Uittreksel uit arrest nr. 156/2020 van 26 november 2020 Rolnummer 6917 In zake: het beroep tot vernietiging van artikel 233, § 2, van de Brusselse Huisvestingscode

Uittreksel uit arrest nr. 156/2020 van 26 november 2020

Rolnummer 6917

In zake: het beroep tot vernietiging van artikel 233, § 2, van de Brusselse Huisvestingscode, ingevoegd bij artikel 15 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 27 juli 2017 « houdende de regionalisering van de woninghuurovereenkomst », ingesteld door de vzw « Chambre d'Arbitrage et de Médiation / Kamer van Arbitrage en Bemiddeling » en Olivier Domb.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache en T. Detienne, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter A. Alen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 april 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 3 mei 2018, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 233, § 2, van de Brusselse Huisvestingscode, ingevoegd bij artikel 15 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 27 juli 2017 « houdende de regionalisering van de woninghuurovereenkomst » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 oktober 2017) door de vzw « Chambre d'Arbitrage et de Médiation / Kamer van Arbitrage en Bemiddeling » en Olivier Domb, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. B. Cambier en Mr. A. Paternostre, advocaten bij de balie te Brussel.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan

    B.1.1. Bij artikel 15 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 27 juli 2017 « houdende de regionalisering van de woninghuurovereenkomst » (hierna : de ordonnantie van 27 juli 2017) wordt, in de Brusselse Huisvestingscode, een titel XI (« Woninghuurovereenkomsten ») ingevoegd, waarvan artikel 233 (« Geschillenregeling ») van dat Wetboek deel uitmaakt, dat bepaalt :

    § 1. Onverminderd het aanhangig zijn bij een rechtbank, kunnen de partijen hun onenigheid in der minne regelen door, indien nodig, hun toevlucht te nemen tot de diensten van een erkende bemiddelaar of om het even welke andere alternatieve procedure waarnaar verwezen wordt in de bijlage bedoeld in artikel 218, § 5.

    § 2. De partijen kunnen overeenkomen om hun geschil aan een arbiter voor te leggen na het ontstaan van het geschil.

    Elk arbitragebeding dat vóór het ontstaan van het geschil overeengekomen is, wordt voor niet geschreven gehouden

    .

    B.1.2. Een « woninghuurovereenkomst » is een « huurovereenkomst betreffende een woning met uitsluiting van toeristische logies in de zin van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 8 mei 2014 » (artikel 2, § 1, 30°, van de Brusselse Huisvestingscode, ingevoegd bij artikel 3 van de ordonnantie van 27 juli 2017), met dien verstande dat de woning « het gebouw of gebouwgedeelte [is] dat gebruikt of bestemd is om bewoond te worden door één of verscheidene gezinnen » (artikel 2, § 1, 3°, van dezelfde Code).

    B.2. Artikel 218, § 5, 11°, van de Brusselse Huisvestingscode vereist van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering dat zij, in een bijlage die bij de woninghuurovereenkomst moet worden gevoegd, voorziet in een « uitleg over de wettelijke...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT