Uittreksel uit arrest nr. 35/2021 van 4 maart 2021 Rolnummer 7254 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 2, § 1, punt 5, 13, tweede lid, en 15, § 1

Uittreksel uit arrest nr. 35/2021 van 4 maart 2021

Rolnummer 7254

In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 2, § 1, punt 5, 13, tweede lid, en 15, § 1, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 14 maart 2019 « houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten », ingesteld door Paul Hannesse.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 25 september 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 27 september 2019, heeft Paul Hannesse, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. E. Piret, advocaat bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 2, § 1, punt 5, 13, tweede lid, en 15, § 1, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 14 maart 2019 « houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 27 maart 2019, tweede editie).

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de wetgevende context en de bestreden bepalingen

    B.1.1. De bestreden bepalingen sluiten aan bij de hervorming van het secundair onderwijs in de Franse Gemeenschap, die in 2015 op gang is gebracht door het « Pacte pour un Enseignement d'excellence » (Pact voor een uitmuntend onderwijs). Het bestreden decreet van 14 maart 2019 « houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten » (hierna : het decreet van 14 maart 2019) maakt deel uit van de « Axe stratégique 2 » (Strategische As 2) van dat Pact, met als titel « Mobiliser les acteurs de l'éducation dans un cadre d'autonomie et de responsabilisation accrues en renforçant et en contractualisant le pilotage du système éducatif et des écoles, en augmentant le leadership du directeur et en valorisant le rôle des enseignants au sein de la dynamique collective de l'établissement » (De onderwijsactoren mobiliseren in een kader van toegenomen autonomie en responsabilisering door de sturing van het onderwijssysteem en de scholen te versterken en te contractualiseren, door het leiderschap van de directeur te verhogen en door de rol van de leerkrachten binnen de collectieve dynamiek van de instelling te valoriseren) (cf. advies nr. 3 van de Centrale Groep van 7 maart 2017, p. 111).

    Die strategische as beoogt « de verbetering van de resultaten van ons schoolsysteem, op het vlak van efficiëntie of billijkheid » via een « versterking van de responsabilisering van de onderwijsactoren » (ibid., p. 112).

    B.1.2. In het advies nr. 3 van de Centrale Groep van 7 maart 2017 zijn de bakens uitgezet voor het optreden van de decreetgever vóór het decreet van 14 maart 2019 :

    de ontwikkeling van het collegiaal werk dat zal worden erkend in de officiële uuropdracht van alle leerkrachten zonder hun opdracht te verzwaren

    (ibid., p. 18).

    In zoverre uit de toekomstvisie op het beroep van leerkracht en uit de in het Pact geschetste evoluties het steeds grotere belang blijkt van de activiteit van de leerkracht buiten zijn klas, is het nuttig de kwestie aan te snijden van de bepaling van zijn arbeidstijd in zijn geheel. Het gaat met name erom de functies en opdrachten te bepalen die in de opdracht van de leerkracht kunnen worden opgenomen en die welke elders ten laste moeten worden genomen (waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de ten laste genomen functies tijdens de loopbaan van de leerkracht kunnen variëren).

    De CG gaat ervan uit dat die kwestie moet worden behandeld op basis van de volgende principes :

    1. Het beroep van leerkracht vereist, in het kader van een volledige opdracht, dat men zich er voltijds aan wijdt. De CG vertrekt dus van de hypothese dat de totale wekelijkse investering van een leerkracht ten minste gelijk is aan die van de andere werknemers en dat de totale opdracht niet mag worden verzwaard en, in bepaalde bijzondere gevallen, zou kunnen worden verlicht. De kwestie die moet worden uitgediept is dus die van de verdeling van de taken binnen die totale opdracht

    (ibid., p. 178).

    in het decretale kader moet daarenboven het principe worden verankerd van gemiddeld twee lestijden per week die door elke leerkracht aan collegiaal werk moeten worden besteed, waarbij die lestijden over heel het jaar kunnen worden verdeeld. De CG gaat ervan uit dat, met toepassing van dat principe, de jaarlijks aan collegiaal werk bestede lestijden nauwkeuriger zullen moeten aansluiten op andere functies die de opdracht van de leerkrachten vormen

    (ibid., p. 180).

    B.2.1. De verzoekende partijen vordert de vernietiging van de artikelen 2, § 1, punt 5, 13, tweede lid, en 15, § 1, van het decreet van 14 maart 2019.

    B.2.2.1. Artikel 2, § 1, van het decreet van 14 maart 2019 bepaalt :

    De onderwijzende opdracht bestaat uit :

    1. klassenwerk;

    2. werk voor de klas;

    3. school- en studentendienst;

    4. opleiding tijdens de loopbaan;

    5. collegiaal werk, d.w.z. een transversale oefeningsmodaliteit van de componenten 1° tot 4°

    .

    B.2.2.2. In de parlementaire voorbereiding wordt vermeld :

    Dat...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT