Uittreksel uit arrest nr. 80/2018 van 28 juni 2018 Rolnummers 6538 en 6539 In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen

Uittreksel uit arrest nr. 80/2018 van 28 juni 2018

Rolnummers 6538 en 6539

In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie, ingesteld door R.W. en anderen en door de vzw « Ligue des Droits de l'Homme ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter E. De Groot, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter E. De Groot,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging

    1. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 12 november 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 15 november 2016, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 171, 173, 183, 196, 197, 203 en 208 tot 222 van de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 mei 2016) door R.W., D.V., M. V.E., M.C., G.O., K. V.Z., P.L., J.C., F.M., J. V.W., R.G., D.A., M.C., J.-P. K. en Y. D.W., bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout.

    2. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 november 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 15 november 2016, heeft de vzw « Ligue des Droits de l'Homme », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. D. Dupuis, advocaat bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 23, 144, d), 163, 167, § 1, 216, derde lid, 221 en 224, tweede lid, van dezelfde wet.

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6538 en 6539 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden wet

    B.1. De verzoekende partijen in de zaken nrs. 6538 en 6539 vorderen de vernietiging van de artikelen 23, 144, d), 163, 167, § 1, 171, 173, 183, 196, 197, 203, 208 tot 222 en 224, tweede lid, van de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie (hierna : de wet van 4 mei 2016). De bestreden bepalingen wijzigen verscheidene artikelen van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen, waarvan het opschrift voortaan luidt : « wet van 5 mei 2014 betreffende de internering » (hierna : de wet van 5 mei 2014). Ze wijzigen voorts artikel 78 van het Gerechtelijk Wetboek dat de samenstelling van de kamers voor de bescherming van de maatschappij, die deel uitmaken van de rechtbank van eerste aanleg, regelt.

    B.2.1. De wet van 5 mei 2014 heeft de wetgeving inzake internering grondig hervormd. Die wet heeft de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten opgeheven. Daarnaast werd ook de nooit in werking getreden wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis opgeheven bij artikel 2 van de wet van 19 december 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie. De inwerkingtreding van de wet van 5 mei 2014 werd evenwel verscheidene malen uitgesteld omdat een aantal belangrijke randvoorwaarden niet waren vervuld en verscheidene actoren fundamentele opmerkingen hadden (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1590/001, p. 5). Met uitzondering van enkele artikelen is de wet in werking getreden op 1 oktober 2016.

    B.2.2. De wet van 4 mei 2016 beoogt, vóór de inwerkingtreding van de wet van 5 mei 2014, technische onvolkomenheden recht te zetten, maar bevat ook meer fundamentele wijzigingen, waaronder de beperking van het toepassingsgebied van de internering tot misdaden of wanbedrijven die de fysieke of psychische integriteit van derden aantasten of bedreigen en de herinvoering van de internering van veroordeelden (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1590/001, pp. 5-6). Artikel 23 van de bestreden wet is in werking getreden op dezelfde datum als de wet van 5 mei 2014. De overige bestreden bepalingen zijn in werking getreden op 23 mei 2016.

    Ten aanzien van de exceptie opgeworpen door de Ministerraad in de zaak nr. 6538

    B.3. De Ministerraad betwist de ontvankelijkheid van het beroep in de zaak nr. 6538, omdat de verzoekende partijen de schending aanvoeren van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met verscheidene bepalingen van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, zonder aan te geven tussen welke categorieën van personen door de bestreden bepalingen een verschil in behandeling wordt ingesteld. Aldus zouden zij het Hof uitnodigen de bestreden bepalingen rechtstreeks te toetsen aan verdragsrechtelijke bepalingen, waartoe het niet bevoegd is.

    B.4. Wanneer een schending van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie wordt aangevoerd, moet in de regel worden gepreciseerd welke categorieën van personen met elkaar moeten worden vergeleken en in welk opzicht de bestreden bepaling een verschil in behandeling teweegbrengt dat discriminerend zou zijn.

    Wanneer echter een schending van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in samenhang gelezen met een ander grondrecht, wordt aangevoerd, volstaat het te preciseren in welk opzicht dat grondrecht is geschonden. De categorie van personen van wie dat grondrecht zou zijn geschonden, moet immers worden vergeleken met de categorie van personen voor wie dat grondrecht is gewaarborgd.

    B.5. De exceptie wordt verworpen.

    Ten gronde

    B.6. Uit het onderzoek van de middelen in de zaken nrs. 6538 en 6539 blijkt dat het Hof wordt ondervraagd over de grondwettigheid van de volgende aspecten van de bestreden wet :

    1) de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen tot internering;

    1. het aanvullend forensisch psychiatrisch onderzoek bij de eerste zitting van de kamer voor de bescherming van de maatschappij : artikel 171 van de wet van 4 mei 2016 (eerste middel in de zaak nr. 6538) (B.7 tot B.15);

    2. de beslissingen tot plaatsing of overplaatsing door de kamer voor de bescherming van de maatschappij : de artikelen 173, 196 en 197 van de wet van 4 mei 2016 (tweede middel in de zaak nr. 6538) (B.16 tot B.29);

    3. het verdere beheer van de internering : artikel 183 van de wet van 4 mei 2016 (derde middel in de zaak nr. 6538) (B.30 tot B.37);

    4. de definitieve invrijheidstelling : artikel 203 van de wet van 4 mei 2016 (vierde middel in de zaak nr. 6538) (B.38 tot B.43);

    5. de uitsluiting van de uitvoeringsmodaliteiten van de internering voor personen die niet toegelaten of gemachtigd zijn tot een verblijf in België : de artikelen 163 en 167 van de wet van 4 mei 2016 (derde middel in de zaak nr. 6539) (B.44 tot B.51);

      2) de gelijktijdige tenuitvoerlegging van een internering en een veroordeling tot een vrijheidsstraf : de artikelen 208 en 209 van de wet van 4 mei 2016 (vijfde middel in de zaak nr. 6538) (B.52 tot B.60);

      3) de internering van veroordeelden : de artikelen 144, d), en 220 tot 222 van de wet van 4 mei 2016 (zesde middel in de zaak nr. 6538 en eerste en vierde middel in de zaak nr. 6539) (B.61 tot B.82);

      4) het cassatieberoep : artikel 224, tweede lid, van de wet van 4 mei 2016 (tweede middel in de zaak nr. 6539) (B.83 tot B.87);

      5) de samenstelling van de kamer voor de bescherming van de maatschappij : artikel 23 van de wet van 4 mei 2016 (vijfde middel in de zaak nr. 6539) (B.88 tot B.94).

      Wat de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen tot internering betreft

    6. Het aanvullend forensisch psychiatrisch onderzoek bij de eerste zitting van de kamer voor de bescherming van de maatschappij

      B.7. De verzoekende partijen in de zaak nr. 6538 voeren in hun eerste middel aan dat artikel 171 van de bestreden wet een schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 5.1, e), en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, doordat het de kamer voor bescherming van de maatschappij de bevoegdheid ontneemt om een aanvullend forensisch psychiatrisch onderzoek te bevelen, indien zij dit bij de aanvang van de uitvoering van de interneringsmaatregel nodig zou achten. Aldus zou de bestreden bepaling kunnen leiden tot een onrechtmatige vrijheidsberoving.

      B.8.1. Het bestreden artikel 171 van de wet van 4 mei 2016 heft in artikel 32 van de wet van 5 mei 2014 het tweede lid op, dat voorheen bepaalde :

      De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan eveneens bij gemotiveerde beschikking een aanvullend forensisch psychiatrisch onderzoek bevelen, dat voldoet aan de vereisten van artikel 5, § § 2, 4 en 5

      .

      B.8.2. Artikel 5.1, e), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt :

      Eenieder heeft recht op persoonlijke vrijheid en veiligheid. Niemand mag van zijn vrijheid worden beroofd, behalve in de navolgende gevallen en langs wettelijke weg :

      [...]

      e) in het geval van rechtmatige gevangenhouding van personen die een besmettelijke ziekte zouden kunnen verspreiden, van geesteszieken, van verslaafden aan alcohol of verdovende middelen of van landlopers;

      .

      Artikel 13 van dat Verdrag bepaalt :

      Eenieder wiens rechten en vrijheden, welke in dit Verdrag zijn vermeld, zijn geschonden, heeft recht op daadwerkelijke rechtshulp voor een nationale instantie, zelfs indien deze schending zou zijn begaan door personen in de uitoefening van hun ambtelijke functie

      .

      B.9.1. Volgens artikel 2 van de wet van 5 mei 2014 is de internering van personen met een geestesstoornis een veiligheidsmaatregel « die er tegelijkertijd toe strekt de maatschappij te beschermen en ervoor te zorgen dat aan de geïnterneerde persoon de zorg wordt verstrekt die zijn toestand vereist met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij. Rekening houdend met het veiligheidsrisico en de gezondheid van de geïnterneerde persoon zal hem de nodige zorg aangeboden worden om een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT