Uittreksel uit arrest nr. 107/2017 van 28 september 2017 Rolnummer 6434 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 2 tot 38 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen

Uittreksel uit arrest nr. 107/2017 van 28 september 2017

Rolnummer 6434

In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 2 tot 38 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken en de artikelen 90 tot 95 van de programmawet (I) van 26 december 2015, ingesteld door het « Algemeen Christelijk Vakverbond van België » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter E. De Groot,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 25 mei 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 27 mei 2016, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 2 tot 38 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 26 november 2015) en van de artikelen 90 tot 95 van de programmawet (I) van 26 december 2015 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2015, tweede editie) door het « Algemeen Christelijk Vakverbond van België », het « Algemeen Belgisch Vakverbond », de « Algemene Centrale der Liberale Vakverbonden van België », het « ACV Voeding en Diensten », het « ABVV Horval », Mario Coppens, Rudy De Leeuw, Marc Leemans, Alain Detemmerman, Pia Stalpaert, Arnaud Delfosse en Peter Geurs, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Buelens, advocaat bij de balie te Brussel.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen

    B.1.1. De bestreden bepalingen voeren een regeling in voor de zogenaamde flexi-jobs in de horecasector. Voor die vorm van tewerkstelling wordt een specifieke arbeidsrechtelijke regeling uitgewerkt, gekoppeld aan een specifieke behandeling op het vlak van sociale zekerheid en fiscaliteit.

    Daarnaast voorzien de bestreden bepalingen voor dezelfde sector in een specifieke regeling voor het presteren van overuren, waarbij het door de werknemer niet in te halen aantal overuren wordt verhoogd, en waarbij, wat die overuren betreft, opnieuw wordt voorzien in een specifieke behandeling op het vlak van sociale zekerheid en fiscaliteit.

    Het gaat om « twee nieuwe systemen van flexibele tewerkstelling naast het reeds bestaande systeem van de gelegenheidswerknemers ». Zij moeten « de Horecasector ondersteunen en zo de leefbaarheid en de kwaliteit van de sector helpen garanderen eens de gecertificeerde kassa in gebruik zal zijn ». De bepalingen beogen tegemoet te komen aan « een hoge nood aan soepel inzetbare arbeidskrachten », aan het bezwaar « dat de fiscale en parafiscale druk op de lonen te hoog is », in het bijzonder voor een arbeidsintensieve sector als de horeca en aan de bekommernis dat fraude en zwartwerk « minder aantrekkelijk worden gemaakt ». Doordat de flexi-jobwerknemer « volledige sociale rechten opbouwt op basis van het flexiloon, wordt zwartwerk ook voor de werknemer minder attractief » (Parl. St., Kamer, 2014-2015, DOC 54-1297/001, pp. 4-6). « Aldus is de flexi-job geen ' mini-job ', zoals dat in sommige nabijgelegen Staten het geval is » (ibid., DOC 54-1297/004, p. 19).

    B.1.2. De artikelen 2 tot 38 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken bepalen :

    Hoofdstuk 2. Nieuw beleid - Horeca

    Afdeling 1. - Toepassingsgebied en definities

    Art. 2. Dit hoofdstuk is van toepassing op de werknemers en werkgevers die ressorteren onder het paritair comité voor het hotelbedrijf of onder het paritair comité voor de uitzendarbeid indien de gebruiker ressorteert onder het paritair comité voor het hotelbedrijf.

    Art. 3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder :

    1° flexi-job : de tewerkstelling in het kader van een raamovereenkomst als bedoeld in artikel 6 of een overeenkomst als bedoeld in artikel 7;

    2° flexiloon : het nettoloon ter vergoeding van een prestatie geleverd in het kader van een flexi-job als bedoeld in de bepaling onder 1°;

    3° flexi-jobwerknemer : een werknemer tewerkgesteld met een flexi-jobarbeidsovereenkomst in het kader van een raamovereenkomst als bedoeld in artikel 6 of een overeenkomst als bedoeld in artikel 7;

    4° flexi-jobarbeidsovereenkomst : de arbeidsovereenkomst, onderworpen aan de regels van afdeling 3, en die wordt gesloten tussen een werkgever en een werknemer die voldoet aan de voorwaarden bepaald bij artikel 4.

    Wordt gelijkgesteld met een flexi-jobarbeidsovereenkomst, de overeenkomst gesloten, onder dezelfde voorwaarden, tussen een uitzendkantoor en een uitzendkracht, op voorwaarde dat de activiteit van de gebruiker ressorteert onder het paritair comité voor het hotelbedrijf (PC 302);

    5° overuur in de horecasector : ieder overuur als bedoeld in artikel 26bis, § 2bis, derde lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971 gepresteerd bij een werkgever die ressorteert onder het paritair comité voor het hotelbedrijf of onder het paritair comité voor de uitzendarbeid indien de gebruiker ressorteert onder het paritair comité voor het hotelbedrijf en voor zover er sprake is van een voltijdse tewerkstelling;

    6° flexivakantiegeld : het vakantiegeld verschuldigd voor een prestatie geleverd in het kader van een flexi-job als bedoeld in de bepaling onder 1°.

    Afdeling 2. - Voorwaarden

    Art. 4. § 1. Een tewerkstelling in het kader van een flexi-job is mogelijk wanneer de betrokken werknemer bij één of meerdere andere werkgever(s) al een tewerkstelling heeft die minimaal gelijk is aan 4/5e van een voltijdse job van een referentiepersoon van de sector waarin de 4/5e tewerkstelling wordt gepresteerd, gedurende het referentiekwartaal T-3, en voor zover de werknemer gedurende dezelfde periode in het kwartaal T :

    a) op hetzelfde moment niet is tewerkgesteld onder een andere arbeidsovereenkomst voor een tewerkstelling van minimaal 4/5e van een voltijdse job van een referentiepersoon van de sector bij de werkgever bij wie hij de flexi-job uitoefent;

    b) zich niet in een periode bevindt gedekt door een verbrekingsvergoeding of ontslagcompensatievergoeding ten laste van de werkgever bij wie hij de flexi-job uitoefent;

    c) zich niet bevindt in een opzeggingstermijn.

    § 2. Om te voldoen aan de minimale tewerkstelling van 4/5e van een voltijdse job van een referentiepersoon wordt voor de berekening in het kwartaal T-3 rekening gehouden met alle door de werkgever betaalde periodes en alle niet door de werkgever betaalde periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst, als bedoeld in de artikelen 30, 31, 33, 34, 34bis, 34ter, 39, 40, 45, 47 en 51 tot en met 60 van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

    Voor de berekening van de geleverde arbeidsprestaties in het kwartaal T-3 wordt geen rekening gehouden met prestaties :

    a) geleverd in het kader van een flexi-job als bedoeld in artikel 3, 1°;

    b) als leerling als bedoeld in artikel 1 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;

    c) als student als bedoeld bij titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, voor de aangegeven 50 dagen van tewerkstelling van een kalenderjaar overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;

    d) van werknemers als bedoeld in artikel 5bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;

    e) van gelegenheidswerknemers in land- en tuinbouw als bedoeld in artikel 2/1 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;

    f) als gelegenheidswerknemer in de horeca als bedoeld bij artikel 31ter van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

    Art. 5. § 1. Het flexiloon als bedoeld in artikel 3, 2°, wordt vastgesteld in de raamovereenkomst.

    § 2. Het flexiloon bedraagt minimaal 8,82 euro per uur. Dit minimaal bedrag van het flexiloon wordt aangepast aan het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmede rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

    § 3. Het flexivakantiegeld als bedoeld in artikel 3, 6°, bedraagt 7,67 % van het flexiloon als bedoeld in artikel 3, 2°, en dient samen met het flexiloon te worden uitbetaald aan de werknemer.

    Afdeling 3. - Wijzigingen inzake het arbeidsrecht

    Onderafdeling 1. - De raamovereenkomst

    Art. 6. De werknemer en de werkgever sluiten voorafgaandelijk aan de aanvang van de eerste tewerkstelling een raamovereenkomst die ten minste de volgende vermeldingen bevat :

    a) de identiteit van de partijen;

    b) de wijze waarop en de voorafgaande...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT