Uittreksel uit arrest nr. 84/2021 van 10 juni 2021 Rolnummer 7194 In zake : de beroepen tot vernietiging van de artikelen 2 tot 6

Uittreksel uit arrest nr. 84/2021 van 10 juni 2021

Rolnummer 7194

In zake : de beroepen tot vernietiging van de artikelen 2 tot 6, 8 en 9 van de wet van 14 oktober 2018 « tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen », en van artikel 2, a) en b), van dezelfde wet, respectievelijk ingesteld door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » en door de vzw « Syndicat des Avocats pour la Démocratie » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache en T. Detienne, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging

    1. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 29 mei 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 3 juni 2019, heeft de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Herman, advocaat bij de balie te Charleroi, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 2 tot 6, 8 en 9 van de wet van 14 oktober 2018 « tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 20 december 2018, tweede editie).

    2. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 19 juni 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 20 juni 2019, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 2, a) en b), van dezelfde wet door de vzw « Syndicat des Avocats pour la Démocratie », de vzw « L'Atelier des Droits Sociaux », de vzw « Belgisch Netwerk Armoedebestrijding », de vzw « Réseau wallon de lutte contre la pauvreté », de vzw « Ligue des droits humains » en de vzw « Association Syndicale des Magistrats », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Robert en Mr. L. Laperche, advocaten bij de balie te Brussel.

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7194 en 7215 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de context van de wetgeving

    B.1.1. De bestreden artikelen 2 tot 6, 8 en 9 van de wet van 14 oktober 2018 « tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen » (hierna : de wet van 14 oktober 2018) wijzigen het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en strekken ertoe de rolrechten te hervormen. Een rolrecht is een belasting die wordt gevorderd van de rechtzoekende die een vordering voor een rechtscollege instelt. Het rolrecht is een bijzonder recht dat verschuldigd is als bijdrage in de kosten van de rechtspleging.

    B.1.2. De wet van 14 oktober 2018 is aangenomen ingevolge het arrest van het Hof nr. 13/2017 van 9 februari 2017, waarbij het Hof de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de wet van 28 april 2015 « tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen » heeft vernietigd en, tot het optreden van de wetgever en uiterlijk tot 31 augustus 2017, de gevolgen van de vernietigde bepalingen ten aanzien van de vorderingen die bij een rechtscollege zijn ingesteld tot die datum heeft gehandhaafd.

    B.1.3. Voortaan zijn de rolrechten opnieuw gekoppeld aan de aard van het rechtscollege waarbij het geschil aanhangig is gemaakt maar hangen zij niet meer af van de waarde van het geschil. De wet van 14 oktober 2018 voorziet in hoofdzaak in een verhoging van de bedragen ervan ten opzichte van die welke golden vóór de voormelde wet van 28 april 2015, alsook in een verplaatsing van het ogenblik waarop die rechten invorderbaar zijn, niet langer bij het begin maar op het einde van het geding.

    De bestreden bepalingen zijn van toepassing op de zaken waarvan de in artikel 2691, eerste lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten bedoelde inschrijving of herinschrijving wordt verzocht vanaf 1 februari 2019.

    B.1.4. De parlementaire voorbereiding vermeldt :

    Gelet op de door het Grondwettelijk Hof gestelde deadline stelt de Regering voor om bij het huidige ontwerp van wet de bepalingen inzake rolrechten in het W. Reg. zoals die bestonden voor de wijziging ervan bij de door het Grondwettelijk Hof vernietigde wetsbepalingen, derwijze aan te passen dat :

    - de overeengekomen begrotingsdoelstellingen op het vlak van griffierechten (meeropbrengst van recurrent 20 miljoen euro) wordt gerealiseerd;

    - de in de wet van 28 april 2015 al doorgevoerde vereenvoudiging, waardoor er geen onderscheiden tarieven meer worden bepaald naargelang de rol waarop de inleidende akte moet worden ingeschreven, wordt behouden;

    - het principe wordt behouden van de voortdurende aanhangigheid voor de familierechtbanken wat betreft de dringende zaken [...];

    - de vrijstellingen in sociale zaken wordt uitgebreid tot alle zaken die onder de materiele bevoegdheid van het arbeidsgerecht vallen;

    - een nieuwe vrijstelling in faillissement zaken wordt voorzien;

    - de uitzonderingen in fiscale zaken behouden blijven;

    - het verlaagd tarief bij de vredegerechten en de rechtbanken van koophandel wordt afgeschaft maar het bedrag van het rolrecht voor de vredegerechten en de politierechtbanken wordt verhoudingsgewijs minder verhoogd dan bij de hogere rechtbanken om de toegang tot deze ' nabijheidsrechters ' zo laagdrempelig als mogelijk te houden

    (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2569/001, pp. 5-6).

    In de memorie van toelichting wordt daarnaast aangegeven :

    Even belangrijk is echter de vraag van een redelijke bijdrage van de rechtzoekende in de kosten van de procedure. De werking van het gerechtsapparaat wordt voor het overgrote deel uit de algemene middelen en dus door de algemeenheid van de belastingbetalers betaald, hoewel maar een klein deel van de burgers tijdens hun leven een beroep doet op dat apparaat om zijn aanspraken te doen erkennen. Het is dus niet onlogisch dat van de gebruiker een - in eerste aanleg nog altijd zeer geringe - bijdrage in de kosten wordt gevraagd

    (ibid., p. 8).

    En :

    Naast een ' updating ' van de bijdrage van de rechtzoekende aan de kosten van het gerechtsapparaat beoogt de regering met de verhoging van de rolrechten ook een verhoogde financiële ontrading van het ondoordacht beroep op de rechterlijke macht, vaak tot volledige uitputting van de keten van instanties waaraan de eis kan worden onderworpen (van eerste aanleg, over beroep, tot cassatie). Uit de praktijk blijkt dat heel wat advocaten na het verlies van de zaak op verzoek van hun cliënt in beroep gaan om de uitvoering uit te stellen, terwijl de kans vaak gering is dat ze de zaak in tweede orde wel zullen winnen. Dat kost de FOD Justitie te veel tijd en moeite terwijl in deze voor de overheid krappe budgettaire tijden ook van dit departement gevraagd wordt om de werkingskosten strikt in de hand te houden.

    Bedoeling van het heffen van een hoger rolrecht is ook de burger ervan bij de start van het geding (de belangrijkste kosten met name de advocatenkosten en de eventuele rechtsplegingsvergoeding worden pas na afloop van het geding betaald) op te attenderen dat procederen voor een rechtbank niet gratis is en dat de kostprijs stijgt naargelang men meer rechtsmiddelen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT