Uittreksel uit arrest nr. 18/2023 van 2 februari 2023 Rolnummer 7812 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 93, 2°, van de wet van 28 november 2021 « om justitie menselijker

Uittreksel uit arrest nr. 18/2023 van 2 februari 2023

Rolnummer 7812

In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 93, 2°, van de wet van 28 november 2021 « om justitie menselijker, sneller en straffer te maken », ingesteld door de vzw « Actieve Verdediging van de Wapenliefhebbers » en Joël Schreiber.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters Y. Kherbache, T. Detienne, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen,

wijst na beraad het volgende arrest :

I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 27 mei 2022 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 30 mei 2022, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 93, 2°, van de wet van 28 november 2021 « om justitie menselijker, sneller en straffer te maken » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 november 2021, tweede editie) door de vzw « Actieve Verdediging van de Wapenliefhebbers » en Joël Schreiber, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. N. Demeyere, advocaat bij de balie van West-Vlaanderen.

(...)

II. In rechte

(...)

Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan

B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 93, 2°, van de wet van 28 november 2021 « om justitie menselijker, sneller en straffer te maken » (hierna : de wet van 28 november 2021).

Die bepaling heeft artikel 19, eerste lid, van de wet van 8 juni 2006 « houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens » (hierna : de Wapenwet) aangevuld met een 8°, waardoor het voortaan verboden is « een wapen te verwerven dat in België wordt voorhanden gehouden in strijd met [de Wapenwet] of met haar uitvoeringsbesluiten ».

B.1.2. De memorie van toelichting van de wet van 28 november 2021 vermeldt daaromtrent :

Personen mogen een wapen dat in België voorhanden wordt gehouden in strijd met de wapenwet of met haar uitvoeringsbesluiten, niet legaal kunnen verwerven of voorhanden hebben.

Het legaliseren van wapens die illegaal voorhanden worden gehouden en dus deel uitmaken van het illegale circuit komt neer op het witwassen van ' zwarte ' wapens.

Conform artikel 4 van de wapenwet moeten alle in België gefabriceerde of ingevoerde vuurwapens ingeschreven worden in een centraal wapenregister, waar deze wapens een uniek identificatienummer toegewezen krijgen.

Het betreft een cruciaal element voor de opspoorbaarheid van vuurwapens. Van zodra een vuurwapen voorhanden wordt gehouden in België wordt dit geregistreerd in het centraal wapenregister, zo ook in geval van de overdracht van het wapen.

In de praktijk is echter gebleken dat het bijvoorbeeld voor een houder van een sportschutterslicentie actueel mogelijk is om een illegaal voorhanden gehouden vuurwapen (dat per definitie niet geregistreerd wapenbezit inhoudt) probleemloos over te nemen. Dit werkt illegale wapenhandel in de hand : immers zwarte wapens krijgen hierdoor een legale status en het onbestraft laten van de verkrijger van dergelijke wapens is een belangrijke faciliterende factor.

Het invoeren van deze verbodsbepaling is bijgevolg een belangrijk element in de strijd tegen illegale wapenhandel en in het verzekeren van de opspoorbaarheid van vuurwapens

(Parl. St., Kamer, 2020-2021, DOC 55-2175/001, pp. 59-60).

B.2. De overtreding van het aldus ingevoerde verbod kan aanleiding geven tot strafsancties. Artikel 23 van de Wapenwet bepaalt immers :

Zij die de bepalingen van deze wet of van haar uitvoeringsbesluiten evenals de in artikel 47 bedoelde wet overtreden, worden gestraft met gevangenisstraf van één maand tot vijf jaar en met een geldboete van 100 euro tot 25 000 euro, of met een van deze straffen alleen.

Met dezelfde straffen worden gestraft zij die wetens onjuiste verklaringen hebben afgelegd om de erkenningen of vergunningen bedoeld door deze wet of door de besluiten tot uitvoering ervan te verkrijgen, alsook de personen die van deze verklaringen gebruik maken.

Indien de in het eerste lid bedoelde inbreuken worden gepleegd door een overeenkomstig artikel 5 erkend persoon of ten aanzien van een minderjarige, wordt het vastgestelde strafminimum op een gevangenisstraf van een jaar gebracht.

In afwijking van het eerste tot derde lid, worden de niet overeenkomstig artikel 5 erkende personen die de artikelen 12/1, eerste lid, 4°, en 35, 1°, van deze wet of hun uitvoeringsbesluiten overtreden, gestraft met geldboete van zesentwintig euro tot honderd euro. De boete kan zo veel keer worden toegepast als er wapens zijn. Indien de feiten met kwaadwillig opzet zijn gepleegd of in geval van een tweede veroordeling wegens een van de in deze bepalingen omschreven misdrijven, gepleegd binnen een termijn van vijf jaar, te rekenen van de eerste, wordt de straf verhoogd tot een geldboete van honderdeen euro tot driehonderd euro.

Poging tot het plegen van het in het eerste lid bedoelde misdrijf, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijftienduizend euro, of met een van die straffen alleen.

In geval van een inbreuk bedoeld in het eerste tot derde lid, in het vierde lid, derde zin, of in het vijfde lid, en onverminderd de toepassing van artikel 8, tweede lid, wordt de verbeurdverklaring uitgesproken overeenkomstig artikel 42 van het Strafwetboek. Het staat de rechter evenwel vrij ze niet uit te spreken in geval van een inbreuk bedoeld in het vierde lid, derde zin of in geval van inbreuk op de krachtens artikel 35, 7°, genomen reglementaire bepalingen

.

Ten aanzien van het belang

B.3.1. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar.

Wanneer een vereniging zonder winstoogmerk die niet haar persoonlijk belang aanvoert, voor het Hof optreedt, is vereist dat haar statutair doel van bijzondere aard is en, derhalve, onderscheiden van het algemeen belang; dat zij een collectief belang verdedigt; dat haar doel door de bestreden norm kan worden geraakt; dat ten slotte niet blijkt dat dit doel niet of niet meer werkelijk wordt nagestreefd.

B.3.2. Het statutair doel van de eerste verzoekende partij, de vzw « Actieve Verdediging van de Wapenliefhebbers », bestaat krachtens artikel 4 van haar statuten onder meer in de verdediging en de behartiging van « het particuliere wapenbezit in het algemeen », alsook van « de belangen van de particuliere wapenbezitters, ongeacht de activiteit die ze met hun wapens voeren (zoals sportschutters, recreatieve schutters...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT