Uittreksel uit arrest nr. 57/2020 van 7 mei 2020 Rolnummer 6836 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 21 juli 2017 « betreffende de milieubescherming en de regulering van de

Uittreksel uit arrest nr. 57/2020 van 7 mei 2020

Rolnummer 6836

In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 21 juli 2017 « betreffende de milieubescherming en de regulering van de activiteiten op Antarctica onder de rechtsbevoegdheid van België », ingesteld door de stichting van openbaar nut « De Internationale Pool Stichting ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 26 januari 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 januari 2018, heeft de stichting van openbaar nut « De Internationale Pool Stichting », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. L. Depré, Mr. A. Baeyens en Mr. I. Eabdellatin, advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 21 juli 2017 « betreffende de milieubescherming en de regulering van de activiteiten op Antarctica onder de rechtsbevoegdheid van België » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 juli 2017).

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden wet

    B.1. De wet van 21 juli 2017 « betreffende de milieubescherming en de regulering van de activiteiten op Antarctica onder de rechtsbevoegdheid van België » (hierna : de wet van 21 juli 2017) heeft onder meer tot doel uitvoering te geven aan het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica, het Aanhangsel en de Bijlagen I, II, III, IV, ondertekend te Madrid op 4 oktober 1991, en Bijlage V, gedaan te Bonn op 7 tot 18 oktober 1991 (hierna : het Protocol).

    Dat Protocol werd goedgekeurd bij het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 14 maart 1994 « houdende goedkeuring van het protocol betreffende milieubescherming bij het verdrag inzake Antarctica, appendix, bijlagen I, II, III, IV en V, gesloten te Madrid op 4 oktober 1991 », bij de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 8 september 1994 « houdende goedkeuring van het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica, Aanhangsel, Bijlagen I, II, III, IV en V, opgemaakt te Madrid op 4 oktober 1991 », bij het decreet van het Waalse Gewest van 23 maart 1995 « houdende goedkeuring van het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica, van het Aanhangsel en de Bijlagen I, II, III, IV en V ervan, gedaan te Madrid op 4 oktober 1991 », bij het decreet van de Franse Gemeenschap van 27 maart 1995 « houdende toestemming in het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica, in zijn aanhangsel en bijlagen I, II, III, IV en V, opgemaakt te Madrid op 4 oktober 1991 », bij de wet van 19 mei 1995 « houdende goedkeuring van het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica, Aanhangsel, Bijlagen I, II, III, IV en V, opgemaakt te Madrid op 4 oktober 1991 » en bij het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 22 december 1995 « houdende goedkeuring van het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica, en van het aanhangsel en de bijlagen I, II, III, IV en V, ondertekend te Madrid op 4 oktober 1991 ». Het Protocol is een aanvulling van het Verdrag inzake Antarctica, ondertekend te Washington op 1 december 1959, dat werd goedgekeurd bij een wet van 12 juli 1960 (hierna : het Verdrag inzake Antarctica).

    De wet van 21 juli 2017 strekt ertoe « een coherent en volledig juridisch kader [uit te werken] voor alle activiteiten onderworpen aan toestemmingen/vergunningen van het Belgisch recht », « het statuut van de uitgevoerde activiteiten in Antarctica onder het Belgisch recht » te verduidelijken (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2276/001, p. 3) en bij te dragen tot de alomvattende bescherming van het Antarctisch milieu en de daarvan afhankelijke en daarmee samenhangende ecosystemen alsook tot de instandhouding van Antarctica als natuurreservaat, ten dienste van de vrede en de wetenschap (artikel 2, tweede lid).

    Bij de wet van 21 juli 2017 wordt de wet van 7 april 2005 « houdende uitvoering van het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica, het Aanhangsel en de Bijlagen I, II, III en IV, ondertekend te Madrid, op 4 oktober 1991, en Bijlage V, aangenomen te Bonn op 7 tot 18 oktober 1991 » (hierna : de wet van 7 april 2005) opgeheven en vervangen. Zij herneemt een aantal bepalingen van de wet van 7 april 2005, al dan niet aangepast (artikelen 1 tot 14, § 1, 16 en 26 van de wet van 21 juli 2017). Zij voert daarnaast nieuwe bepalingen in, met name betreffende de bevoegdheid van de minister tot substitutie in geval van een milieubedreigende noodsituatie (artikel 14, § 2), de aansprakelijkheid (artikel 15), het toezicht, de controle en de toegang tot informatie (artikelen 17 en 18), de infrastructuren, uitrusting en voertuigen op Antarctica (artikelen 19 tot 22), de gerechtelijke en administratieve autoriteit en de vaststelling van inbreuken (artikelen 23 en 24) en de administratieve sancties (artikel 25). Die nieuwe bepalingen hebben tot doel « lacunes en leemtes [weg te werken] waardoor kan worden ingespeeld op nieuwe situaties of thematieken, in het bijzonder de kwesties betreffende de activiteiten verricht onder het Belgische rechtsgebied » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2276/001, p. 4).

    De wet van 21 juli 2017 is in werking getreden op 28 juli 2017 (artikel 28, § 1). Zij is van toepassing « op de bestaande infrastructuren en voertuigen die momenteel gebouwd of geassembleerd worden op het ogenblik van de inwerkingtreding ervan » (artikel 28, § 2). Onder « infrastructuur » dient te worden begrepen « elke vaste of mobiele installatie, gebouwd of geplaatst op de grond of op [de] ijsplaat voor de opvang van personen, de opslag van goederen of waar activiteiten kunnen worden verricht » (artikel 3, 10°). De Zuidpoolbasis « Princess Elisabeth » is een infrastructuur in de zin van die bepaling (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2276/001, p. 54; DOC 54-2276/004, pp. 16-19).

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid

    B.2. De Ministerraad betwist het belang van de verzoekende partij om reden dat zij niet aantoont dat de wet van 21 juli 2017 haar rechtstreeks kan raken. Hij voert daarnaast aan dat de verzoekende partij geen belang erbij heeft kritiek te uiten op de bepalingen van de wet van 21 juli 2017 die reeds waren opgenomen in de wet van 7 april 2005. De verzoekende partij zou evenmin belang hebben bij het eerste middel, aangezien zij de bevoegdheid van de federale overheid niet heeft betwist toen die de wet van 7 april 2005 aannam.

    B.3. « De Internationale Pool Stichting » (in het Engels, The International Polar Foundation - hierna : IPF) staaft haar belang met verwijzing naar haar hoedanigheid van initiatiefnemer, ontwerper en operator van de Belgische Staat voor de Zuidpoolbasis « Princess Elisabeth ».

    B.4.1. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

    B.4.2. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de IPF actief is op Antarctica, waar zij expedities onderneemt (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2276/004, pp. 19-20), en dat zij rechtstreeks wordt beoogd door de in de wet bepaalde vergunnings- en registratieplichten (ibid., pp. 16 tot 21). De verzoekende partij doet bijgevolg van het vereiste belang blijken.

    B.4.3. De omstandigheid dat sommige bestreden bepalingen een draagwijdte hebben die soortgelijk is aan die van de wet van 7 mei 2005 heeft niet tot gevolg dat het beroep niet ontvankelijk is. Door de bestreden bepalingen aan te nemen heeft de wetgever immers opnieuw gelegifereerd.

    De omstandigheid dat, bij een vernietiging, de wet van 7 mei 2005 opnieuw toepasselijk zou zijn, heeft geen weerslag op het belang bij het beroep.

    Het gegeven dat de verzoekende partij geen beroep heeft ingesteld tegen die wet, is evenmin van dien aard haar het belang bij haar beroep te ontnemen.

    B.4.4. De excepties van onontvankelijkheid worden verworpen.

    Ten aanzien van de omvang van het beroep

    B.5.1. Het Hof dient de omvang van het beroep tot vernietiging te bepalen op basis van de inhoud van het verzoekschrift.

    Het Hof kan slechts uitdrukkelijk bestreden wetskrachtige bepalingen vernietigen waartegen middelen worden aangevoerd en, in voorkomend geval, bepalingen die niet worden bestreden maar die onlosmakelijk zijn verbonden met de bepalingen die moeten worden vernietigd.

    B.5.2. Uit het verzoekschrift blijkt dat de grieven alleen gericht zijn tegen de volgende bepalingen van de wet van 21 juli 2017 :

    - de artikelen 3, 4°, 5, § 1, en 26, wat betreft de vergunningsplicht bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 21 juli 2017 en de strafsancties die gekoppeld zijn aan een niet-inachtneming van de voorwaarden van die vergunning (tweede middel);

    - artikel 23, wat betreft de personen die ertoe gemachtigd zijn om inbreuken op de wet van 21 juli 2017 vast te stellen (derde middel);

    - artikel 14, § 2, vierde lid, en de artikelen 15, 25 en 26, wat de cumulatie van burgerrechtelijke, administratieve en strafrechtelijke sancties betreft (vierde middel);

    - de artikelen 6 tot 8, 16 en 17, wat betreft de voorwaarden voor de toekenning, intrekking en controle van de vergunning bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 21 juli 2017 (vijfde middel).

    Daarnaast betwist de verzoekende partij de bevoegdheid van de federale overheid om de wet van 21 juli 2017 aan te nemen (eerste middel).

    B.5.3. Het beroep tot vernietiging is bijgevolg slechts in die mate ontvankelijk.

    ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT