Uittreksel uit arrest nr. 26/2020 van 20 februari 2020 Rolnummer 6982 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 7 januari 2018 « tot wijziging van de wet van 8 juni 2006

Uittreksel uit arrest nr. 26/2020 van 20 februari 2020

Rolnummer 6982

In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 7 januari 2018 « tot wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens en van het Burgerlijk Wetboek », ingesteld door de vzw « Actieve Verdediging der Wapenliefhebbers ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, M. Pâques en Y. Kherbache, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 9 juli 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 11 juli 2018, heeft de vzw « Actieve Verdediging van de Wapenliefhebbers », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. F. Judo en Mr. T. Souverijns, advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 2, 3, 2°, 5, 6, 9, 1° en 5°, 12, 14, a), 16, 1°, 18, 20, 21, 1° tot 3°, 25, a), c) en d), 27 en 28 van de wet van 7 januari 2018 « tot wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens en van het Burgerlijk Wetboek » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12 januari 2018).

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de amnestieregeling

    Wat betreft de bestreden bepaling

    B.1.1. Bij artikel 27 van de wet van 7 januari 2018 « tot wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens en van het Burgerlijk Wetboek » (hierna : de wet van 7 januari 2018) werd een artikel 45/1 ingevoerd in de wet van 8 juni 2006 « houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens » (hierna : de Wapenwet). Die bepaling voorziet in een zogenoemde amnestieregeling, waardoor het van 1 maart 2018 tot en met 31 december 2018 mogelijk was om aangifte te doen van een illegaal vergunningsplichtig wapen, een illegale lader of illegale munitie, zonder te kunnen worden vervolgd, op voorwaarde dat het wapen op het moment van de aangifte geen aanleiding had gegeven tot een specifiek proces-verbaal of een specifieke onderzoeksdaad. Indien dat wel het geval was, was de aangifte zonder vervolging enkel mogelijk indien het wapen op naam van de persoon die aangifte deed, in het Centraal Wapenregister was geregistreerd vóór de inwerkingtreding van de Wapenwet. Het nieuwe artikel 45/1 bepaalt :

    § 1. Eenieder die zonder de vereiste vergunning of erkenning een vergunningsplichtig wapen, een lader of munitie voorhanden heeft, moet daarvan uiterlijk op 31 december 2018 aangifte doen bij de lokale politie :

    - hetzij met het oog op de aanvraag van een erkenning bedoeld in artikel 6, van een vergunning bedoeld in artikel 11 of van de registratie bedoeld in artikel 12, derde lid, bij de gouverneur bevoegd voor zijn verblijfplaats;

    - hetzij met het oog op de neutralisering op eigen kosten van het wapen of de lader door de Proefbank voor vuurwapens;

    - hetzij met het oog op de overdracht van het wapen, de lader of de munitie aan een persoon die gemachtigd is ze voorhanden te hebben of daarvoor is erkend;

    - hetzij met de bedoeling er afstand van te doen.

    Aangiftes gedaan na 31 december 2018 met het oog op de aanvraag van een erkenning bedoeld in artikel 6, van een vergunning bedoeld in artikel 11 of van de registratie bedoeld in artikel 12, derde lid, leiden tot de onontvankelijkheid van die aanvraag.

    § 2. In afwachting van de beslissing van de gouverneur, kan de aanvraag van een erkenning bedoeld in artikel 6 of van een vergunning bedoeld in artikel 11 als voorlopige erkenning of vergunning gelden volgens de nadere regels bepaald door de Koning. In het tegenovergestelde geval worden het wapen, de laders en de munitie in bewaring gegeven bij de lokale politie of bij een persoon die gerechtigd is ze voorhanden te hebben of daarvoor is erkend, vanaf de dag van de aangifte tot het verkrijgen van de gevraagde erkenning of vergunning of tot de toepassing van het tweede lid.

    In geval van de weigering van de erkenning bedoeld in artikel 6 of de vergunning bedoeld in artikel 11, moet de betrokkene binnen drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop die beslissing definitief is geworden, hetzij het wapen en de laders op eigen kosten laten neutraliseren bij de Proefbank voor vuurwapens, hetzij het wapen, de laders en de munitie overdragen aan een persoon die gerechtigd is ze voorhanden te hebben, hetzij afstand ervan doen bij de lokale politie van zijn verblijfplaats.

    § 3. Wanneer de betrokkene het wapen, de lader of de munitie aangeeft aan de lokale politie met het oog op toepassing van paragraaf 1, wordt hem een aangiftebewijs overhandigd. Dit aangiftebewijs wordt gedateerd en ondertekend door beide partijen of hun gemachtigden en vermeldt om welk wapen of welke lader of munitie het gaat alsook de keuze voor één van de mogelijkheden voorzien in paragraaf 1, eerste lid.

    § 4. Hij die paragraaf 1 toepast, kan niet worden vervolgd wegens het gebrek aan de desbetreffende vergunning :

    1° indien dat feit tot op het moment van de aangifte geen aanleiding heeft gegeven tot een specifiek proces-verbaal of een specifieke onderzoeksdaad door een politiedienst of een gerechtelijke overheid; of

    2° indien het wapen op zijn naam was geregistreerd in het Centraal Wapenregister voor de inwerkingtreding van deze wet.

    § 5. Wanneer ze betrekking hebben op dossiers die ingediend zijn tijdens de periode bedoeld in paragraaf 1, worden de hierna genoemde termijnen als volgt verlengd :

    1° de termijn bedoeld in artikel 11, § 1, eerste lid, wordt gebracht op vier maanden in plaats van drie maanden;

    2° de termijn bedoeld in artikel 31, 2°, wordt gebracht op vijf maanden in plaats van vier maanden.

    § 6. De Koning kan de procedure en de nadere regels omtrent de toepassing van dit artikel bepalen

    .

    B.1.2. De wetgever vond het noodzakelijk om, na de regularisatieperiode die gold van 2006 tot 2008, een bijkomende regularisatieperiode te organiseren teneinde zoveel mogelijk illegale wapens uit circulatie te nemen :

    De vorige regularisatie, die plaatsgreep van 2006 tot 2008, was een succes, want er zijn ongeveer 200 000 wapens aangegeven. Aldus zijn 200 000 wapens niet langer in handen van onbekenden. De eigenaars ervan hebben een vergunning gekregen, of de wapens zijn geneutraliseerd of vernietigd. Niettemin hebben volgens schattingen nog veel mensen illegaal wapens in hun bezit. Het zou gaan om tienduizenden wapens. Die vormen in diverse opzichten een mogelijk gevaar voor de openbare veiligheid.

    Wanneer de politiediensten woningen moeten betreden, verdient het uiteraard de voorkeur dat geweten is of de bewoners wapens voorhanden hebben. Dankzij de regularisatie zullen de wapenregisters worden aangevuld en zullen ze vollediger zijn.

    Bovendien zijn er wellicht wapens in handen van mensen die niet aan de wettelijke eisen voldoen. Het wetsontwerp brengt wat dat betreft meer duidelijkheid en zal ervoor zorgen dat op dat vlak veel situaties worden bijgestuurd.

    Het wetsontwerp zorgt ervoor dat vanaf begin 2018 alle burgers opnieuw die wapens kunnen aangeven, in ruil voor een vrijstelling van strafrechtelijke vervolging. Zij kunnen een vergunning aanvragen voor hun wapens, ze verkopen, ze laten neutraliseren of er afstand van doen. De regularisatieperiode is niet van toepassing op de verboden wapens, zoals de volledig automatische vuurwapens. Wie desondanks weigert zijn wapen aan te geven, loopt het risico een zware gevangenisstraf te krijgen, die kan oplopen tot vijf jaar, alsook een boete tot 25 000 euro

    (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-2709/004, pp. 3 en 4).

    Wat betreft het eerste onderdeel van het derde middel

    B.2.1. Het eerste onderdeel van het derde middel is afgeleid uit de schending, door artikel 27 van de wet van 7 januari 2018, van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat die bepaling een onverantwoord verschil in behandeling zou doen ontstaan tussen personen die aangifte doen van een illegaal wapen dat nog niet het voorwerp uitmaakte van een specifiek proces-verbaal of van een onderzoeksdaad, en personen die aangifte doen van een illegaal wapen dat wel reeds het voorwerp uitmaakte van een specifiek proces-verbaal of van een specifieke onderzoeksdaad.

    B.2.2. De Ministerraad voert aan dat de twee categorieën van personen niet vergelijkbaar zijn.

    In beide gevallen gaat het evenwel om personen die zonder de vereiste vergunning of erkenning een vergunningsplichtig wapen, een lader of munitie voorhanden hebben.

    De vergeleken categorieën van personen zijn bijgevolg vergelijkbaar. De exceptie wordt verworpen.

    B.2.3. Volgens de Ministerraad werd de bestreden beperking van de toegang tot de amnestieregeling ingevoerd om te vermijden dat personen die reeds het voorwerp uitmaken van een vervolging voor illegaal wapenbezit, aan die vervolging kunnen ontsnappen door alsnog gebruik te maken van de aangiftemogelijkheid. Bovendien blijkt uit de parlementaire voorbereiding dat de wetgever...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT