Uittreksel uit arrest nr. 131/2021 van 7 oktober 2021 Rolnummer 7301 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 2 mei 2019 « tot wijziging van het Wetboek van economisch recht

Uittreksel uit arrest nr. 131/2021 van 7 oktober 2021

Rolnummer 7301

In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 2 mei 2019 « tot wijziging van het Wetboek van economisch recht, teneinde de kinderopvangdiensten toe te voegen aan de uitzonderingen op de auteursrechtenregeling », ingesteld door de cvba « Belgische vereniging van auteurs, componisten en uitgevers » (SABAM) en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters en S. de Bethune, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter F. Daoût, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter F. Daoût,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 19 november 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 21 november 2019, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 2 mei 2019 « tot wijziging van het Wetboek van economisch recht, teneinde de kinderopvangdiensten toe te voegen aan de uitzonderingen op de auteursrechtenregeling » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 21 mei 2019) door de cvba « Belgische vereniging van auteurs, componisten en uitgevers » (SABAM), de cvba « Société de l'Industrie Musicale - Muziekindustrie Maatschappij » en de cvba « PlayRight », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. B. Michaux en Mr. M. Verdussen, advocaten bij de balie te Brussel.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    B.1.1. Het beroep tot vernietiging is gericht tegen de wet van 2 mei 2019 « tot wijziging van het Wetboek van economisch recht, teneinde de kinderopvangdiensten toe te voegen aan de uitzonderingen op de auteursrechtenregeling » (hierna : de wet van 2 mei 2019).

    Krachtens artikel XI.165 van het Wetboek van economisch recht, beschikt de auteur van een werk van letterkunde of kunst over exclusieve rechten, waaronder het recht om « het op welke wijze of in welke vorm ook, [...] te reproduceren of te laten reproduceren », en het recht om « het werk volgens ongeacht welk procedé, met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek op zodanige wijze dat deze [lees : dit] voor leden van het publiek op een door hem individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn [lees : is] aan het publiek mede te delen ». Krachtens artikel XI.186, eerste alinea, van het Wetboek van economisch recht, worden databanken « die door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de auteur vormen, [...] als zodanig door het auteursrecht beschermd ». Het Wetboek van economisch recht voorziet in algemene of specifieke uitzonderingen voor onderwijs en wetenschappelijk onderzoek op die auteursrechten.

    Overeenkomstig de artikelen XI.205, § 1, en XI.209, § 1, van het Wetboek van economisch recht, beschikken de uitvoerende kunstenaar en de producent van fonogrammen of van eerste vastleggingen van films eveneens over exclusieve rechten om hun prestatie te reproduceren of de reproductie ervan toe te staan, op welke wijze of in welke vorm ook. Op die naburige rechten van het auteursrecht bestaan eveneens algemene uitzonderingen en uitzonderingen die specifiek zijn voor onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

    B.1.2. De wet van 2 mei 2019 heeft tot doel het voordeel van de uitzonderingen op de auteursrechten en naburige rechten uit te breiden tot de instellingen voor kinderopvang die door de overheid zijn erkend of opgericht.

    Het beroep is ingesteld door de cvba « Belgische Vereniging van auteurs, componisten en uitgevers » (SABAM), de cvba « Société de l'Industrie Musicale - Muziekindustrie Maatschappij » (SIMIM) en de cvba « PlayRight ». De verzoekende partijen innen en verdelen de rechten die voortvloeien uit de auteursrechten en de naburige rechten.

    Ten aanzien van de bestreden wet en de context ervan

    B.2. De wetgeving betreffende de auteursrechten en de naburige rechten, die was vastgelegd in de wet van 30 juni 1994 « betreffende het auteursrecht en de naburige rechten » (hierna : de wet van 30 juni 1994), werd opgenomen in boek XI van het Wetboek van economisch recht, bij de wet van 19 april 2014 « houdende invoeging van boek XI, ' Intellectuele eigendom ' in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek » (hierna : de wet van 19 april 2014).

    Artikel 32, § 2, van de wet van 19 april 2014 heeft de wet van 30 juni 1994 opgeheven.

    B.3.1. De wet van 30 juni 1994 gaat uit van dezelfde zorg die ten grondslag lag aan de wet van 22 maart 1886 die zij had vervangen en strekte ertoe de auteurs te beschermen teneinde de totstandbrenging van voortbrengselen van de geest te bevorderen (Parl. St., Kamer, B.Z. 1991-1992, nr. 473/33, p. 9).

    De wet van 30 juni 1994 kende de auteurs morele rechten en economische of vermogensrechten toe, waaronder het reproductierecht en het recht van mededeling aan het publiek op grond waarvan de toestemming van de auteur is vereist voor « elke handeling waarbij een werk aan het publiek wordt aangeboden inzonderheid via een opvoering, uitvoering, tentoonstelling of nog via een uitzending of via de kabel, enz. » (Parl. St., Senaat, B.Z. 1991-1992, nr. 145-12, pp. 19 en 20).

    De uitzonderingen op de auteursrechten vereisten als dusdanig een restrictieve interpretatie die overeenstemde met de bedoeling van de wetgever (Parl. St., Kamer, B.Z. 1991-1992, nr. 473/33, p. 192).

    B.3.2. In de oorspronkelijke versie ervan, voorzag artikel 22, § 1, 4°, van de wet van 30 juni 1994, als één van de uitzonderingen op de auteursrechten, in « de gedeeltelijke of integrale reproduktie van artikelen of van werken van beeldende kunst, of van korte fragmenten uit werken die op een grafische of soortgelijke drager zijn vastgesteld, wanneer die reproduktie uitsluitend is bestemd voor privé-gebruik of voor didactisch gebruik en geen afbreuk doet aan de uitgave van het oorspronkelijke werk ».

    Artikel 59 van de wet van 30 juni 1994 voorzag in een recht op een vergoeding, voor de reproductie van werken die op grafische of soortgelijke wijze zijn vastgelegd, « ook wanneer die reproduktie plaatsvindt onder de voorwaarden bepaald in artikel 22, eerste lid, 4° ».

    Artikel 46, 1°, van de wet van 30 juni 1994 beoogde eveneens, als uitzondering op de naburige rechten, « de korte aanhaling [...] ten behoeve van kritiek, polemiek of onderwijs, of in wetenschappelijke werken ».

    B.4.1. Zoals het was ingevoegd bij artikel 20 van de wet van 31 augustus 1998 « houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken » (hierna : de wet van 31 augustus 1998), bepaalde artikel 22, § 1, 4°bis en 4°ter, van de wet van 30 juni 1994, als één van de uitzonderingen op de auteursrechten, de gedeeltelijke of integrale reproductie van artikelen of van werken van beeldende kunst, of die van korte fragmenten uit andere werken « ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek ».

    Zoals het was ingevoegd bij artikel 21 van de wet van 31 augustus 1998, bepaalde artikel 22bis, § 1, 2° tot 4°, van de wet van 30 juni 1994 eveneens uitzonderingen voor de reproductie of de mededeling van een databank, die wordt verricht « ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek ».

    Zoals het was ingevoegd bij artikel 25 van de wet van 31 augustus 1998, voegde artikel 46, 3°bis, van de wet van 30 juni 1994, aan de uitzonderingen op de naburige rechten, « de reproductie [toe] van korte fragmenten van een prestatie wanneer deze reproductie wordt verricht ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, zulks verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van de prestatie ».

    B.4.2. In de parlementaire voorbereiding van de wet van 31 augustus 1998 wordt uiteengezet dat « de uitzondering in geval van illustratie bij onderwijs of van wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft op werken die op om het even welke drager zijn vastgelegd » (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nrs. 1535/1 en 1536/1, p. 48).

    Ingevolge een voorstel van de afdeling wetgeving van de Raad van State, worden overigens, « met het oog op de rechtszekerheid de woorden ' voor didactisch gebruik ' vervangen door de woorden ' ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek ' » (ibid.). Die termen werden gehanteerd in de richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad, van 11 maart 1996 « betreffende de rechtsbescherming van databanken » (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nr. 1535/7, p. 10), en dankzij die termen kan het wetenschappelijk onderzoek uitdrukkelijk worden beoogd (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nrs. 1535/1 en 1536/1, p. 48).

    In dat verband werd het volgende uiteengezet :

    De bepaling van een evenwicht tussen de belangen van de producenten van databanken en de opdracht van algemeen belang van de onderwijsinstellingen en de instellingen voor de openbare uitlening van werken is een delicate zaak die grote politieke, economische, sociale en culturele gevolgen heeft.

    Het evenwicht waarin deze wet beoogt te voorzien, bestaat erin uitzonderingen vast te stellen ten behoeve van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, daaraan een dwingend karakter te verlenen en hen in zekere mate te compenseren door een recht op vergoeding

    (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nr. 1535/1, p. 13; zie ook Parl. St., Kamer, 1997-1998, nr. 1535/7, pp. 4-5).

    Er werd eveneens gepreciseerd :

    De uitzondering geldt voor de onderwijsinstellingen en de instellingen voor wetenschappelijk onderzoek die door de overheid officieel zijn erkend of opgericht. Het kan daarbij alleen gaan om mededelingen ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek. De doelstelling moet niet winstgevend...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT