Richtlijn 2004/39/EG in een land van de Europese Economische Ruimte of in een derde land aangeduid door de Koning krachtens artikel 37, § 2, eerste lid, 3°, waar openbaarmakingsvereisten gelden die in overeenstemming zijn met de Gemeenschapswetgeving;

  23. wanneer de cliënt of de uiteindelijke begunstigde een Belgische publieke overheid is;

  24. wanneer de cliënt of de uiteindelijke begunstigde een overheid of een Europese publieke overheid is waarvan de lijst is opgesteld door de Koning, overeenkomstig artikel 37, § 2, eerste lid, 5°, van de wet;

  25. wanneer de cliënt of de uiteindelijke begunstigde een persoon of een instelling is bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet;

  26. wanneer de cliënt een regelmatige cliënt is, die een zakelijke relatie is aangegaan, die op terugkerende wijze aan de onderneming de uitvoering vraagt van verrichtingen die betrekking hebben op zijn inkomsten en wanneer de vervoerde bedragen niet overschrijden wat prima facie kan worden beschouwd als de normale en...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT