Uittreksel uit arrest nr. 61/2018 van 31 mei 2018 Rolnummer 6371 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 12 juli 2015 teneinde de activiteiten van de aasgierfondsen aan te pakken

Uittreksel uit arrest nr. 61/2018 van 31 mei 2018

Rolnummer 6371

In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 12 juli 2015 teneinde de activiteiten van de aasgierfondsen aan te pakken, ingesteld door de vennootschap naar het recht van de Kaaimaneilanden « NML Capital Ltd ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 1 maart 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 2 maart 2016, heeft de vennootschap naar het recht van de Kaaimaneilanden « NML Capital Ltd », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. F. Mourlon Beernaert en Mr. P. Gennari Curlo, advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 12 juli 2015 teneinde de activiteiten van de aasgierfondsen aan te pakken (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 11 september 2015).

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    B.1. Artikel 2 van de wet van 12 juli 2015 « teneinde de activiteiten van de aasgierfondsen aan te pakken » bepaalt :

    Wanneer een schuldeiser een ongeoorloofd voordeel nastreeft door een lening of een schuld van een Staat af te kopen, worden zijn rechten ten aanzien van de debiteurstaat beperkt tot de prijs die hij heeft betaald om die lening of schuld af te kopen.

    Ongeacht het recht toepasselijk op de rechtsrelatie tussen de schuldeiser en de debiteurstaat, kan geen enkele uitvoerbare titel worden verkregen in België en kan geen enkele bewarende maatregel of maatregel van gedwongen uitvoering worden genomen in België op verzoek van deze schuldeiser ten einde een betaling te verkrijgen in België, indien deze betaling hem een ongeoorloofd voordeel oplevert zoals gedefinieerd in de wet.

    Er is sprake van het nastreven van een ongeoorloofd voordeel wanneer een klaarblijkelijke wanverhouding bestaat tussen de afkoopwaarde van de lening of schuld door de schuldeiser en de nominale waarde van de lening of schuld, of tussen de afkoopwaarde van de lening of schuld door de schuldeiser en de bedragen waarvan hij de betaling eist.

    De klaarblijkelijke wanverhouding zoals bedoeld in het tweede lid moet worden aangevuld met minstens één van de volgende criteria om te kunnen spreken van een ongeoorloofd voordeel :

    - de debiteurstaat was in bewezen of imminente staat van onvermogen of van staking van betaling op het ogenblik van de afkoop van de lening of schuld;

    - de schuldeiser heeft zijn zetel in een Staat die, of op een grondgebied dat :

    a) is opgenomen in de door de Financial Action Task Force (FATF) opgestelde lijst van niet-samenwerkende Staten of grondgebieden, of

    b) wordt bedoeld in artikel 307, § 1, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, of

    c) is opgenomen in de door de Koning opgestelde lijst van Staten die weigeren over een akkoord te onderhandelen en een akkoord te ondertekenen dat, overeenkomstig de OESO-normen, vanaf 2015 voorziet in de automatische uitwisseling met België van inlichtingen betreffende fiscale en bancaire aangelegenheden;

    - de schuldeiser maakt systematisch gebruik van gerechtelijke procedures om de terugbetaling te verkrijgen van de lening(en) die hij reeds eerder heeft afgekocht;

    - voor de debiteurstaat werden schuldherstructureringsmaatregelen uitgewerkt, waaraan de schuldeiser geweigerd heeft mee te helpen;

    - de schuldeiser heeft misbruik gemaakt van de verzwakte toestand van de debiteurstaat om via onderhandelingen een duidelijk onevenwichtige terugbetalingsovereenkomst te sluiten;

    - de volledige terugbetaling van de door de schuldeiser gevorderde bedragen zou een aantoonbaar ongunstige impact hebben op de overheidsfinanciën van de debiteurstaat en kan de sociaaleconomische ontwikkeling van de bevolking ervan in gevaar brengen

    .

    Artikel 3 van de wet van 12 juli 2015 bepaalt :

    Deze wet geldt onder voorbehoud van de toepassing van internationale verdragen, van het recht van de Europese Unie of van bilaterale verdragen

    .

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de memories van het Comitee voor de opheffing van de Derde Wereld Schuld, van het « Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking » en van de Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging - 11.11.11

    B.2. Uit de statuten aangenomen op 17 december 2005 door de vereniging zonder winstoogmerk « Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking », zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 2 januari 2006 en voorgelegd door de verzoekende partij, blijkt dat het ondernemingsnummer van die vereniging wel degelijk het nummer is dat zij aan het Hof heeft meegedeeld.

    B.3.1. Artikel 87, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof bepaalt :

    Wanneer het Grondwettelijk Hof uitspraak doet op beroepen tot vernietiging als bedoeld in artikel 1, kan ieder die van een belang doet blijken, zijn opmerkingen in een memorie aan het Hof richten binnen dertig dagen na de bekendmaking voorgeschreven in artikel 74. Hij wordt daardoor geacht partij in het geding te zijn

    .

    Doet blijken van een belang in de zin van die bepaling, de persoon die aantoont dat zijn situatie rechtstreeks kan worden geraakt door het arrest dat het Hof in verband met het beroep tot vernietiging dient te wijzen.

    B.3.2. Wanneer een vereniging zonder winstoogmerk die niet haar persoonlijk belang aanvoert, voor het Hof optreedt, is vereist dat haar maatschappelijk doel van bijzondere aard is en, derhalve, onderscheiden van het algemeen belang; dat zij een collectief belang verdedigt; dat haar maatschappelijk doel door het door het Grondwettelijk Hof te wijzen arrest kan worden geraakt; dat ten slotte niet blijkt dat dit maatschappelijk doel niet of niet meer werkelijk wordt nagestreefd.

    B.3.3. De bestreden wet vloeit voort uit een wetsvoorstel dat de eerste twee verenigingen die opmerkingen aan het Hof hebben gericht, actief mee hebben helpen opstellen (Parl. St., Kamer, 2014-2015, DOC 54-1057/003, p. 6; Integraal verslag, Kamer, 25 juni 2015, CRIV 54 PLEN 057, pp. 51, 59, 60 en 62).

    Artikel 3 van de statuten van het « Comitee voor de opheffing van de Derde Wereld Schuld », aangenomen op 4 juni 2009 (bekendgemaakt in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad van 11 augustus 2009) bepaalt :

    De vereniging heeft tot doel :

    - de wereld rechtvaardiger te maken met inachtneming van de soevereiniteit van de volkeren, van de sociale rechtvaardigheid, van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen.

    Zij verwezenlijkt haar doel door middel van :

    - de verbetering van de informatie en van de vorming over de ontwikkelingsproblemen, in het bijzonder in het kader van de Noord-Zuid relaties;

    - het nemen van initiatieven, het organiseren van acties, het verspreiden van informatie, het verwezenlijken van projecten teneinde de internationale solidariteit onder de burgers van de wereld te bevorderen, ongeacht of zij leven in het noorden of het zuiden, in het oosten of het westen.

    De vereniging kan alle handelingen stellen die rechtstreeks of indirect verband houden met haar doel

    .

    Artikel 3 van de statuten van het « Centre national de Coopération au Développement », waarvan sprake is in B.2, bepaalt :

    De vereniging heeft tot doel :

    a) - de coördinatie uit te voeren van de niet-gouvernementele organisaties voor ontwikkelingssamenwerking en van de culturele, economische, sociale verenigingen en verenigingen voor permanente vorming die aanwezig zijn in de Franse Gemeenschap en in de Duitstalige Gemeenschap en actief zijn op het gebied van de internationale solidariteit of op actieve wijze belangstelling hebben voor dat gebied van de internationale solidariteit ten aanzien van de gemeenschappelijke politieke standpunten, het beleid inzake bijstand, de internationale vertegenwoordiging, enz. Die coördinatie verloopt onder meer in samenwerking met 11.11.11 vzw - Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidverbinding;

    - op dat gebied standpunten in te nemen en acties te voeren;

    b) de ontwikkelingsproblemen te bestuderen teneinde de verbetering van het beleid van België, van de gewestelijke, gemeenschaps-, gemeentelijke en Europese entiteiten inzake ontwikkelingssamenwerking te bevorderen;

    c) de samenwerking te bevorderen tussen niet-gouvernementele organisaties voor ontwikkelingssamenwerking en hun verwezenlijkingen bekend te maken;

    d) de informatie en de vorming van de publieke opinie inzake ontwikkelingssamenwerking te bevorderen;

    e) de campagnes te organiseren inzake voorlichting, sensibilisering en fondsenwerving, waaronder de campagne 11.11.11

    .

    Bijgevolg streven die verenigingen een maatschappelijk doel na dat door het door het Hof te wijzen arrest kan worden geraakt.

    B.3.4. De memories van tussenkomst zijn ontvankelijk.

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep tot vernietiging

    Wat betreft het bewijs van de beslissing om het beroep in te stellen

    B.4.1. Artikel 7, derde lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, dat onder meer tot doel heeft het Hof en de partijen in staat te stellen om na te gaan of het beroep tot vernietiging regelmatig is ingesteld, bepaalt dat, wanneer een beroep tot vernietiging wordt ingesteld door een rechtspersoon, het bewijs van de beslissing om dat beroep in te stellen, moet worden voorgelegd « op het eerste verzoek ».

    Het Hof vermag dus af te zien van een dergelijk verzoek, met name wanneer de rechtspersoon wordt vertegenwoordigd door een advocaat. Maar de andere partijen behouden het recht om, met alle rechtsmiddelen, aan te tonen dat de beslissing niet is genomen door het bevoegde orgaan van de rechtspersoon.

    Wanneer de rechtspersoon de beslissing om het beroep tot vernietiging in te stellen, voorlegt, dan vervalt het vermoeden volgens hetwelk die beslissing...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT