Uittreksel uit arrest nr. 77/2018 van 21 juni 2018 Rolnummers 6596 en 6598 In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 6 juli 2016 tot wijziging van het

Uittreksel uit arrest nr. 77/2018 van 21 juni 2018

Rolnummers 6596 en 6598

In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 6 juli 2016 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de juridische bijstand, ingesteld door E.M. en door de vzw « Aimer Jeunes » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter E. De Groot, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging

    Bij twee verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 16 januari 2017 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 17 en 18 januari 2017, zijn beroepen tot gehele of gedeeltelijke (de artikelen 3 tot 9, 11 en 13 tot 19) vernietiging ingesteld van de wet van 6 juli 2016 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de juridische bijstand (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14 juli 2016) respectievelijk door E.M., bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. R. Fonteyn, advocaat bij de balie te Brussel, en door de vzw « Aimer Jeunes », de vzw « Association pour le droit des Etrangers », de vzw « Association Syndicale des Magistrats », de vzw « ATD Vierde Wereld België », de vzw « Belgisch Netwerk Armoedebestrijding », de vzw « Bureau d'Accueil et de Défense des Jeunes », de vzw « Coordination et Initiatives pour et avec les Réfugiés et Etrangers », de vzw « Defense des Enfants - International - Belgique - Branche francophone (D.E.I. Belgique) », de vzw « Intact », de vzw « Ligue des Droits de l'Homme », de vzw « luttes solidarités travail », de vzw « Medimmigrant », de vzw « ORCA : Organisatie voor clandestiene arbeidsmigranten », de vzw « Point d'appui. Service d'aide aux personnes sans papiers », de vzw « Réseau wallon de lutte contre la pauvreté », de vzw « Service d'Action Sociale Bruxellois », de vzw « Service International de Recherche, d'Education et d'Action sociale », de vzw « Syndicat des Avocats pour la Démocratie », de vzw « Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen », de vzw « Vluchtelingenwerk Vlaanderen » en Dominique Andrien, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. M. Doutrepont en Mr. C. Forget, advocaten bij de balie te Brussel.

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6596 en 6598 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden wet en het onderzoek van de middelen

    B.1.1. De samengevoegde beroepen strekken tot de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 6 juli 2016 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de juridische bijstand. Uit de verzoekschriften blijkt dat de middelen betrekking hebben op de artikelen 3 tot 5, 7, 9 en 13 tot 19 van die wet.

    B.1.2. Luidens artikel 508/1, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek is de juridische tweedelijnsbijstand :

    de juridische bijstand die wordt verleend aan een natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig juridisch advies, bijstand al dan niet in het kader van een procedure of bijstand bij een geding met inbegrip van de vertegenwoordiging in de zin van artikel 728

    .

    B.1.3. De bestreden bepalingen wijzigen eveneens de voorwaarden inzake de toekenning van rechtsbijstand. Artikel 664 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 15 van de bestreden wet, bepaalt :

    Rechtsbijstand bestaat erin degenen die niet over de nodige bestaansmiddelen beschikken om de kosten van rechtspleging, zelfs van een buitengerechtelijke rechtspleging, te bestrijden, geheel of ten dele te ontslaan van de betaling van de diverse rechten, registratie-, griffie- en uitgifterechten en van de andere kosten welke deze rechtspleging medebrengt. Hij verschaft aan de betrokkene ook kosteloos de tussenkomst van openbare en ministeriele ambtenaren onder de hierna bepaalde voorwaarden.

    Hij biedt de betrokkene tevens de mogelijkheid kosteloos bijstand te genieten van een technisch adviseur bij gerechtelijke deskundigenonderzoeken

    .

    B.1.4. Luidens de memorie van toelichting van de bestreden wet, beoogt die laatste « de filosofie te behouden van het systeem van kosteloze juridische bijstand, namelijk de toegang tot justitie voor iedereen, rekening houdend met een belangrijk aantal verzoeken om juridische bijstand in België [en] hervormt en moderniseert [zij] het systeem van juridische tweedelijnsbijstand zodat we het duurzaam kunnen garanderen voor wie er daadwerkelijk recht op heeft » en te « zoeken naar een evenwicht tussen de toegang van de rechtszoekende tot het gerecht en een billijke vergoeding van de advocaten voor de werkelijk geleverde prestaties » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1819/001, p. 4).

    B.1.5. Om dat doel te bereiken, voorziet de wetgever met name in de volgende maatregelen :

    - de invoering van het beginsel van de betaling van een bijdrage door de begunstigde;

    - een betere definitie van de bestaansmiddelen van de kandidaat voor de juridische bijstand die in aanmerking moeten worden genomen om na te gaan of hij voldoet aan de voorwaarden om die te verkrijgen;

    - de invoering van een meer adequate controle van de bestaansmiddelen van de aanvrager;

    - het weerlegbare karakter van de verschillende vermoedens van ontoereikende inkomsten ten behoeve van sommige categorieën van rechtzoekenden;

    - de invoering van een aangepast controlemechanisme waardoor de bureaus voor juridische bijstand de verrichte prestaties adequater kunnen controleren;

    - de inschrijving, door de Ordes, van de advocaten die de prestaties van juridische bijstand willen verrichten, op een lijst en de mogelijkheid voor de Ordes om sommige advocaten ambtshalve in te schrijven;

    - de invoering van een mechanisme waardoor de advocaten een vergoeding rechtstreeks van de begunstigde kunnen vorderen wanneer hun optreden het die laatste mogelijk heeft gemaakt een bepaald bedrag te ontvangen;

    - de herziening van de « nomenclatuur » teneinde de punten rechtvaardiger toe te kennen en de puntwaardes te harmoniseren voor de gelijkwaardige procedures (ibid., pp. 5-8).

    B.2. Het Hof onderzoekt de middelen door die als volgt te groeperen :

    1. de middelen betreffende het begrip « bestaansmiddelen » (artikelen 5, 7, 13 tot 16 en 18 van de bestreden wet) : B.3.1 - B.12.6;

    2. de middelen betreffende de door de rechtzoekende te betalen bijdragen (artikel 7 van de bestreden wet) : B.13.1 - B.17.4;

    3. de middelen betreffende de rol van de Ordes van advocaten in de aanstelling van de bijstandsverstrekkers en in de controle van de prestaties (artikelen 3 en 4 van de bestreden wet) : B.18.1 - B.28;

    4. de middelen betreffende het recht op de vergoeding van de advocaten (artikelen 7 en 9 van de bestreden wet) : B.29 - B.34;

    5. het middel betreffende het monopolie van de Belgische Ordes van advocaten inzake de prestaties van juridische tweedelijnsbijstand (artikelen 3, 5 en 7 van de bestreden wet) : B.35 - B.37;

    6. het middel betreffende het recht op rechtsbijstand van de vreemdelingen die niet gemachtigd zijn tot het verblijf (artikel 17 van de bestreden wet) : B.38.1 - B.44;

    7. de middelen betreffende de inwerkingtreding van de bestreden wet (artikel 19 van de bestreden wet) : B.45.1 - B.48.

      Ten aanzien van de middelen betreffende het begrip « bestaansmiddelen »

      B.3.1. Artikel 5, 1° en 3°, van de bestreden wet van 6 juli 2016 brengt de volgende wijzigingen aan in artikel 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek :

      1° in het eerste lid, worden de woorden ' onvoldoende inkomsten ' vervangen door de woorden ' ontoereikende bestaansmiddelen ';

      [...]

      3° het tweede lid wordt vervangen als volgt :

      ' De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de omvang van die bestaansmiddelen, de over te leggen bewijsstukken en wie gelijkgesteld wordt met de personen met ontoereikende bestaansmiddelen. ';

      [...]

      .

      Het bestreden artikel 7 vervangt artikel 508/17 van het Gerechtelijk Wetboek. Die bepaling schrijft, in paragraaf 2 ervan, voor dat de begunstigde van de gedeeltelijk kosteloze juridische bijstand ertoe gehouden is een bijdrage te betalen « die afhankelijk is van zijn bestaansmiddelen » en dat de Koning het bedrag van die bijdrage « die afhankelijk is van de bestaansmiddelen » vaststelt.

      Het bestreden artikel 13 vervangt, in de artikelen 508/22, eerste lid, en 508/23, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, het woord « inkomensvoorwaarden » door de woorden « voorwaarden betreffende de bestaansmiddelen ».

      Het bestreden artikel 14 vervangt, in artikel 508/25 van het Gerechtelijk Wetboek, het woord « inkomsten » door het woord « bestaansmiddelen ».

      Het bestreden artikel 15 vervangt, in artikel 664, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, het woord « inkomsten » door het woord « bestaansmiddelen ».

      Het bestreden artikel 16 vervangt artikel 667 van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de rechtsbijstand. Krachtens het eerste lid van de nieuwe bepaling wordt het voordeel van de rechtsbijstand toegekend aan de personen van Belgische nationaliteit die aantonen dat hun bestaansmiddelen ontoereikend zijn.

      Het bestreden artikel 18 vervangt, in de artikelen 669, 677, eerste lid, 693, eerste lid, en 699ter van het Gerechtelijk Wetboek, het woord « inkomsten » door het woord « bestaansmiddelen ».

      B.3.2. Uit die wijzigingen vloeit voort dat de toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en tot de rechtsbijstand voortaan afhankelijk is van het bewijs dat de aanvrager niet beschikt over toereikende « bestaansmiddelen » om de diensten van zijn advocaat te vergoeden en om de gerechtskosten volgens de toepasselijke regels en schalen te betalen.

      B.3.3. In de memorie van toelichting wordt in verband met die bepalingen aangegeven :

      ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT