Uittreksel uit arrest nr. 143/2020 van 29 oktober 2020 Rolnummer 7241 In zake: het beroep tot vernietiging van de artikelen 5 tot 8

Uittreksel uit arrest nr. 143/2020 van 29 oktober 2020

Rolnummer 7241

In zake: het beroep tot vernietiging van de artikelen 5 tot 8, 11 en 23 van de wet van 22 april 2019 « tot het toegankelijker maken van de rechtsbijstandsverzekering », ingesteld door Frank Van Vlaenderen en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, de rechters J.-P. Moerman, P. Nihoul, J. Moerman en Y. Kherbache, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter A. Alen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter A. Alen,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 31 juli 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 1 augustus 2019, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 5 tot 8, 11 en 23 van de wet van 22 april 2019 « tot het toegankelijker maken van de rechtsbijstandsverzekering » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 8 mei 2019) door Frank Van Vlaenderen, de bvba « Evocaten » en de bvba « Advocaten Van Vlaenderen », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Van Malleghem, advocaat bij de balie te Gent.

    Bij hetzelfde verzoekschrift vorderden Frank Van Vlaenderen en de bvba « Advocaten Van Vlaenderen » eveneens de schorsing van artikel 8, § 2, van dezelfde wet. Bij het arrest nr. 182/2019 van 14 november 2019, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14 mei 2020, heeft het Hof de vordering tot schorsing verworpen.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen en hun context

    B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de artikelen 5, 6, 7, 8, 11 en 23 van de wet van 22 april 2019 « tot het toegankelijker maken van de rechtsbijstandsverzekering » (hierna : de wet van 22 april 2019).

    B.2. De artikelen 5, 6, § 1, 7, § 1, 9°, 8, § § 1, 2 en 3, eerste en tweede lid, 1°, 11 en 23 van de wet van 22 april 2019 bepalen :

    Art. 5. De waarborg geldt voor alle gedekte geschillen in het kader van het privéleven en het professioneel leven, zoals bepaald in artikel 7 van deze wet.

    De waarborg bevat alle gedekte geschillen die onder de bevoegdheid van een Belgisch rechtscollege ressorteren of zouden ressorteren overeenkomstig de in België geldende nationale of internationale bevoegdheidsregels.

    Hij geldt tevens, onder dezelfde voorwaarden, voor de geschillen die onder de bevoegdheid van een rechtscollege in Nederland, Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en Frankrijk ressorteren of zouden ressorteren, overeenkomstig de in deze landen geldende nationale of internationale bevoegdheidsregels behalve ingeval het geschil tot een of meer van de volgende aangelegenheden behoort : fiscaal recht, administratief recht, personen- en familierecht, arbeidsrecht zoals bepaald in artikel 7, § 1, 6°, het erfrecht, het schenkingsrecht en het testamentrecht, de geschillen met betrekking tot onroerende goederen en bouwgeschillen.

    Art. 6. § 1. De overeenkomst mag voorzien dat de inzet van het geschil het recht op de waarborg beïnvloedt betreffende de tenlasteneming van de kosten en honoraria verbonden aan een gerechtelijke, administratieve of arbitrageprocedure.

    Zo kan de overeenkomst bepalen dat er geen of een beperkte waarborg is betreffende de tenlasteneming van de kosten en honoraria voorzien in artikel 8 en verbonden aan een gerechtelijke, administratieve of arbitrageprocedure wanneer de inzet van het in geld waardeerbaar geschil kleiner is of gelijk aan 1 000 euro.

    Deze beperking geldt niet voor geschillen die niet in geld waardeerbaar zijn.

    De inzet van het geschil stemt overeen met de hoofdsom die wordt gevraagd door de verzekerde of wordt geëist door een derde, zonder rekening te houden met de interesten, de kosten voor de verdediging of de schadebedingen.

    [...]

    Art. 7. § 1. De waarborg dekt ten minste de volgende zaken :

    [...]

    9° de eerste echtscheiding die begint tijdens de waarborgtermijn van de overeenkomst en alle geschillen met betrekking tot goederen of personen die daaruit voortvloeien. Het einde van een wettelijk samenwonen is gelijkgesteld aan een echtscheiding;

    [...].

    Art. 8. § 1. Deze waarborg dekt ten minste :

    1° de kosten en erelonen van advocaten;

    2° de kosten en erelonen van gerechtsdeurwaarders;

    3° de ten laste van de verzekerde gelegde kosten van de gerechtelijke en buitengerechtelijke procedures;

    4° de kosten en erelonen van deskundigen, technisch adviseurs, bemiddelaars, arbiters en van iedere andere persoon die de vereiste kwalificaties heeft overeenkomstig de op de procedure toepasselijke wet;

    5° de kosten van de tenuitvoerlegging.

    § 2. De waarborg voor de kosten en erelonen van de advocaten wordt door de verzekeraar ten laste genomen ten belope van de door de Koning vastgestelde bedragen.

    Elke overschrijding van de door de Koning vastgelegde bedragen, valt ten laste van de cliënt, zelfs als de maximumwaarborg zoals bepaald in paragraaf 3 niet wordt bereikt.

    De verzekeraar heeft de mogelijkheid om de overschrijdingen van de door de Koning vastgelegde bedragen ten laste te nemen, rekening houdend met zijn maximumwaarborgen zoals bepaald in paragraaf 3.

    § 3. De maximumwaarborg van de verzekeraar wordt vastgesteld op ten minste 13 000 euro per geschil in burgerlijke zaken en op ten minste 13 500 euro voor een geschil in strafzaken.

    De maximumwaarborg bedoeld in het eerste lid kan evenwel worden verminderd :

    1° tot 3 375 euro per verzekerde persoon in geval van een geschil met betrekking tot een echtscheiding;

    [...]

    .

    Art. 11. De advocaat kan zich ertoe engageren om zijn erelonen en kosten te bepalen op de bedragen per prestatie zoals bepaald door de Koning.

    De advocaat informeert zijn cliënt of hij al dan niet het engagement aangaat om de door de Koning vastgelegde bedragen per prestatie te eerbiedigen en over de gevolgen die daaraan verbonden zijn. Hij informeert ook gelijktijdig de rechtsbijstandsverzekeraar van de cliënt

    .

    Art. 23. De Orde van Vlaamse Balies, de Ordre des Barreaux francophones et germanophone en de Beroepsverening van de Verzekeringsondernemingen ' Assuralia ' versturen tweejaarlijks en voor het eerst in 2021 op de datum van het verjaren van de inwerkingtreding van deze wet een gemeenschappelijk evaluatierapport met betrekking tot de toepassing van deze wet door de Staat, de verzekeringsondernemingen en de advocaten naar de minister van Justitie, naar de minister van Consumentzaken, naar de minister van Economie en naar de minister van Financiën, op initiatief van een van hen en via een paritair orgaan dat zij daartoe zullen aanwijzen, op de datum van het verjaren van de inwerkingtreding van deze wet.

    Dit rapport bevat eveneens een specifiek punt waarin de voorstellen en suggesties geuit worden in verband met een betere toegang tot het recht en de Justitie voor de burger, een gedetailleerd en cijfermatig overzicht van de afgesloten contracten in toepassing van de huidige wet en de afgesloten contracten die aanvullende waarborgen geven, alsook een cijfermatig overzicht van de gevallen waarin de advocaten gebruik maken van de mogelijkheid voorzien in artikel 11, eerste lid

    .

    B.3.1. De wet van 22 april 2019 beoogt de rechtsbijstandsverzekering toegankelijker te maken door middel van « een belastingvermindering voor de premies voor rechtsbijstandsverzekeringen die aan een aantal strikte voorwaarden inzake gedekte risico's, minimale dekking en waarborg en wachttermijnen voldoen » (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3560/001, p. 4).

    Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever van oordeel is geweest dat de voorheen bestaande regeling ter promotie van de rechtsbijstandsverzekering, bestaande in een vrijstelling van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen voor rechtsbijstandsverzekeringen die aan bepaalde voorwaarden voldoen, het nagestreefde doel onvoldoende had bereikt :

    Momenteel wordt voor personen die niet genieten van de juridische bijstand onder bepaalde voorwaarden reeds een voordeel verleend voor rechtsbijstandsverzekeringen : contracten met een maximumpremie van 144 euro die een bepaalde dekking verlenen voor welbepaalde risico's zijn vrijgesteld van de taks van 9,25 pct. op de verzekerings-premie (artikel 176/2, 12°, Wetboek diverse rechten en taksen en koninklijk besluit van 15 januari 2007 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan een verzekeringsovereenkomst rechtsbijstand moet voldoen om te worden vrijgesteld van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen bedoeld in artikel 176 van het Wetboek diverse rechten en taksen). Dit voordeel (iets meer dan 13 euro) is echter te beperkt gebleken om het aantal contracten inzake rechtsbijstandsverzekeringen aanzienlijk te laten toenemen

    (ibid.).

    B.3.2. Bij de wet van 22 april 2019 wordt de vrijstelling van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen opgeheven (artikelen 24 en 25) en vervangen door een vermindering in de personenbelasting « verleend voor de premies die de belastingplichtige tijdens het belastbare tijdperk werkelijk heeft betaald voor een rechtsbijstandsverzekering in de zin van artikel 154 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen die hij individueel heeft gesloten bij een verzekeringsonderneming die is gevestigd in de Europese Economische Ruimte en die voldoet aan alle in hoofdstuk 2 van de wet van 22 april 2019 tot het toegankelijker maken van de rechtsbijstandsverzekering vermelde voorwaarden » (artikel 14549, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : het WIB 1992), ingevoegd bij artikel 15 van de wet van 22 april 2019).

    De bedoelde betalingen komen voor de belastingvermindering in aanmerking tot een bedrag van 195 euro per belastbaar tijdperk en de belastingvermindering is gelijk aan 40 pct. van het in aanmerking te nemen bedrag (artikel 14549, § 1, tweede en derde lid, van het WIB 1992). Op grond van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT