Uittreksel uit arrest nr. 153/2018 van 8 november 2018 - (Rolnummers 6762 en 6768) - In zake : de beroepen tot vernietiging van de wet van 14 juni 2017 tot wijziging van artikel 36bis van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, ingesteld door Ilmi Shabani en door Kismet Bytyci en Pieter Maeyaert., de 8 novembre 2018

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2. Artikel 36bis van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, ingevoegd bij de wet van 26 februari 2003, wordt aangevuld met een lid, luidende :

' De politiediensten zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus zijn bij de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie vrijgesteld van enige voorafgaande machtiging van het sectoraal comité. '.

Art. 3. Deze wet heeft uitwerking met ingang van 26 juni 2003 ".

B.2.1. Vóór de aanvulling ervan bij artikel 2 van de bestreden wet, bepaalde artikel 36bis van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna : wet van 8 december 1992), ingevoegd bij artikel 10 van de wet van 26 februari 2003 " tot wijziging van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en tot uitbreiding van haar bevoegdheden" (hierna : wet van 26 februari 2003) :

" Binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt een sectoraal comité voor de federale overheid opgericht, in de zin van artikel 31bis. De Federale Overheidsdienst Informatie- en Communicatietechnologie wordt voor het sectoraal comité voor de federale overheid beschouwd als de beheersinstelling bedoeld in artikel 31bis.

De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de nadere regels waaraan de drie externe leden van het sectoraal comité voor de federale overheid moeten voldoen.

Behalve in de door de Koning bepaalde gevallen, vereist elke elektronische mededeling van persoonsgegevens door een federale overheidsdienst of door een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid die onder de federale overheid ressorteert een principiële machtiging van dit sectoraal comité, tenzij de mededeling reeds onderworpen is aan een principiële machtiging van een ander sectoraal comité opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Vooraleer het zijn machtiging verleent, gaat het sectoraal comité voor de federale overheid na of de mededeling in overeenstemming is met de wettelijke en reglementaire bepalingen.

De machtigingen verstrekt door het sectoraal comité voor de federale overheid zijn zodra zij definitief zijn, openbaar. Zij worden gepubliceerd op de website van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De leidend ambtenaar van de betrokken federale overheidsdienst of van de betrokken openbare instelling met rechtspersoonlijkheid die onder de federale overheid ressorteert, of een door hem aangewezen medewerker, kan met raadgevende stem deelnemen aan de vergaderingen van het sectoraal comité voor de federale overheid ".

B.2.2. Krachtens het derde lid van het voormelde artikel 36bis vereist elke elektronische mededeling van persoonsgegevens door een federale overheidsdienst of door een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid die onder de federale overheid ressorteert (hierna : federale openbare instelling) in beginsel een principiële machtiging van het sectoraal comité voor de federale overheid.

Die principiële machtiging is niet vereist wanneer de mededeling reeds onderworpen is aan een principiële machtiging van een ander sectoraal comité opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en in de gevallen bepaald door de Koning.

B.2.3. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 4 juni 2003 " houdende afwijking van de machtiging bedoeld in artikel 36bis van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, ten gunste van de algemene nationale gegevensbank van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus " (hierna : koninklijk besluit van 4 juni 2003) bepaalt :

" De elektronische mededelingen van persoonsgegevens die de politiediensten verrichten tijdens de uitvoering van de opdrachten die hun worden toevertrouwd overeenkomstig de artikelen 44/1 tot 44/11 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt zijn vrijgesteld van enige machtiging van het sectoraal comité voor de federale overheid, opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ".

B.2.4. De principiële machtiging van het sectoraal comité voor de federale overheid wordt niet alleen voorgeschreven door artikel 36bis, derde lid, van de wet van 8 december 1992, maar ook door de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen.

Krachtens artikel 5 van die wet heeft de Kruispuntbank tot doel om, enerzijds, de opspoorbaarheid van voertuigen te waarborgen en, anderzijds, op elk ogenblik de eigenaar ervan, de aanvrager en de houder van hun inschrijving te identificeren, alsook de gegevens betreffende hun goedkeuring te achterhalen, teneinde, onder meer, de opsporing, de strafrechtelijke vervolging en de strafuitvoering van de misdrijven mogelijk te maken (eerste lid, 7°) en de uitvoering door de politiediensten van hun opdracht van administratieve politie te vergemakkelijken (eerste lid, 23°).

Krachtens artikel 17 van de wet van 19 mei 2010 zijn de technische specificaties van het voertuig, bedoeld in artikel 7, tweede lid, 2°, toegankelijk zonder voorafgaande machtiging. Voor de toegang tot de andere gegevens (waaronder de persoonsgegevens) is, krachtens artikel 18, § 1, van die wet, evenwel een voorafgaande machtiging van het sectoraal comité voor de federale overheid vereist. Krachtens artikel 18, § 2, van de wet van 19 mei 2010 bepaalt de Koning, na advies van het sectoraal comité, de gevallen waarin geen machtiging is vereist.

De gevallen waarin geen machtiging is vereist, werden bepaald bij koninklijk besluit van 8 juli 2013 ter uitvoering van de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen. Dat koninklijk besluit voorziet niet in een vrijstelling van de voorgeschreven machtiging ten voordele van de politiediensten.

B.3.1. Bij een arrest van 13 december 2016 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld :

" 6. Artikel 18, § 1, Wet Kruispuntbank Voertuigen bepaalt dat een machtiging van het Sectoraal comité vereist is voor elke toegang tot de gegevens van de Kruispuntbank Voertuigen, andere dan de gegevens vermeld in het gelijkvormigheidsattest of certificaat van overeenstemming.

7. Het gegeven dat het tot de opdracht van de politie behoort om overtredingen op de verkeersreglementen op te sporen en vast te stellen, heeft niet tot gevolg dat de politie voor de identificatie van de houder van een kentekenplaat via de Dienst Inschrijving Voertuigen zonder machtiging van het Sectoraal comité toegang heeft tot de persoonsgegevens van de Kruispuntbank Voertuigen.

Het bestreden vonnis dat anders oordeelt, is niet naar recht verantwoord.

Het middel is in zoverre gegrond " (Cass., 13 december 2016, P.16.0682.N).

B.3.2. Het Hof van Cassatie was aldus van oordeel dat de politiediensten, om toegang te verkrijgen tot de persoonsgegevens vervat in de Kruispuntbank van de voertuigen, daartoe moeten worden gemachtigd door het sectoraal comité voor de federale overheid.

B.4. Met de bestreden wet heeft de wetgever beoogd een einde te maken aan de ten gevolge van de voormelde rechtspraak van het Hof van Cassatie gerezen " rechtsonzekerheid [...] met betrekking tot de wettigheid van de verwerking door de politiediensten van persoonsgegevens afkomstig van andere federale overheidsdiensten " (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2405/003, p. 3), door middel van een " een brede wettelijke oplossing " (ibid., p. 4), bestaande in " een uitdrukkelijke en algemene vrijstelling voor de politiediensten van de machtigingsverplichting " (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2405/001, p. 6), vrijstelling die met terugwerkende kracht uitwerking heeft " vanaf de datum van de inwerkingtreding van het artikel 36bis [van de wet van 8 december 1992] " (ibid.).

Ten aanzien van de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit

B.5.1. Krachtens de artikelen 109 en 110 van de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit worden de hoofdstukken VII en VIIbis van de wet van 8 december 1992 opgeheven met ingang van 25 mei 2018.

Artikel 36bis van de wet van 8 december 1992, zoals aangevuld bij de bestreden wet, vormde het enige artikel onder het voormelde hoofdstuk VIIbis, en werd aldus opgeheven met ingang van de voormelde datum.

B.5.2. De bestreden wet heeft niettemin uitwerking gehad tot 24 mei 2018, zodat de beroepen tot vernietiging niet zonder voorwerp zijn geworden door de opheffing, bij de voormelde wet van 3 december 2017, van hoofdstuk VIIbis van de wet van 8 december 1992.

Gelet op het feit dat artikel 36bis van de wet van 8 december 1992 uitwerking heeft gehad tot 24 mei 2018, houdt het Hof bij zijn onderzoek van de voorliggende zaken geen rekening met de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit, waarvan de bepalingen, behoudens enkele uitzonderingen die geen relevantie vertonen voor de voorliggende zaken, in werking zijn getreden op 25 mei 2018.

Ten gronde

Wat het eerste middel in de zaken nrs. 6762 en 6768 betreft

B.6. Het eerste middel in de zaken nrs. 6762 en 6768 is gericht tegen het laatste lid van artikel 36bis van de wet van 8 december 1992, zoals ingevoegd bij artikel 2 van de bestreden wet, en is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11, 12 en 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6, 8 en 13 van het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT