Uittreksel uit arrest nr. 145/2019 van 17 oktober 2019 Rolnummer 6953 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 94, 111

Uittreksel uit arrest nr. 145/2019 van 17 oktober 2019

Rolnummer 6953

In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 94, 111, 133 en 151 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 8 december 2017 « houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving », ingesteld door de vzw « Natuurpunt » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 18 juni 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 19 juni 2018, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 94, 111, 133 en 151 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 8 december 2017 « houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 20 december 2017, tweede editie) door de vzw « Natuurpunt », de vzw « Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen », de vzw « Greenpeace Belgium », de vzw « World Wide Fund for Nature Belgium », de vzw « Bos+ Vlaanderen », de vzw « Vogelbescherming Vlaanderen », de vzw « Ademloos », de vzw « Straatego », de vzw « Milieufront Omer Wattez », de vzw « Aktiegroep Leefmilieu Rupelstreek » en de vzw « Limburgse Milieukoepel », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Verstraeten, advocaat bij de balie te Leuven.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de artikelen 94, 111, 133 en 151 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 8 december 2017 « houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving » (hierna : het decreet van 8 december 2017).

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid

    B.2. Zoals de Vlaamse Regering opmerkt, zijn de diverse grieven van de verzoekende partijen enkel gericht tegen de bij artikel 94 ingevoerde regeling voor het « landschappelijk waardevol agrarisch gebied » (eerste middel), tegen de bij artikel 111, 1°, doorgevoerde wijziging van het begrip « definitieve beslissing » in de zin van het decreet van 25 april 2014 « betreffende de omgevingsvergunning » (hierna : het Omgevingsvergunningsdecreet) (tweede middel), en tegen het bij de artikelen 133, 2°, en 151, 3°, van het decreet van 8 december 2017 ingevoerde voorschrift dat, behoudens de in de bestreden bepalingen vermelde uitzonderingen, een lid van het betrokken publiek alleen een administratief of jurisdictioneel beroep kan instellen als het tijdens het openbaar onderzoek een gemotiveerd standpunt, opmerking of bezwaar heeft ingediend (derde middel).

    B.3. Voor wat het derde middel betreft, zijn de bestreden artikelen 133, 2°, en 151, 3°, door het Hof vernietigd bij het arrest nr. 46/2019 van 14 maart 2019.

    Bijgevolg is het derde middel zonder voorwerp.

    B.4.1. Met betrekking tot de overige twee middelen werpt de Vlaamse Regering de onbevoegdheid van het Hof op vanwege de rechtstreekse toetsing aan internationale bepalingen en algemene rechtsbeginselen en op grond van het gebrek aan uiteenzetting van de grieven.

    B.4.2. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden, alsook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.

    B.4.3. De internationale bepalingen en algemene beginselen waaraan het Hof niet vermag rechtstreeks te toetsen, worden samen aangevoerd met grondwetsbepalingen waaraan het Hof wel rechtstreeks vermag te toetsen, zodat al die bepalingen in onderlinge samenhang moeten worden gelezen.

    Daarnaast blijkt uit de memories van de Vlaamse Regering dat zij op adequate wijze heeft kunnen antwoorden op de diverse grieven van de verzoekende partijen.

    B.4.4. De exceptie is niet gegrond.

    Ten gronde

    Ten aanzien van het eerste middel (artikel 94 van het decreet van 8 december 2017)

    B.5.1. Artikel 94 van het decreet van 8 december 2017 bepaalt :

    In [de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening], het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 februari 2017, wordt in hoofdstuk VII, toegevoegd bij artikel 93, een artikel 5.7.1 toegevoegd, dat luidt als volgt :

    ' Art. 5.7.1. § 1. Het voorschrift, vermeld in artikel 15, 4.6.1, van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen, wordt toegepast als volgt. In deze gebieden mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de in grondkleur aangegeven bestemming, evenals handelingen en werken die de landschapsontwikkeling of -opbouw tot doel hebben.

    Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen wordt rekening gehouden met de actueel in het gebied aanwezige karakteristieke landschapselementen en landschapsopbouw. In deze gebieden mogen slechts handelingen en werken worden uitgevoerd in zoverre op basis van een afweging wordt aangetoond dat het aangevraagde landschappelijk inpasbaar is in het gebied. Deze afweging kan een beschrijving van maatregelen bevatten ter bevordering van de landschapsintegratie, in voorkomend geval met betrekking tot de inplanting, gabariet, architectuur, aard van de gebruikte materialen en landschapsinkleding en kan eveneens rekening houden met de landschapskenmerken uit de vastgestelde landschapsatlas, vermeld in artikel 4.1.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en de mate waarin het landschap gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van clusters van bedrijfscomplexen of verspreide bebouwing of de aanwezigheid van lijninfrastructuur.

    § 2. Als de gebieden, vermeld in paragraaf 1, deel uitmaken van een erfgoedlandschap of een beschermd cultuurhistorisch landschap, vermeld in artikel 2.1, 14°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, mogen slechts handelingen en werken worden uitgevoerd in zoverre op basis van een afweging wordt aangetoond dat het aangevraagde de in het gebied aanwezige karakteristieke landschapselementen en landschapsopbouw niet in gevaar brengt. Deze afweging bevat een actuele analyse van de landschaps- en erfgoedelementen van het gebied en een beschrijving van maatregelen ter bevordering van de landschapsintegratie, in voorkomend geval met betrekking tot de inplanting, gabariet, architectuur, aard van de gebruikte materialen en landschapsinkleding.

    § 3. Als er in de aanvraag in de gebieden, vermeld in paragrafen 1 of 2, maatregelen voorzien worden of als in de vergunning voorwaarden voor landschapsintegratie opgelegd worden, impliceert dat niet dat het aangevraagde niet kan worden ingepast in het gebied noch dat het aangevraagde de in het gebied aanwezige karakteristieke landschapselementen en landschapsopbouw in gevaar brengt. '

    .

    B.5.2. Het bestreden artikel wijzigt het gewestplanvoorschrift « landschappelijk waardevol agrarisch gebied » (artikel 15, 4.6.1., van het koninklijk besluit van 28 december 1972 « betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen » (hierna : het koninklijk besluit van 28 december 1972)).

    Die wijziging heeft uitsluitend betrekking op de toets van de verenigbaarheid met de stedenbouwkundige voorschriften en laat de toets van de verenigbaarheid met de goede ruimtelijke ordening ongemoeid. Het is derhalve noodzakelijk dat het vergunningverlenende bestuur in zijn vergunningsbeslissing twee onderscheiden motiveringen opneemt, te weten het esthetische en het ruimtelijke aspect.

    Artikel 15, 4.6.1., van het koninklijk besluit van 28 december 1972 bepaalt :

    4.6. Voor landelijke gebieden kunnen volgende nadere aanwijzingen worden gegeven :

    4.6.1. De landschappelijke waardevolle gebieden zijn gebieden waarvoor bepaalde beperkingen gelden met het doel het landschap te beschermen of aan landschapsontwikkeling te doen.

    In deze gebieden mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de in grondkleur aangegeven bestemming, voor zover zij de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen

    .

    Het betreft aldus een gewestplanvoorschrift dat een nadere aanwijzing vormt voor de landelijke gebieden, waaronder de agrarische gebieden, de bosgebieden, de groengebieden, de parkgebieden en bufferzones vallen (artikel 2, 4.0., van het koninklijk besluit van 28 december 1972) en dat stelt dat alle werken en handelingen toegelaten zijn die ook in gewone landelijke gebieden zijn toegelaten, op voorwaarde dat ze de schoonheidswaarde van het landschap eerbiedigen.

    B.5.3. De rechtspraak van de Raad van State en van de Raad voor Vergunningsbetwistingen leidde een tweevoudig criterium af uit artikel 15, 4.6.1., van het koninklijk besluit van 28 december 1972 waaraan de toelaatbaarheid van bouwwerken in landschappelijk waardevolle agrarische gebieden diende te worden getoetst. Dat tweevoudige criterium omvat een planologisch criterium waarbij de overheid nagaat of de te vergunnen werken in overeenstemming zijn met de bestemming « agrarisch gebied » en een esthetisch criterium waarbij de overheid nagaat of de te vergunnen werken in overeenstemming zijn met de eisen ter vrijwaring van het landschap.

    B.5.4. De decreetgever was van oordeel dat zowel de Raad van State als de Raad voor Vergunningsbetwistingen het gewestplanvoorschrift « op een zeer behoudende wijze » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 1149/1, p. 19) interpreteerde, hoewel het voormelde gewestplanvoorschrift niet zou verbieden dat bepaalde werken en handelingen in die gebieden kunnen worden vergund.

    Volgens de decreetgever is het « landschappelijk waardevol agrarisch gebied » « geenszins...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT