Uittreksel uit arrest nr. 181/2019 van 14 november 2019 Rolnummer 7037 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 9 maart 2018 « betreffende

Uittreksel uit arrest nr. 181/2019 van 14 november 2019

Rolnummer 7037

In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 9 maart 2018 « betreffende het deeltijds kunstonderwijs », ingesteld door Paul Mertens.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters T. Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 31 oktober 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 5 november 2018, heeft Paul Mertens, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. K. Van den Wyngaert, advocaat bij de balie te Antwerpen, beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 9 maart 2018 « betreffende het deeltijds kunstonderwijs » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 11 mei 2018).

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen en hun context

    B.1.1. Het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 9 maart 2018 « betreffende het deeltijds kunstonderwijs » (hierna : het decreet van 9 maart 2018) regelt onder meer de opdracht en de finaliteit van dat onderwijs (artikelen 4 tot 9), de structuur (artikelen 10 tot 28), de toelatingsvoorwaarden (artikelen 29 tot 36), de rechten en plichten van de leerlingen (artikelen 37 tot 64), de personeels- en de werkingsmiddelen van de academies (artikelen 65 tot 89), het inschrijvingsgeld (artikelen 90 tot 96) en de erkennings-, financierings- en subsidiëringsvoorwaarden van de academies (artikelen 97 tot 135).

    B.1.2. De verzoekende partij vordert de vernietiging van de volgende bepalingen van het decreet van 9 maart 2018 : artikel 3, 39° en 70°, artikel 12, § 3, derde, vierde en vijfde lid, artikel 13, § 2, de artikelen 31 en 32, artikel 33, § 2, 2°, artikel 67, § 3, tweede en derde lid, artikel 73, § 2, en artikel 83, tweede en derde lid.

    De bestreden bepalingen houden verband met de omvang van een lestijd (artikelen 3, 39°, en 73, § 2), met de in- en doorstroom van leerlingen in de verschillende graden van het deeltijds kunstonderwijs (artikelen 31 en 32, artikel 33, § 2, 2°, en artikel 3, 70°), met de indeling, de omvang van opleidingen in het deeltijds kunstonderwijs en het traject van de leerlingen (artikel 12, § 3, derde, vierde en vijfde lid, en artikel 13, § 2) en met de omkadering en de werkingsmiddelen van de academies (artikel 67, § 3, tweede en derde lid, en artikel 83, tweede en derde lid).

    B.2.1. Het decreet van 9 maart 2018 brengt de regelgeving voor het deeltijds kunstonderwijs, die voorheen verspreid was over verschillende decreten en besluiten, samen en actualiseert ze.

    B.2.2. De decreetgever heeft beoogd met een vereenvoudigd en coherent juridisch kader het deeltijds kunstonderwijs in te bedden in het onderwijslandschap, waarbij een nauwere samenwerking met het leerplichtonderwijs en de vrijetijdsactoren wordt gestimuleerd. Het decreet van 9 maart 2018 is gebaseerd op drie ambities : vereenvoudiging van de regelgeving, stevige verankering in onderwijs en verbinding met de kunsten en met het kleuter- en leerplichtonderwijs (Parl. St., Vlaams Parlement, 2017-2018, nr. 1439/1, pp. 3-5). De decreetgever heeft met de vernieuwde structuur een transparant kader willen uittekenen dat het opleidingsaanbod overzichtelijk maakt, dat dat aanbod voldoende flexibel houdt en bovendien afstemt op de specifieke behoeften van de leerlingen (ibid., pp. 15-17).

    B.2.3. De decreetgever heeft voorts getracht de bestaande financiering van het deeltijds kunstonderwijs, waarbij rekening wordt gehouden met demografische ontwikkelingen, te verzoenen met, enerzijds, budgettaire beperkingen en, anderzijds, het behoud voor de leerkrachten van de bestaande tewerkstelling, salarissen en prestaties (Parl. St., Vlaams Parlement, 2017-2018, nr. 1439/1, pp. 19-20). Hij heeft de omkadering van de academies (het aantal wekelijkse lestijden) rechtstreeks gesteund op het aantal financierbare leerlingen. Omdat niet alle leerlingen eenzelfde reële belasting van de academies met zich meebrengen en teneinde de budgettaire status quo te bewaken (ibid., p. 19), wordt niet alleen rekening gehouden met het aantal leerlingen, maar ook met bepaalde wegingsfactoren naar gelang van de onderwijslast, waarvan met het oog op het behoud van de bestaande verschillen en verhoudingen tussen de podiumkunsten en de beeldende kunsten, de waarde niet werd gewijzigd (ibid., pp. 20-21 en 55-56).

    Ten gronde

    Wat betreft de middelen in het algemeen

    B.3.1. Volgens de Vlaamse Regering zou de verzoekende partij onvoldoende toelichten in welke zin de bestreden bepalingen artikel 24, § § 3 en 5, van de Grondwet of de beginselen van rechtszekerheid en van evenredigheid zouden schenden.

    B.3.2. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden, welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.

    Het Hof onderzoekt de middelen in zoverre zij aan de voormelde vereisten voldoen.

    Wat betreft het eerste middel

    B.4.1. De verzoekende partij leidt een eerste middel af uit de schending, door de artikelen 3, 39°, en 73, § 2, van het bestreden decreet, van de artikelen 10, 11 en 24, § § 3 tot 5, van de Grondwet, in samenhang gelezen met het rechtszekerheidsbeginsel en met het evenredigheidsbeginsel, doordat zij een niet-verantwoord verschil inzake de lestijd zouden instellen tussen de beeldende en audiovisuele kunsten (hierna : de beeldende kunsten), enerzijds, en de domeinen dans, woordkunst-drama en muziek (hierna : de podiumkunsten), anderzijds.

    B.4.2. Artikel 3 van het bestreden decreet bepaalt :

    In dit decreet wordt verstaan onder :

    [...]

    39° lestijd : een periode van vijftig minuten in het domein beeldende en audiovisuele kunsten of zestig minuten in de domeinen dans, woordkunst-drama en muziek of vijftig of zestig minuten in de domeinoverschrijdende initiatieopleiding als eenheid voor de duur van een leeractiviteit en eenheid voor de toekenning van de omkadering van het onderwijzend personeel;

    [...]

    .

    B.4.3. Artikel 73 van het bestreden decreet bepaalt :

    § 1. Het schoolbestuur beslist, met toepassing van de reglementering over overleg en onderhandeling, over de aanwending van de lestijden.

    Het schoolbestuur kan het totale aantal toegekende lestijden aanwenden voor de organisatie van leeractiviteiten, muzikaal begeleiden en leeractiviteiten op maat. Het schoolbestuur kan maximaal drie percent van het aantal toegekende lestijden aanwenden voor pedagogische coördinatie. Dat percentage kan worden overschreden, mits hierover een akkoord wordt bereikt in het lokale comité.

    § 2. Elke lestijd die voor leeractiviteiten aangewend wordt resulteert elke week van het schooljaar in een leeractiviteit van minstens vijftig minuten voor het domein beeldende en audiovisuele kunsten en minstens zestig minuten voor de domeinen dans, woordkunst-drama en muziek, of minstens vijftig of zestig minuten voor de domeinoverschrijdende initiatieopleiding, rekening houdend met de bepalingen over de organisatie van het schooljaar, vermeld in artikel 63 en 64.

    In afwijking van het eerste lid bepaalt de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT