Uittreksel uit arrest nr. 11/2020 van 23 januari 2020 Rolnummer 7043 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 30 maart 2018 « betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding »

Uittreksel uit arrest nr. 11/2020 van 23 januari 2020

Rolnummer 7043

In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 30 maart 2018 « betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding », ingesteld door de vzw « Inter-Environnement Bruxelles » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen en M. Pâques, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus rechter E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 7 november 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 20 november 2018, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 30 maart 2018 « betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 mei 2018) door de vzw « Inter-Environnement Bruxelles », de vzw « Climaxi », de vzw « Climate Express », het « Algemeen Belgisch Vakverbond », Robert Vertenueil, het « Algemeen Christelijk Vakverbond van België » en Marc Leemans, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. V. Letellier, advocaat bij de balie te Brussel.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden wet en de context ervan

    B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de wet van 30 maart 2018 « betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding » (hierna : de wet van 30 maart 2018).

    B.2.1. Bij de bestreden wet wordt een mobiliteitsvergoeding ingevoerd, gedefinieerd als « het bedrag dat de werknemer ontvangt van zijn werkgever in ruil voor het inleveren van zijn bedrijfswagen en waarop de door deze wet bepaalde fiscale, sociaalrechtelijke en arbeidsrechtelijke regels van toepassing zijn » (artikel 3, 2°, van de wet van 30 maart 2018).

    B.2.2. Luidens artikel 4, § 1, van de bestreden wet « [behoort] de invoering van een mobiliteitsvergoeding [...] tot de uitsluitende beslissingsbevoegdheid van de werkgever », die, wanneer hij die vergoeding toekent, echter ertoe gehouden is de bij de wet bepaalde voorwaarden (artikelen 4 tot 7) in acht te nemen, alsook de juridische gevolgen die eraan zijn verbonden, zoals zij zijn gedefinieerd in de artikelen 8 en 9 van de wet van 30 maart 2018 :

    Art. 8. § 1. De toekenning van de mobiliteitsvergoeding heeft tot gevolg dat het voordeel van de ingeruilde bedrijfswagen en van alle andere erop betrekking hebbende voordelen volledig verdwijnt voor de werknemer.

    Het voordeel van de bedrijfswagen en van alle andere erop betrekking hebbende voordelen eindigt voor de werknemer vanaf de eerste dag van de maand waarin de mobiliteitsvergoeding wordt toegekend.

    § 2. In geval de werknemer beschikt over meerdere bedrijfswagens bij dezelfde werkgever, kan slechts één bedrijfswagen worden ingeruild voor een mobiliteitsvergoeding. De inlevering van andere bedrijfswagens kan geen recht geven op een bijkomende mobiliteitsvergoeding.

    § 3. Voor de toepassing van paragraaf 2 is vereist dat de werknemer over al zijn bedrijfswagens beschikt gedurende de minimumtermijnen voorzien in artikel 5 § 2, eerste lid, 1° en 2°. Voldoet één van de bedrijfswagens niet aan de vereiste minimumtermijnen, dan moeten alle bedrijfswagens worden ingeruild voor één mobiliteitsvergoeding.

    Art. 9. § 1. De werknemer die het voordeel van een mobiliteitsvergoeding verkrijgt, kan niet meer genieten van de vrijstellingen bedoeld in artikel 38, § 1, eerste lid, 9° a) en b) en 14°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

    § 2. De bepaling van paragraaf 1 wordt vermeld in de overeenkomst bedoeld in artikel 7.

    § 3. De bepaling van paragraaf 1 is niet van toepassing voor de werknemer die voorheen het voordeel van een bedrijfswagen had verkregen en tegelijkertijd, gedurende minstens drie maanden voorafgaand aan de aanvraag van de mobiliteitsvergoeding, een vergoeding of een voordeel ontving voor verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling die recht geeft op één van de genoemde vrijstellingen.

    § 4. De bestaande verplichtingen voor de werkgever om een verplaatsingsvergoeding toe te kennen houden op te bestaan vanaf de eerste dag van de maand tijdens de welke de werknemer een mobiliteitsvergoeding wordt toegekend en herwinnen hun bindende kracht vanaf de eerste dag van de maand tijdens de welke de toekenning van de mobiliteitsvergoeding een einde neemt

    .

    De mobiliteitsvergoeding blijft toegekend zolang de werknemer geen beschikking heeft over een bedrijfswagen (artikel 10, § 1, eerste lid) of totdat hij een functie uitoefent waarvoor niet in een bedrijfswagen is voorzien (artikel 10, § 3, 1°).

    Artikel 11 van de wet van 30 maart 2018 bepaalt :

    § 1. De mobiliteitsvergoeding bestaat uit een geldbedrag dat overeenstemt met de waarde op jaarbasis van het gebruiksvoordeel van de ingeleverde bedrijfswagen.

    De waarde van het gebruiksvoordeel van de bedrijfswagen wordt vastgesteld op 20 pct. van zes zevenden van de cataloguswaarde van de bedrijfswagen, waarbij de cataloguswaarde wordt bepaald overeenkomstig artikel 36, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Wanneer de brandstofkosten verbonden met het persoonlijk gebruik van het ingeruilde voertuig geheel of gedeeltelijk door de werkgever ten laste werden genomen, wordt de waarde van het gebruiksvoordeel evenwel vastgesteld op 24 pct. van zes zevenden van de cataloguswaarde van de bedrijfswagen.

    Wanneer de werknemer voor zijn ingeleverde bedrijfswagen een eigen bijdrage bedoeld in artikel 36, § 2, tiende lid, van hetzelfde Wetboek betaalde, wordt de eigen bijdrage, betaald gedurende de laatste maand voor de inlevering van de bedrijfswagen en geprorateerd op jaarbasis, in mindering gebracht van de waarde van het gebruiksvoordeel van de bedrijfswagen bepaald in het tweede lid.

    Wanneer de werknemer tijdens de laatste 12 maanden, voorafgaand aan de vervanging van zijn bedrijfswagen door de mobiliteitsvergoeding, achtereenvolgens over verschillende bedrijfswagens heeft beschikt, wordt de bedrijfswagen waarover hij in die periode het langst heeft beschikt, in aanmerking genomen om de waarde van het gebruiksvoordeel te bepalen.

    Wanneer de in artikel 8, § 2, bedoelde werknemer tegelijkertijd meerdere bedrijfswagens inlevert, kiest hij diegene waarop de mobiliteitsvergoeding zal worden berekend.

    Wanneer de in artikel 8, § 3, bedoelde werknemer verplicht is meer dan één bedrijfswagen in te leveren, wordt voor de bepaling van de waarde van het gebruiksvoordeel, die bedrijfswagen in aanmerking [genomen] waarover hij heeft beschikt gedurende de minimumtermijnen voorzien in artikel 5, § 2, eerste lid, 1° en 2°.

    § 2. In het in artikel 5, § 3, eerste lid, 1°, bedoelde geval is de mobiliteitsvergoeding bij de nieuwe werkgever gelijk aan [die] bij de vorige werkgever op datum van de uitdiensttreding.

    In het in artikel 5, § 3, eerste lid, 2°, bedoelde geval is de mobiliteitsvergoeding gelijk aan de waarde van het conform paragraaf 1, vastgestelde gebruiksvoordeel van de bedrijfswagen die werd ingeleverd bij de uitdiensttreding.

    § 3. Onverminderd de toepassing van artikel 12, is deze waardebepaling een vast gegeven dat niet wordt beïnvloed door welke wijzigingen dan ook tijdens de loopbaan van de werknemer.

    § 4. De in aanmerking genomen cataloguswaarde wordt vermeld in de in artikel 7 bedoelde overeenkomst

    .

    B.2.3. De mobiliteitsvergoeding geeft geen aanleiding tot enig recht op het gebied van sociale zekerheid of jaarlijkse vakantie (artikel 13, § § 1 en 3) en is uitgesloten van het loonbegrip waarmee rekening wordt gehouden om de socialezekerheidsbijdragen te berekenen (artikelen 19 en 21).

    De mobiliteitsvergoeding geeft enkel aanleiding tot de betaling van een solidariteitsbijdrage waarvan het bedrag gelijk is aan het bedrag van de bijdrage die verschuldigd was voor het voertuig waarvan de werknemer afstand heeft gedaan (artikel 22).

    B.2.4. Luidens artikel 36 is de wet van 30 maart 2018 in werking getreden op 1 januari 2018.

    B.2.5. De wet van 17 maart 2019 « tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de mobiliteitsvergoeding » (hierna : de wet van 17 maart 2019), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 maart 2019, wijzigt de bestreden wet.

    De wijzigingen betreffen de artikelen 3, 4, 5, 9, 10, 11 en 14 van de wet van 30 maart 2018, de artikelen 33ter en 38 van het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT