Uittreksel uit arrest nr. 32/2021 van 25 februari 2021 Rolnummer 7501 In zake : de vordering tot schorsing van artikel 46 van de wet van 20 december 2020 « houdende diverse tijdelijke en structurele

Uittreksel uit arrest nr. 32/2021 van 25 februari 2021

Rolnummer 7501

In zake : de vordering tot schorsing van artikel 46 van de wet van 20 december 2020 « houdende diverse tijdelijke en structurele bepalingen inzake justitie in het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 », ingesteld door R.M. en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, en de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache en D. Pieters, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de vordering en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 22 januari 2021 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 25 januari 2021, is een vordering tot schorsing van artikel 46 van de wet van 20 december 2020 « houdende diverse tijdelijke en structurele bepalingen inzake justitie in het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 december 2020) ingesteld door R.M., B.G., F.G., S.U., G.O. en K. V.C., bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Verpoorten, advocaat bij de balie van Antwerpen.

    Bij hetzelfde verzoekschrift vorderen de verzoekende partijen eveneens de vernietiging van dezelfde wetsbepaling.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepaling

    B.1.1. De verzoekende partijen vragen de vernietiging en de schorsing van artikel 46 van de wet van 20 december 2020 « houdende diverse tijdelijke en structurele bepalingen inzake justitie in het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 » (hierna : de wet van 20 december 2020), dat bepaalt :

    In de gevallen bedoeld in de artikelen 30, 46, 54, 58, § 4, 64 en 68 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, hoort de kamer voor de bescherming van de maatschappij tot 31 maart 2021, enkel de advocaat van de geïnterneerde persoon en het openbaar ministerie, behoudens andersluidende gemotiveerde beslissing. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De directeur of de verantwoordelijke van de zorg geeft een schriftelijk advies en licht eveneens, in voorkomend geval, schriftelijk de voorwaarden toe die hij in zijn advies heeft gesteld in het belang van het slachtoffer. In voorkomend geval kan de kamer voor de bescherming van de maatschappij ook beslissen de advocaat van het slachtoffer of het slachtoffer zelf te horen

    .

    B.1.2. De bestreden bepaling beoogt de beslissingen die moeten worden genomen in het kader van de eerste zitting na het opleggen van de internering bij vonnis of arrest (artikel 30 van de wet van 5 mei 2014), de zitting over een wijziging van de beslissing over een uitvoeringsmodaliteit (artikel 46), de zitting over een verzoek tot overplaatsing van de geïnterneerde persoon, uitgaansvergunning, verlof, beperkte detentie, elektronisch toezicht, invrijheidstelling op proef en vervroegde invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering (artikel 54), de zitting in het kader van een verzoek tot schorsing van één van de opgelegde voorwaarden (artikel 58, § 4), de zitting inzake de herroeping, de schorsing of de herziening van de uitvoeringsmodaliteiten (artikel 64) en de zitting aangaande de definitieve invrijheidstelling (artikel 68).

    B.1.3. De bestreden bepaling is van toepassing van 24 december 2020 tot, in beginsel, 31 maart 2021. Het - door de verzoekende partijen niet bestreden - artikel 81 van de wet van 20 december 2020 machtigt de Koning evenwel om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de datum van 31 maart 2021 aan te passen teneinde rekening te houden met de duurtijd van de maatregelen genomen met het oog op de strijd tegen de COVID-19-pandemie.

    B.2.1. Volgens de memorie van toelichting heeft de bestreden bepaling als doel « zoveel mogelijk contacten tussen mensen te vermijden en het aantal overbrengingen van geïnterneerde personen te beperken » (Parl. St., Kamer, 2020-2021, DOC 55-1668/001, p. 24). Zij past dus in het kader van de algemene doelstelling van de wet van 20 december 2020, waarbij « fysieke contacten en ontmoetingen van mensen [moeten] worden vermeden wanneer zij...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT