4 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, betreffende de oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 december 1981 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis, gesloten op 27 november 1981 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten, evenals zijn latere wijzigingen;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, betreffende de oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten.

Art. 2. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 september 2002.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Werkgelegenheid,

Mevr. L. ONKELINX

_______

Nota

(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad :

Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958.

Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Koninklijk besluit van 9 december 1981, Belgisch Staatsblad van 6 januari 1982.

Bijlage

Paritair Comité voor de uitzendarbeid

Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2001

Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten (Overeenkomst geregistreerd op 31 januari 2002 onder het nummer 60876/CO/322)

HOOFDSTUK I. - Oprichting, benaming, maatschappelijke zetel, doel, duur

Artikel 1. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst vervangt, met ingang van 1 januari 2002, de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981, betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten.

Vanaf 1 januari 2002 regelt onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst de werking van het fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten, opgericht door de collectieve arbeidsovereenkomst 36bis van 27 november 1981, hierna "Sociaal Fonds" genoemd.

Art. 2. De zetel van het sociaal fonds is gevestigd te 1000 Brussel, Helihavenlaan 21, bus 3.

Art. 3. Het sociaal fonds heeft tot doel :

  1. het innen van de bijdragen, die nodig zijn voor zijn werking;

  2. wanneer het uitzendbureau zijn geldelijke verplichtingen niet nakomt tegenover de uitzendkrachten, het betalen aan de werknemers van :

    1. de lonen welke zijn verschuldigd krachtens de individuele of collectieve arbeidsovereenkomsten;

    2. de vergoedingen of voordelen welke zijn verschuldigd krachtens de wet of collectieve arbeidsovereenkomsten.

  3. het verlenen aan de werknemers van elk sociaal voordeel of het verlenen aan de werknemers en werkgevers van diensten, welke het voorwerp zullen zijn van een latere collectieve arbeidsovereenkomst;

  4. het verlenen aan de uitzendkrachten, van voordelen van gelijke aard als deze welke in artikel 2 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het sociaal fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, en in hoofdstuk III van de wet van 28 juni 1966, betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen zijn voorzien;

  5. bij de uitzendbureaus en de gebruikers alsook bij hun vast personeel en bij hun uitzendkrachten, een geest van veiligheid op de werkplaatsen bevorderen, om de gezondheid en de fysieke integriteit aan de werknemers te vrijwaren en hun arbeidsvoorwaarden te verbeteren;

  6. het verlenen aan de uitzendkrachten van een eindejaarspremie onder de voorwaarden en modaliteiten, bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2001 betreffende de eindejaarspremie van de uitzendkrachten;

  7. het verlenen aan de uitzendkrachten van voordelen van dezelfde aard als deze welke voorzien zijn in artikel 4 van de wet van 12 april 1985, waarbij het sociaal fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting der ondernemingen ontslagen werknemers belast wordt met de uitbetaling van een overbruggingsvergoeding;

  8. initiatieven tot tewerkstelling van risicogroepen te bevorderen.

    Het betreft hier volgende risicogroepen :

    1. De langdurig werklozen

      Werkzoekenden die, gedurende de 6 maanden die aan hun indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking werkloosheids- of wachtuitkeringen hebben genoten voor alle dagen van de week.

    2. De laaggeschoolde werklozen

      Werklozen, ouder dan 18 jaar, die minstens 1 dag werkloos zijn en geen houder zijn van :

      - hetzij een diploma van universitair onderwijs;

      - hetzij een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of het korte type;

      - hetzij een getuigschrift van het hoger algemeen of technisch secundair onderwijs.

    3. De gehandicapten

      Werkzoekende mindervaliden die, op het ogenblik van hun indienstneming, bij het Rijksfonds voor de Sociale Reclassering van de Mindervaliden (of bij één van zijn rechtsopvolgers) zijn ingeschreven.

    4. De deeltijds leerplichtigen

      Werkzoekenden van minder dan 18 jaar die onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht en het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgen.

    5. De herintreders

      Werkzoekenden die tegelijk aan volgende voorwaarden voldoen :

      1) minstens 24 jaar zijn;

      2) geen werkloosheids- of loopbaanonderbrekingsuitkeringen genoten hebben gedurende de periode van 3 jaar die de indienstneming voorafgaat;

      3) geen beroepsactiviteit verricht hebben gedurende de periode van 3 jaar die de indienstneming voorafgaat;

      4) vóór de in 2 en 3 bedoelde periode van 3 jaar hun beroepsactiviteit onderbroken hebben ofwel nooit een dergelijke activiteit begonnen zijn.

    6. De bestaansminimumtrekkers

      Werkzoekenden die op het ogenblik van hun indienstneming sinds minstens 3 maanden zonder onderbreking het bestaansminimum ontvangen.

    7. Oudere werklozen

      Werkzoekenden, ouder dan 44 jaar, die minstens één dag werkloos zijn en geen houder zijn van :

      - hetzij een diploma van het universitair onderwijs;

      - hetzij een diploma of een getuigschrift van het hoger niet-universitair onderwijs van het korte of het lange type.

    8. Migranten

      De raad van beheer van het sociaal fonds zal bepalen welke personen tot deze categorie van werknemers behoren.

  9. het bevorderen van initiatieven inzake vorming.

    Art. 4. Het sociaal fonds wordt opgericht voor de duur bepaald in artikel 24.

    ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT