Uittreksel uit arrest nr. 8/2018 van 18 januari 2018 Rolnummer 6351 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2 van de wet van 20 juli 2015 tot versterking van de strijd tegen het terrorisme

Uittreksel uit arrest nr. 8/2018 van 18 januari 2018

Rolnummer 6351

In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2 van de wet van 20 juli 2015 tot versterking van de strijd tegen het terrorisme (invoeging van een artikel 140sexies in het Strafwetboek), ingesteld door de vzw « Ligue des Droits de l'Homme ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en T. Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 4 februari 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 5 februari 2016, heeft de vzw « Ligue des Droits de l'Homme », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. A. Daoût en Mr. B. Bovy, advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 2 van de wet van 20 juli 2015 tot versterking van de strijd tegen het terrorisme (invoeging van een artikel 140sexies in het Strafwetboek), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 5 augustus 2015.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan

    B.1. Artikel 2 van de wet van 20 juli 2015 « tot versterking van de strijd tegen het terrorisme » voegt, in titel Iter (« Terroristische misdrijven ») van boek II van het Strafwetboek, een artikel 140sexies in, dat bepaalt :

    Onverminderd de toepassing van artikel 140, wordt gestraft met opsluiting van 5 jaar tot 10 jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro :

    1° iedere persoon die het nationaal grondgebied verlaat met het oog op het plegen, in België of in het buitenland, van een misdrijf bedoeld in de artikelen 137, 140 tot 140quinquies en 141, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 137, § 3, 6°;

    2° iedere persoon die in het nationaal grondgebied binnenkomt met het oog op het plegen, in België of in het buitenland, van een misdrijf bedoeld in de artikelen 137, 140 tot 140quinquies en 141, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 137, § 3, 6°

    .

    B.2.1. Artikel 137 van het Strafwetboek, ingevoegd bij artikel 3 van de wet van 19 december 2003 « betreffende terroristische misdrijven », vervolgens gewijzigd bij artikel 7 van de wet van 30 december 2009 « betreffende de strijd tegen piraterij op zee » en bij artikel 2 van de wet van 18 februari 2013 « tot wijziging van boek II, titel Iter van het Strafwetboek », bepaalt :

    § 1. Als terroristisch misdrijf wordt aangemerkt het misdrijf bepaald in de § § 2 en 3 dat door zijn aard of context een land of een internationale organisatie ernstig kan schaden en opzettelijk gepleegd is met het oogmerk om een bevolking ernstige vrees aan te jagen of om de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, of om de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.

    § 2. Als terroristisch misdrijf wordt onder de voorwaarden bepaald in § 1, aangemerkt :

    1° het opzettelijk doden of opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen bedoeld in de artikelen 393 tot 404, 405bis, 405ter voor zover er naar de bovengenoemde artikelen wordt verwezen, 409, § 1, eerste lid, en § § 2 tot 5, 410 voorzover er naar de bovengenoemde artikelen wordt verwezen, 417ter en 417quater;

    2° de gijzelneming bedoeld in artikel 347bis;

    3° de ontvoering bedoeld in de artikelen 428 tot 430 en 434 tot 437;

    4° de grootschalige vernieling of beschadiging bedoeld in de artikelen 521, eerste en derde lid, 522, 523, 525, 526, 550bis, § 3, 3°, in artikel 15 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij, en in artikel 114, § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke economische schade wordt aangericht;

    5° het kapen van vliegtuigen bedoeld in artikel 30, § 1, 2°, van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart;

    6° het zich door bedrog, geweld of bedreiging jegens de kapitein meester maken van een schip, bedoeld in artikel 33 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij evenals de daden van piraterij bedoeld in artikel 3 van de wet van 30 december 2009 betreffende de strijd tegen piraterij op zee;

    7° de strafbare feiten bedoeld in het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2000, en die strafbaar zijn gesteld door de artikelen 5 tot 7 van de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen;

    8° de strafbare feiten bedoeld in de artikelen 510 tot 513, 516 tot 518, 520, 547 tot 549, en in artikel 14 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;

    9° de strafbare feiten bedoeld in de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens;

    10° de strafbare feiten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 10 juli 1978 houdende goedkeuring van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens, opgemaakt te Londen, Moskou en Washington op 10 april 1972;

    11° de poging, in de zin van de artikelen 51 tot 53, tot het plegen van de in deze paragraaf bedoelde wanbedrijven.

    § 3. Als terroristisch misdrijf wordt onder de voorwaarden bepaald in § 1 eveneens aangemerkt :

    1° andere dan in § 2 bedoelde grootschalige vernieling of beschadiging, of het veroorzaken van een overstroming van een infrastructurele voorziening, een vervoerssysteem, een publiek of privaat eigendom, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke economische schade wordt aangericht;

    2° het kapen van andere transportmiddelen dan bedoeld in het 5° en 6° van § 2;

    3° het vervaardigen, bezitten, verwerven, vervoeren, of leveren van kernwapens of chemische wapens, het gebruik van kernwapens, biologische of chemische wapens, alsmede het verrichten van onderzoek in en het ontwikkelen van chemische wapens;

    4° het laten ontsnappen van gevaarlijke stoffen waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;

    5° het verstoren of onderbreken van de toevoer van water, elektriciteit of andere essentiële natuurlijke hulpbronnen waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;

    6° de bedreiging met het plegen van één van de strafbare feiten bedoeld in § 2 of in deze paragraaf

    .

    B.2.2. Artikel 140 van het Strafwetboek, ingevoegd bij artikel 6 van de wet van 19 december 2003, bepaalde, vóór de wijziging ervan bij artikel 2 van de wet van 14 december 2016 « tot wijziging van het Strafwetboek wat betreft de bestraffing van terrorisme » :

    § 1. Iedere persoon die deelneemt aan enige...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT