Uittreksel uit arrest nr. 23/2021 van 25 februari 2021 Rolnummers 7008 en 7009 In zake : de beroepen : - tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 21 november 2017 « tot wijziging van de wet

Uittreksel uit arrest nr. 23/2021 van 25 februari 2021

Rolnummers 7008 en 7009

In zake : de beroepen :

- tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 21 november 2017 « tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen »;

- tot vernietiging van de artikelen 4 en 5 van de wet van 17 december 2017 « tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen »,

ingesteld door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache en T. Detienne, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter A. Alen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging

    a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 11 september 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 12 september 2018, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 4, 8, 10 tot 12, 21, 23, 34, 39 tot 42, 44 tot 46, 48, 56, 57 en 62 van de wet van 21 november 2017 « tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12 maart 2018) door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », de vzw « Association pour le droit des Etrangers », de vzw « Coordination et Initiatives pour et avec les Réfugiés et Etrangers », de vzw « Jesuit Refugees Service-Belgium », de vzw « Liga voor Mensenrechten », de vzw « Ligue des droits humains », de vzw « Point d'appui. Service d'aide aux personnes sans papiers », de vzw « Bureau d'Accueil et de Défense des Jeunes », de vzw « Syndicat des Avocats pour la Démocratie » en de vzw « Vluchtelingenwerk Vlaanderen », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. T. Wibault en Mr. P. Robert, advocaten bij de balie te Brussel.

    b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 11 september 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 12 september 2018, hebben dezelfde verzoekende partijen beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 4 en 5 van de wet van 17 december 2017 « tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12 maart 2018).

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7008 en 7009 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden wetten

    B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de gedeeltelijke vernietiging van de wet van 21 november 2017 « tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen » (hierna : respectievelijk de wet van 21 november 2017 en de wet van 15 december 1980), alsmede van de wet van 17 december 2017 « tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen » (hierna : de wet van 17 december 2017).

    B.1.2. De wet van 21 november 2017 voorziet in de gedeeltelijke omzetting van :

    - de richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 « over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven » (hierna : de « Terugkeerrichtlijn »);

    - de richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 « tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten »;

    - de richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 « inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) » (hierna : de richtlijn 2011/95/EU);

    - de richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 « betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking) » (hierna : de « Procedurerichtlijn »);

    - de richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 « tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (herschikking) » (hierna : de « Opvangrichtlijn »).

    Zij voorziet ook in de gedeeltelijke uitvoering van de verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 « tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking) » (hierna : de Dublin III-verordening).

    Naar het voorbeeld van de richtlijnen die zij omzet, strekt de wet van 21 november 2017 voornamelijk ertoe « een gemeenschappelijk asielstelsel [tot stand te brengen] met het oog op het garanderen van een grondige en doeltreffende beoordeling van de behoefte aan internationale bescherming van verzoekers evenals een gelijke behandeling van deze verzoekers in het geheel van de Unie » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2548/001, p. 5).

    B.1.3. De wet van 17 december 2017 voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de « Procedurerichtlijn » en strekt ertoe de huidige procedure te vereenvoudigen en te optimaliseren (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2549/001, p. 3).

    Ten aanzien van de middelen

    B.2. Het Hof onderzoekt de grieven van de verzoekende partijen in onderstaande volgorde :

    - de uitsluiting van strafrechtelijke vervolging van erkende vluchtelingen wegens hun onregelmatige binnenkomst of hun onregelmatig verblijf (B.3-B.6);

    - het maken van een gezichtsopname van bepaalde vreemdelingen (B.7-B.13);

    - de verplichting tot samenwerking die wordt opgelegd aan de verzoeker om internationale bescherming wat betreft (B.14) :

    a) de neerlegging, de bewaring en de teruggave van de identiteitsdocumenten (B.15-B.23);

    b) de overlegging van de elementen die essentieel zijn voor de beoordeling van het verzoek (B.24-B.34);

    c) het bewijs van de identiteit en de nationaliteit van de verzoeker om internationale bescherming (B.35-B.37);

    - de organisatie van een medisch onderzoek (B.38-B.45);

    - de bijzondere procedurele noden (B.46-B.52);

    - de keuze van de proceduretaal met betrekking tot een volgend verzoek (B.53-B.57);

    - de mededeling van de opmerkingen met betrekking tot de notities van het persoonlijk onderhoud (B.58-B.67);

    - de vertrouwelijkheid van bepaalde gegevens (B.68-B.72);

    - de weerslag van het overlijden van de verzoeker om internationale bescherming op het vervolg van de procedure ten opzichte van de minderjarige die hem vergezelde (B.73-B.78);

    - het begrip « veilig derde land » (B.79-B.90);

    - de toepassing van de versnelde procedure (B.91-B.101);

    - het verzoek ingediend door een vreemdeling die gedurende ten minste drie maanden vrijwillig naar zijn land van herkomst is teruggekeerd (B.102-B.106);

    - de toelaatbaarheid van elementen die in het kader van een volgend verzoek te laat zijn overgelegd (B.107-B.112);

    - de beoordeling van het risico op onderduiken van de vreemdeling (B.113-B.118);

    - het vasthouden van de verzoeker om internationale bescherming (B.119-B.125);

    - de wijziging van de omstandigheden die de vasthouding verantwoorden (B.126-B.130);

    - de beperking van het recht op materiële hulp (B.131-B.136);

    - de inkorting van de beroepstermijnen (B.137-B.143);

    - het opschortend karakter van het beroep (B.144-B.156).

    Wat betreft de uitsluiting van strafrechtelijke vervolging van erkende vluchtelingen wegens hun onregelmatige binnenkomst of hun onregelmatig verblijf (artikel 34 van de wet van 21 november 2017)

    B.3. Het eerste middel in de zaak nr. 7008 is afgeleid uit de schending, door artikel 34 van de wet van 21 november 2017, van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 31, lid 1, van het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951 (hierna : het Verdrag van Genève).

    Volgens de verzoekende partijen discrimineert de bestreden bepaling de verzoekers om internationale bescherming op grond van de vluchtelingenstatus ten opzichte van de andere personen die om internationale bescherming verzoeken, in zoverre die twee categorieën het voorwerp kunnen uitmaken van strafrechtelijke sancties op grond van hun onregelmatige binnenkomst of hun onregelmatig verblijf, na afloop van de procedure, terwijl artikel 31, lid 1, van het Verdrag van Genève zulks verbiedt voor de eerste categorie.

    B.4. Artikel 53 van de wet van 15 december 1980, zoals het is vervangen bij het bestreden artikel 34 van de wet van 21 november 2017, bepaalt :

    Een verzoeker om internationale bescherming die het Rijk tracht binnen te komen zonder aan...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT