Uittreksel uit arrest nr. 120/2021 van 30 september 2021 Rolnummer 7338 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende

Uittreksel uit arrest nr. 120/2021 van 30 september 2021

Rolnummer 7338

In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen », ingesteld door Didier Mercier en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter F. Daoût en emeritus rechter T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter F. Daoût,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 december 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 31 december 2019, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 juli 2019) door Didier Mercier, Frédéric Dermien, Antoine Bouko en Thomas Lallemand, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. I. Leroy, advocaat bij de balie te Charleroi.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan

    B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 mei 2019 « houdende diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en schoolgebouwen » (hierna : het decreet van 3 mei 2019), dat bepaalt :

    In artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 april 1959 tot regeling van het stelsel der dienstprestaties van de surveillanten en studiemeesters bij de Rijksinrichtingen voor middelbaar en technisch onderwijs, worden het tweede lid en het derde lid geschrapt en vervangen door de volgende leden, luidend als volgt :

    ' Voor de bepaling van de arbeidsduur worden de aanwezigheidsuren van de personeelsleden in het internaat tussen tweeëntwintig uur dertig en zes uur dertig beschouwd als de tijd gedurende welke het personeelslid ter beschikking van de werkgever staat en worden naar rata van vier uur bezoldigd.

    De wekelijkse arbeidsduur, door alle uren van aanwezigheid van de werknemer in het internaat mee te tellen, inclusief die tussen tweeëntwintig uur dertig en zes uur dertig, mag gemiddeld niet meer dan 48 uur bedragen over een referentieperiode van tien maanden die op 1 september begint en op 30 juni eindigt.

    De referentieperiode bedoeld in het eerste lid wordt tot twaalf maanden verlengd, tussen 1 september tot 31 augustus voor permanente opvangtehuizen.

    Het aantal prestaties van de personeelsleden die ter plaatse moeten slapen, mag gemiddeld drie nachten per week over de periode van tien maanden niet overschrijden. '

    Die bepaling vloeit voort uit een amendement, waarvan de verantwoording luidt :

    De aanzienlijke budgettaire impact van de toepassing van de Belgische rechtspraak en van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen vereist dat progressief te werk wordt gegaan.

    Bijgevolg en in een eerste fase zal een door een opvoeder in een internaat gepresteerde nacht worden meegeteld als vier diensturen in plaats van als drie uren vandaag.

    Dat artikel maakt het mogelijk de prestaties van een nacht van acht uren mee te tellen naar rata van vier diensturen. Teneinde de organisatie van die prestaties in de betrokken internaten en opvangtehuizen te vergemakkelijken, worden de prestaties berekend op basis van een referentieperiode van tien maanden die begint op 1 september en eindigt op 30 juni. Die prestaties mogen niet meer bedragen dan gemiddeld 48 uur per week.

    De Vlaamse Gemeenschap telt de nachturen van de opvoeders in internaten mee naar rata van vier diensturen. De nacht wordt er geteld als acht uren. Het onderhavige amendement voert dus een vergelijkbare regeling in de Franse Gemeenschap in

    (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2018-2019, nr. 825/2, p. 3).

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep

    B.2. De Franse Gemeenschapsregering voert aan dat de verzoekende partijen niet doen blijken van een belang bij hun beroep, daar zij zich, in geval van vernietiging van de bestreden bepaling, in een minder gunstige situatie zouden bevinden. Immers, de bestreden bepaling verbetert hun situatie doordat zij erin voorziet dat de prestaties 's nachts van de opvoeders in een internaat - de zogeheten « slapende wachten », omdat de opvoeders op hun arbeidsplaats kunnen slapen terwijl zij ter beschikking staan wanneer dat nodig is - voortaan worden meegeteld als vier uur en als dusdanig worden vergoed, tegenover drie uur voorheen.

    De Vlaamse Regering is van haar kant van mening dat de verzoekende partijen doen blijken van een belang bij hun beroep, op voorwaarde dat zij aantonen waar zij daadwerkelijk zijn tewerkgesteld en dat zij bijgevolg vallen onder de toepassing van de bestreden bepaling.

    B.3.1. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

    B.3.2. In zoverre de bestreden bepaling de maximale wekelijkse arbeidsduur van de opvoeders in de internaten van de inrichtingen van het algemeen en technisch secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap vaststelt op 48 uur, duur waarvan de naleving moet worden gecontroleerd op basis van een referentieperiode van tien maanden die op 1 september begint en op 30 juni eindigt, en in zoverre zij bepaalt dat de prestaties 's nachts worden vergoed ten belope van vier uur voor acht uur effectieve aanwezigheid, raakt zij de situatie van de partijen, die verklaren te werken als opvoeders in dergelijke internaten, rechtstreeks en ongunstig.

    In dat verband zij onderstreept dat geen enkele bepaling van de bijzondere wet van 6 januari 1989 de verzoekende partijen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT