Uittreksel uit arrest nr. 130/2020 van 1 oktober 2020, de 1 octobre 2020

Artikel M.

Rolnummer 7386

In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 14bis, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, ingesteld door Annick Meurant en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit emeritus voorzitter A. Alen, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, voorzitter F. Daoût, en de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter A. Alen,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 24 april 2020 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 28 april 2020, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 14bis, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, door Annick Meurant, Guido Van Loon, Jan Creve, Dirk Bus en André Didden, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Vande Casteele, advocaat bij de balie te Antwerpen.

    Op 13 mei 2020 hebben de rechters-verslaggevers R. Leysen en T. Giet, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op voorafgaande rechtspleging.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 14bis, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    Het beroep tot vernietiging wordt ingesteld op grond van artikel 4, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, dat bepaalt dat voor onder meer iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die doet blijken van een belang, een nieuwe termijn van zes maanden openstaat voor het instellen van een beroep tot vernietiging tegen een wet, een decreet of een ordonnantie wanneer het Hof, uitspraak doende op een prejudiciële vraag, heeft verklaard dat die wet, dat decreet of die ordonnantie met name een van de in artikel 1 bedoelde regels schendt.

    B.2. Artikel 14bis van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals ingevoegd bij artikel 14 van de wet van 16 juni 1989 " houdende diverse institutionele hervormingen " en gewijzigd bij artikel 9 van de wet van 4 augustus 1996 " tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 " en bij artikel 2 van de wet van 8 september 1997, bepaalt :

    " Voor de toepassing van artikel 14 worden als substantiële vormen beschouwd, het overleg, de betrokkenheid, het geven van inlichtingen, de adviezen, de eensluidende adviezen, de akkoorden, de gemeenschappelijke akkoorden met uitzondering van de samenwerkingsakkoorden bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en de voorstellen die de betrekkingen tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffen en die voorgeschreven zijn door of krachtens de wetten aangenomen in uitvoering van de artikelen 39, 127, § 1, 128, § 1, 129, § 1, 130, § 1, 135, 136, eerste lid, 140, 175, 176 en 177 van de Grondwet.

    De natuurlijke en de rechtspersonen, behalve de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wat de aangelegenheden betreft die bedoeld zijn in artikel 63 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, kunnen echter de schending van de in het vorige lid bedoelde vormen niet inroepen ".

    B.3. Het enige middel is afgeleid uit de schending, door de bestreden bepaling, van de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met het algemeen rechtsbeginsel van toegang tot een rechter.

    De verzoekende partijen verwijten de bestreden bepaling dat zij natuurlijke personen of rechtspersonen andere dan de Belgische Staat, de gemeenschappen, de gewesten en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie niet de mogelijkheid biedt om zich in het kader van een beroep tot nietigverklaring voor de Raad van State op de schending te beroepen van de in artikel 14bis, eerste lid, van dezelfde wetten bedoelde vormen.

    B.4. Bij zijn arrest nr. 147/2019 van 24 oktober 2019, heeft het Hof geoordeeld :

    " B.3.2. Artikel 14bis van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals ingevoegd bij artikel 14 van de wet van 16 juni 1989 ' houdende diverse institutionele hervormingen ' en gewijzigd bij artikel 9 van de wet van 4 augustus 1996 ' tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 ' en bij artikel 2 van de wet van 8 september 1997, bepaalt :

    ' Voor de toepassing van artikel 14 worden als substantiële vormen beschouwd, het overleg, de betrokkenheid, het geven van inlichtingen, de adviezen, de eensluidende adviezen, de akkoorden, de gemeenschappelijke akkoorden met uitzondering...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT