Uittreksel uit arrest nr. 22/2021 van 11 februari 2021 Rolnummer 7268 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 15 februari 2019 «

Uittreksel uit arrest nr. 22/2021 van 11 februari 2021

Rolnummer 7268

In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 15 februari 2019 « betreffende het jeugddelinquentierecht », ingesteld door M.J. en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache en T. Detienne, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter A. Alen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter A. Alen,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 25 oktober 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 28 oktober 2019, is beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 15 februari 2019 « betreffende het jeugddelinquentierecht » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 26 april 2019) door M.J., M.W., I.C., M.P., L.P., S.P., E. V.L., K.M., Y.C., D.C., M.B., T.B., A.D., L.L., L.L., D.L. en C.H, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Verpoorten, advocaat bij de balie te Antwerpen.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van het bestreden decreet

    B.1.1. Het bestreden decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 15 februari 2019 « betreffende het jeugddelinquentierecht » (hierna : het decreet van 15 februari 2019) regelt deze aangelegenheid in het Nederlandse taalgebied. Het betreft het geheel van regels inzake de « reactie » op een « jeugddelict », zijnde « een als misdrijf omschreven feit gepleegd door een minderjarige » (artikel 2, 7°). Een « minderjarige » wordt gedefinieerd als « een persoon van minstens twaalf jaar die de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt op het ogenblik van het plegen van het jeugddelict » (artikel 2, 10°). Ten aanzien van een persoon die een jeugddelict heeft gepleegd en die op het ogenblik van de feiten nog geen twaalf jaar is, geldt een onweerlegbaar vermoeden van niet-verantwoordelijkheid (artikel 4, § 2, eerste lid).

    De « reactie » is « de maatregel of sanctie als maatschappelijk antwoord op een jeugddelict » (artikel 2, 17°). Een « maatregel » kan door de jeugdrechter tijdens de voorbereidende rechtspleging worden opgelegd (artikel 2, 9°), terwijl een « sanctie » door de jeugdrechtbank tijdens de rechtspleging ten gronde kan worden opgelegd (artikel 2, 19°).

    B.1.2. Het bestreden decreet werd genomen ten gevolge van de uitbreiding, bij de zesde staatshervorming, van de bevoegdheid van de gemeenschappen inzake jeugdbescherming met de bevoegdheid inzake het « jeugdsanctierecht » (Parl. St., Senaat, 2012-2013, nr. 5-2232/1, p. 54). Daartoe werd de in artikel 5, § 1, II, 6°, d), van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen neergelegde uitzondering op de bevoegdheid inzake jeugdbescherming, voor wat betreft « de opgave van de maatregelen die kunnen worden genomen ten aanzien van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd », opgeheven (artikel 9, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming). Die bevoegdheid was voordien voorbehouden aan de federale overheid en geregeld bij de wet van 8 april 1965 « betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade » (hierna : de wet van 8 april 1965).

    B.1.3. In de parlementaire voorbereiding van het bestreden decreet wordt vermeld :

    De essentiële ambitie van het jeugddelinquentierecht betreft het voorzien in een duidelijk, maatschappelijk normbevestigend antwoord op delicten gepleegd door minderjarigen en waarbij de verantwoordelijkheid van de jonge dader niet ontweken wordt. Deze reactie is helder afgescheiden van, maar vlot combineerbaar met jeugdhulp wanneer nodig. Het jeugddelinquentierecht omvat dan ook slechts een deel van het jeugdrecht, namelijk de reacties op jeugddelinquentie, inclusief de afhandeling op niveau van het openbaar ministerie.

    [...]

    Het verder consolideren en verfijnen van herstelgericht en herstelrechtelijk handelen als volwaardige reactie op jeugddelinquentie is een belangrijk en algemeen gedragen uitgangspunt [...]. Het is echter evenzeer de gedeelde overtuiging dat er, naast het herstelrechtelijke spoor, ook nood is aan een gedifferentieerd aanbod van snelle, constructieve reacties als antwoord op jeugddelinquentie.

    De tijd tussen het plegen van het jeugddelict en de reactie op dat delict moet zo kort mogelijk zijn om een positieve impact te hebben op de minderjarige. Er moeten termijnen bepaald worden waarbinnen bepaalde beslissingen moeten genomen worden, zonder dat afbreuk mag worden gedaan aan de rechten en rechtswaarborgen van de minderjarigen. Dit maakt ook (lokale) afspraken in een ketenaanpak mogelijk waardoor sneller en meer gecoördineerd kan opgetreden worden tussen de verschillende ketenpartners.

    Eerder dan te kiezen voor een enkelvoudig spoor van herstel of sanctie als alternatief voor bescherming, wordt uitdrukkelijk gekozen voor het voorzien van meerdere sporen in de reactie. De term ' jeugddelinquentierecht ' omvat beide sporen, evenals de mogelijkheid om door middel van zorg en beveiliging (gesloten zorg) te reageren op een jeugddelict gepleegd door minderjarigen die niet als verantwoordelijk kunnen beschouwd worden omwille van de aanwezigheid van een geestesstoornis

    (Parl. St., Vlaams Parlement, 2017-2018, nr. 1670/1, pp. 4-5).

    De krachtlijnen van het bestreden decreet worden in de parlementaire voorbereiding als volgt samengevat :

    4.1. Verantwoordelijkheid van jongeren als constructief vertrekpunt

    Een van de centrale overtuigingen is om jongeren uitdrukkelijker te beschouwen en te benaderen als verantwoordelijke jonge mensen, eerder dan als handelingsonbekwame, onverantwoordelijke en te beschermen kinderen van hun ouders. De jongere wordt verantwoordelijk gesteld voor zijn daden en de gevolgen ervan. De reactie op een jeugddelict moet zich richten op de schade die de minderjarige aan zijn slachtoffer en de maatschappij heeft veroorzaakt. In alle stadia van de procedure wordt de mogelijkheid tot herstelgericht werken geboden en aangemoedigd. [...]

    [...]

    4.2. Duidelijke, snelle, constructieve en herstelgerichte reacties op jeugddelicten gepleegd door minderjarigen

    De reactie op jeugddelicten moet duidelijk, snel, constructief en herstelgericht zijn. Dat zowel voor de minderjarige delictpleger, zijn ouders/opvoedingsverantwoordelijken, het slachtoffer als de ruimere samenleving. De cumulatie van reacties is mogelijk maar moet rekening houden met de toepassing van het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel.

    [...]

    4.3. Evidencebased

    In het jeugddelinquentierecht wordt evidencebased werken als belangrijk werkingsprincipe naar voren geschoven. [De bevoegde minister] streeft hiermee een aanpak met effectieve resultaten na, die ook blijvend is. Evidencebased werken betekent een werking die gebaseerd is op kwantitatieve en/of kwalitatieve (wetenschappelijke onderzoeks)gegevens. Zicht op het effect van de ingezette reacties ten aanzien van minderjarigen die jeugddelicten plegen of hiervan verdacht worden, moet vergroten.

    [...]

    4.4. Gedifferentieerd aanbod van reacties op jeugddelinquentie

    Er wordt meer differentiatie beoogd in de reacties die ter beschikking staan van het openbaar ministerie en de jeugdrechtbanken als alternatief voor plaatsing. Het ontwerp van decreet strekt er eveneens toe niet alleen voor reactiemogelijkheden te zorgen die kunnen worden ingezet ten aanzien van minderjarigen, maar ook een appel mogelijk te maken op de verantwoordelijkheid van ouders of opvoedingsverantwoordelijken. Door ten aanzien van jeugdrechters en jeugdrechtbanken de verplichting op te leggen om duidelijk en expliciet aan te geven waarom men voor de ene of andere reactie kiest en met welke factoren al dan niet rekening wordt gehouden, wordt getracht om de genomen beslissingen te objectiveren.

    [...]

    4.5. Afstemming met het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp

    Het ontwerp van decreet is een belangrijke opportuniteit om de brede jeugdhulp in Vlaanderen logischer te organiseren en dit door de afstemming met het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp.

    [...]

    4.6. Gesloten opvang als meest ingrijpende reactie op een jeugddelict

    [...]

    Dit ontwerp van decreet reserveert een gesloten plaatsingsmogelijkheid voor personen die jeugddelicten plegen. Dat deze reactie enkel kan worden opgelegd door een jeugdrechter of jeugdrechtbank en de minderjarige gedurende een bepaalde periode onmogelijk op eigen initiatief deze plaats kan verlaten, zijn determinerende voorwaarden om de reactie als vrijheidsberoving te kwalificeren. De plaats waar deze meest ingrijpende en vrijheidsberovende reactie wordt uitgevoerd, is de gemeenschapsinstelling. De huidige opnameplicht voor deze instellingen blijft behouden. De gesloten begeleiding kan slechts in laatste instantie worden overwogen, wanneer deze noodzakelijk is en alle andere reacties niet meer zinvol mogelijk zijn. Vrijheidsberoving is maar mogelijk voor gepleegde jeugddelicten van een zekere ernst en de duur van de reactie mag niet langer zijn dan noodzakelijk en gerechtvaardigd door de ernst van de feiten en de maturiteit van de minderjarige. De maximumduur is decretaal bepaald. Er moeten voldoende uitvoeringsmodaliteiten zijn die een geleidelijke overgang naar de buitenwereld mogelijk maken. Ook mogelijkheden tot opvolging en samenwerking na het verblijf in de gemeenschapsinstelling, worden bepaald.

    In uitzonderlijke omstandigheden blijft het mogelijk om jongeren vanaf zestien jaar uit handen te geven en te berechten als een volwassene. Deze uit handen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT