Uittreksel uit arrest nr. 130/2021 van 7 oktober 2021 Rolnummers 7290 en 7361 In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 3 mei 2019 « houdende de

Uittreksel uit arrest nr. 130/2021 van 7 oktober 2021

Rolnummers 7290 en 7361

In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 3 mei 2019 « houdende de gemeentewegen », ingesteld door Hilde Vertommen en door de vzw « Landelijk Vlaanderen » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, de rechters J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter F. Daoût en emeritus rechter T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen,

wijst na beraad het volgende arrest :

I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging

  1. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 12 november 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 15 november 2019, heeft Hilde Vertommen, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. D. Pattyn, advocaat bij de balie van West-Vlaanderen, beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van het decreet van het Vlaamse Gewest van 3 mei 2019 « houdende de gemeentewegen » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12 augustus 2019).

    Bij hetzelfde verzoekschrift vorderde de verzoekende partij eveneens de gedeeltelijke schorsing van hetzelfde decreet. Bij het arrest nr. 21/2020 van 6 februari 2020, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 22 september 2020, heeft het Hof de vordering tot gedeeltelijke schorsing verworpen.

  2. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 11 februari 2020 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 12 februari 2020, is beroep tot vernietiging ingesteld van hetzelfde decreet door de vzw « Landelijk Vlaanderen », René Verhaert en Carina Bauwens, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. S. Verbist en Mr. J. Claes, advocaten bij de balie van Antwerpen.

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7290 en 7361 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

    II. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid

    Wat betreft het belang van de verzoekende partijen

    B.1.1. De Vlaamse Regering betwist het belang van de verzoekende partijen in zowel de zaak nr. 7290 als in de zaak nr. 7361 bij de vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 3 mei 2019 « houdende de gemeentewegen » (hierna : het decreet van 3 mei 2019).

    B.1.2. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

    B.1.3. Uit de verzoekschriften blijkt dat de verzoekende partij in zaak nr. 7290 en de tweede en derde verzoekende partij in de zaak nr. 7361 reeds gedurende enkele jaren zijn betrokken in een juridisch conflict met de gemeenten waarin hun respectieve onroerende goederen gelegen zijn, omtrent de wijziging van een gemeenteweg dan wel de ligging van een buurtweg. Bijgevolg doen die verzoekende partijen blijken van een belang bij hun beroepen.

    Daar het belang van de tweede en derde verzoekende partij in de zaak nr. 7361 vaststaat, is het niet nodig het belang om in rechte te treden van de eerste verzoekende partij in de zaak nr. 7361 te onderzoeken.

    Wat betreft de ontvankelijkheid van de middelen

    B.2.1. De Vlaamse Regering betwist de ontvankelijkheid, bij gebrek aan uiteenzetting, van het enige middel in de zaak nr. 7290 en van de middelen in de zaak nr. 7361.

    B.2.2. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden, alsook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.

    Het Hof onderzoekt de middelen in zoverre zij aan de voormelde vereisten voldoen.

    B.3.1. Het enige middel in de zaak nr. 7290 is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11, 13, 16, 23, 40, 144 en 145 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met de artikelen 17, 47 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met de artikelen 2, 3, lid 9, en 9, leden 2 tot 4, van het Verdrag van Aarhus en met de artikelen 1 en 11 van de richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 « betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten ».

    B.3.2. Zoals de Vlaamse Regering opmerkt, zet de verzoekende partij in de zaak nr. 7290 niet uiteen op welke wijze het bestreden decreet afbreuk zou doen aan de artikelen 23 en 40 van de Grondwet, aan artikel 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, aan de artikelen 17, 47 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aan de artikelen 2, 3, lid 9, en 9, leden 2 tot 4, van het Verdrag van Aarhus of aan de artikelen 1 en 11 van de richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 « betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten ». Het middel is bijgevolg niet ontvankelijk in zoverre de schending van die bepalingen wordt aangevoerd.

    B.3.3. Het middel dient zo te worden begrepen dat een schending wordt aangevoerd van de artikelen 10, 11, 13 en 16 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 144 en 145 van de Grondwet, met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

    B.4.1. Het eerste middel in de zaak nr. 7361 is afgeleid uit de schending, door het bestreden decreet, van de artikelen 11, 12, 16 en 23 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met het beginsel van gelijkheid van de burgers voor openbare lasten, de artikelen 17, lid 1, en 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met artikel 3, lid 9, van het Verdrag van Aarhus en met de artikelen 1 en 11 van de richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 « betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten ».

    B.4.2. Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat de verwijzing naar de artikelen 11 en 12 van de Grondwet op een materiële vergissing berust, en dat de verzoekende partijen in werkelijkheid willen verwijzen naar de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

    B.4.3. Zoals de Vlaamse Regering opmerkt, zetten de verzoekende partijen in de zaak nr. 7361 niet uiteen op welke wijze het bestreden decreet afbreuk zou doen aan artikel 23 van de Grondwet, aan de artikelen 17, lid 1, en 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aan artikel 3, lid 9, van het Verdrag van Aarhus of aan de artikelen 1 en 11 van de richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 « betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten ». Het middel is bijgevolg niet ontvankelijk in zoverre de schending van die bepalingen wordt aangevoerd.

    B.4.4. Het middel dient aldus te worden begrepen dat een schending wordt aangevoerd van de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met het beginsel van gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten.

    B.5.1. Het tweede middel in de zaak nr. 7361 is afgeleid uit de schending, door het bestreden decreet, van de artikelen 11, 12, 13 en 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 40 en 144 van de Grondwet, met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met het recht op toegang tot de rechter, met het beginsel van gezag van gewijsde van de rechterlijke beslissing, met het beginsel van de scheiding der machten, met het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, en met het onpartijdigheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur.

    B.5.2. Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat de verwijzing naar de artikelen 11 en 12 van de Grondwet op een materiële vergissing berust, en dat de verzoekende partijen in werkelijkheid willen verwijzen naar de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

    B.5.3. Zoals de Vlaamse Regering opmerkt, zetten de verzoekende partijen in de zaak nr. 7361 niet uiteen op welke wijze het bestreden decreet afbreuk zouden doen aan artikel 40 van de Grondwet of aan artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het middel is bijgevolg niet ontvankelijk in zoverre de schending van die bepalingen wordt aangevoerd.

    B.5.4. Het middel dient aldus te worden begrepen dat een schending wordt aangevoerd van de artikelen 10, 11, 13 en 16 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikel 144 van de Grondwet, met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met het recht op toegang tot de rechter, met het beginsel van gezag van gewijsde van de rechterlijke beslissing, met het beginsel van de scheiding der machten, met het rechtszekerheidsbeginsel en...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT