Uittreksel uit arrest nr. 137/2019 van 17 oktober 2019 Rolnummer 6869 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 46, 54

Uittreksel uit arrest nr. 137/2019 van 17 oktober 2019

Rolnummer 6869

In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 46, 54, 57 en 63 van de wet van 31 juli 2017 « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake », ingesteld door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 februari 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 2 maart 2018, heeft de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. M. Verdussen en Mr. J.-L. Renchon, advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 46, 54, 57 en 63 van de wet van 31 juli 2017 « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 september 2017).

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen

    B.1.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van de artikelen 46, 54, 57 en 63 van de wet van 31 juli 2017 « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake » (hierna : de wet van 31 juli 2017).

    B.1.2. Artikel 46 van de wet van 31 juli 2017 vervangt artikel 913 van het Burgerlijk Wetboek door de volgende bepaling :

    § 1. De giften, hetzij bij akten onder de levenden, hetzij bij testament, mogen de helft van de massa bedoeld in artikel 922 niet overschrijden, indien de beschikker bij zijn overlijden één of meer kinderen achterlaat.

    § 2. In de vorige paragraaf worden onder de naam kinderen begrepen, de afstammelingen in welke graad zij ook zijn; zij worden evenwel slechts gerekend voor het kind waarvan zij in de nalatenschap van de beschikker de plaats vervullen

    .

    B.1.3. Artikel 54 van de wet van 31 juli 2017 vult artikel 920 van het Burgerlijk Wetboek aan als volgt :

    § 2. Niettegenstaande elk andersluidend beding en behoudens het in artikel 915bis, § 2, bedoelde geval van het voorbehouden erfdeel geschiedt de inkorting enkel in waarde. Zij kan evenwel in natura geschieden op vraag van de begiftigde.

    § 3. De beschikkingen, hetzij onder de levenden, hetzij wegens overlijden, die enkel voor het vruchtgebruik moeten worden ingekort maar die betrekking hebben op andere goederen dan die welke worden bedoeld in artikel 915bis, § 2, worden eveneens ingekort in waarde. De vergoeding voor de inkorting is gelijk aan de gekapitaliseerde waarde van dit vruchtgebruik op de dag van het overlijden; ze wordt berekend door de bepalingen van de artikelen 745sexies, § 3, en 745quinquies, § 3, naar analogie toe te passen.

    § 4. In afwijking van paragraaf 2 geschiedt de inkorting in volle of blote eigendom van legaten in natura wanneer de begiftigde geen erfgenaam is

    .

    B.1.4. Artikel 57 van de wet van 31 juli 2017 vervangt artikel 924 van het Burgerlijk Wetboek door de volgende bepaling :

    Indien de gift, die in waarde wordt ingekort, het beschikbaar gedeelte overschrijdt, vergoedt de begiftigde, al dan niet erfgerechtigd, de erfgenamen aan wie de wet een voorbehouden erfdeel toekent, ten belope van het overschrijdende gedeelte van de gift, wat ook het bedrag hiervan is.

    De betaling van de vergoeding door de erfgenaam geschiedt in mindere ontvangst en, indien hij erfgenaam is aan wie de wet een voorbehouden erfdeel toekent, bij voorrang door toerekening op zijn voorbehouden rechten.

    Na voorafgaandelijke uitwinning van de goederen van de schuldenaar van de vergoeding voor de inkorting en ingeval van onvermogen van deze laatste, kunnen de erfgenamen aan wie de wet een voorbehouden erfdeel toekent, de inkorting vorderen tegen derden die de goederen die van de giften deel uitmaakten onder kosteloze titel hebben verworven van de begiftigde of van de opvolgende begunstigde ten kosteloze titel. De vordering geschiedt op dezelfde wijze als tegen de begiftigden zelf en volgens de dagtekeningen van de vervreemdingen, te beginnen met de laatste.

    De vordering tot inkorting kan niet worden uitgeoefend tegen de derden bedoeld in het derde lid door de erfgenamen aan wie de wet een voorbehouden erfdeel toekent die, overeenkomstig artikel 1100/5, hetzij in de schenkingsakte, hetzij bij een latere uitdrukkelijke...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT