Uittreksel uit arrest nr. 94/2022 van 7 juli 2022 Rolnummer 7632 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 30 mei 2021 « tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 28 januari 2021

Uittreksel uit arrest nr. 94/2022 van 7 juli 2022

Rolnummer 7632

In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 30 mei 2021 « tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 28 januari 2021 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2021 » en, in ondergeschikte orde, van artikel 1, § 6, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit, ingesteld door de nv « Casino Kursaal Oostende » en de beroepsvereniging « Belgian Gaming Association ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters J.-P. Moerman, T. Giet, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune en W. Verrijdt, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 8 september 2021 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 9 september 2021, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 30 mei 2021 « tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 28 januari 2021 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2021 » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 3 juni 2021) en, in ondergeschikte orde, van artikel 1, § 6, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 januari 2021, tweede editie) door de nv « Casino Kursaal Oostende » en de beroepsvereniging « Belgian Gaming Association », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. M. Ryckman, advocaat bij de balie te Brussel.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de situering van de bestreden wet

    B.1.1. Om de bescherming van het publiek en de controle op de kansspelensector te versterken heeft de wetgever de Kansspelcommissie opgericht, bij artikel 9 van de wet van 7 mei 1999 « op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers » (hierna : de Kansspelwet).

    De bevoegdheid van de Kansspelcommissie is drievoudig. Zij brengt advies uit over wetgevende of regelgevende initiatieven met betrekking tot de kansspelen, staat in voor het uitreiken van de vergunningen aan de kansspelinrichtingen en ziet toe op de toepassing en naleving van de betrokken regelgeving (artikelen 20 en 21 van de Kansspelwet).

    B.1.2. Om in de financiering van de Commissie te voorzien, heeft de wetgever het fonds van de Kansspelcommissie ingesteld. Dat fonds wordt gestijfd met bijdragen die de vergunninghouders betalen. De oprichtings-, personeels- en werkingskosten van de commissie en haar secretariaat komen op die manier volledig ten laste van de vergunninghouders.

    De Koning bepaalt het bedrag van de verschuldigde bijdragen bij een in Ministerraad overlegd besluit. De Kamer van volksvertegenwoordigers dient dat besluit te bekrachtigen (artikel 19, § 2, van de Kansspelwet).

    B.2.1. De bestreden wet bepaalt :

    Art. 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

    Art. 2. Het koninklijk besluit van 28 januari 2021 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2021 is bekrachtigd met uitwerking op de dag van zijn inwerkingtreding

    .

    B.2.2. De grieven van de verzoekende partijen betreffen niet de bekrachtiging van het koninklijk besluit, maar de bepalingen van artikel 1 van het bekrachtigde besluit. Door de bestreden wet hebben die bepalingen kracht van wet gekregen. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 januari 2021 « betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2021 » (hierna : het koninklijk besluit van 28 januari 2021) bepaalt :

    § 1. Voor het burgerlijk jaar 2021 bedraagt de retributie voor een vergunning klasse A 22.085 euro, voor een vergunning klasse A+ 11.042 euro, voor een vergunning klasse B 11.042 euro en voor een vergunning klasse B+ 11.042 euro.

    Daarenboven bedraagt de retributie voor de houders van een vergunning klasse A, die automatische toestellen exploiteren, 714 euro per toestel met een minimum van 21.475 euro.

    § 2. Voor de houders van een vergunning klasse C die hun vergunning ontvangen in het burgerlijk jaar 2021, bedraagt de bijdrage 752 euro.

    § 3. De bijdrage voor een vergunning klasse E wordt berekend op basis van de verleende diensten.

    Voor de vergunninghouders die diensten leveren inzake onderhoud, herstelling of uitrusting van kansspelen waarvan zij geen eigenaar zijn, bedraagt de bijdrage 3.682 euro.

    Voor de vergunninghouders die instaan voor het leveren van deze diensten voor de uitbating van kansspelen via informatiemaatschappij, bedraagt de retributie 12.603 euro.

    Voor de andere vergunninghouders bedraagt de retributie 1.842 euro per aangevatte schijf van 50 toestellen.

    § 4. De retributie voor een vergunning klasse F1 bedraagt 12.603 euro, voor een vergunning klasse F1+ 12.603 euro en voor een vergunning F2 voor het aannemen van weddenschappen binnen een kansspelinrichting klasse IV 3.780 euro. Voor de houders van een vergunning F2 die weddenschappen aannemen buiten een kansspelinrichting klasse IV bedraagt de retributie 1.737 euro.

    De retributie voor automatische kansspelen zoals bedoeld in artikel 43/4, § 2, 3de lid, van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, bedraagt 446 euro.

    § 5. Voor een vergunning klasse G1 bedraagt de retributie 22.085 euro en voor een vergunning klasse G2 123 euro.

    § 6. Voor de houders van een vergunning klasse A, A+, B, B+, E, F1, F1+ en G, worden de retributies, één keer per jaar, betaald, ongeacht de duur van de uitbating en dit voor heel de komende werkingsperiode van de commissie, die overeenkomt met één burgerlijk jaar. Het bedrag van de retributies wordt jaarlijks vastgesteld.

    Voor de houders van een vergunning klasse C en F2 dient de bijdrage te worden betaald vóór de vergunning wordt toegekend...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT