Uittreksel uit arrest nr. 75/2018 van 21 juni 2018 Rolnummers 6463 en 6480 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 17 tot 27 van de wet van 26 december 2015 houdende maatregelen

Uittreksel uit arrest nr. 75/2018 van 21 juni 2018

Rolnummers 6463 en 6480

In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 17 tot 27 van de wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht en de artikelen 10 tot 17 van de wet van 16 mei 2016 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken en het beroep tot vernietiging van de artikelen 17 tot 26 van de voormelde wet van 26 december 2015, ingesteld respectievelijk door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Bergen en door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van La Louvière.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging

    1. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 juni 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 30 juni 2016, heeft het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Bergen, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. S. Docquier, advocaat bij de balie te Bergen, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 17 tot 27 van de wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht en de artikelen 10 tot 17 van de wet van 16 mei 2016 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken (respectievelijk bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2015, tweede editie, en van 23 mei 2016).

    2. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 juni 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 11 juli 2016, heeft het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van La Louvière, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. M. Uyttendaele, advocaat bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 17 tot 26 van de voormelde wet van 26 december 2015.

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6463 en 6480 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen

    B.1. Het beroep tot vernietiging in de zaak nr. 6463 is gericht tegen de artikelen 17 tot 27 van de wet van 26 december 2015 « houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht » (hierna : wet van 26 december 2015) en tegen de artikelen 10 tot 17 van de wet van 16 mei 2016 « houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken » (hierna : de wet van 16 mei 2016).

    Het beroep tot vernietiging in de zaak nr. 6480 is gericht tegen de artikelen 17 tot 26 van de wet van 26 december 2015.

    B.2. De wet van 26 december 2015 en de wet van 16 mei 2016 strekken ertoe de « taksshift » ten uitvoer te leggen, namelijk een verschuiving van de fiscaliteit op arbeid naar andere vormen van inkomsten, ter versterking van jobcreatie, het concurrentievermogen van de Belgische ondernemingen, de buitenlandse investeringen in België en de koopkracht van de werknemers.

    De bestreden bepalingen moeten stapsgewijs ten uitvoer worden gelegd, vanaf 1 april 2016.

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de beroepen

    B.3.1. De Ministerraad betwist de ontvankelijkheid van de beroepen bij ontstentenis van belang en omdat zij niet tijdig zouden zijn ingediend. Hij voert aan dat het door de verzoekende partijen aangeklaagde verschil in behandeling verkeerdelijk ervan uitgaat dat de OCMW's behoren tot de werkgevers die werknemers tewerkstellen die behoren tot categorie 2 van de tewerkstellingen van werknemers gedefinieerd in artikel 330 van de programmawet (I) van 24 december 2002. Hij voegt eraan toe dat de beroepen impliciet zijn gericht tegen artikel 329 van de programmawet (I) van 24 december 2002, dat niet is gewijzigd bij de bestreden bepalingen.

    B.3.2. Wanneer een exceptie van niet-ontvankelijkheid tevens betrekking heeft op de draagwijdte die aan de bestreden bepalingen dient te worden gegeven, valt het onderzoek van de ontvankelijkheid samen met dat van de grond van de zaak.

    B.4. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot de bestreden bepalingen waartegen daadwerkelijk grieven zijn gericht.

    Geen enkele grief heeft betrekking op het bestreden artikel 27 van de wet van 26 december 2015, dat voorziet in een specifieke maatregel voor de bouwsector.

    Het beroep in de zaak nr. 6463 is niet ontvankelijk in zoverre die bepaling daarin wordt beoogd.

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de tussenkomst

    B.5.1. De Ministerraad betwist de ontvankelijkheid van het verzoekschrift tot tussenkomst om reden dat de tussenkomende partij niet aantoont dat de beslissing om tussen te komen, door het bevoegde orgaan is genomen.

    B.5.2. Krachtens artikel 7, derde lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof dienen rechtspersonen die tussenkomen in een geding op het eerste verzoek het bewijs voor te leggen van de beslissing om tussen te komen. Die beslissing dient op straffe van niet-ontvankelijkheid te zijn genomen binnen de termijn waarbinnen de in artikel 87, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 bedoelde memorie kan worden ingediend, al kan het bewijs ervan tot aan het sluiten van de debatten worden gegeven.

    B.5.3. Uit de stukken die op schriftelijke uitnodiging van de griffie zijn ingediend, blijkt dat aan de vereisten van artikel 7, derde lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 is voldaan.

    De exceptie wordt verworpen.

    B.6. De grieven aangevoerd door de vzw « Union des Villes et Communes de Wallonie » kunnen slechts in aanmerking worden genomen in zoverre zij aansluiten bij de in het verzoekschrift geformuleerde middelen. Artikel 87, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof staat immers niet toe, in tegenstelling tot artikel 85, dat in een memorie van tussenkomst nieuwe middelen worden geformuleerd.

    Ten gronde

    B.7. Artikel 329 van de programmawet (I) van 24 december 2002 bepaalt :

    De werkgevers die werknemers tewerkstellen die onderworpen zijn aan het geheel der regelingen als bedoeld in artikel 21, § 1, van de wet van 29 juni 1981, kunnen per kwartaal voor elk van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT