Uittreksel uit arrest nr. 82/2017 van 22 juni 2017 Rolnummer 6328 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 28 juni 2015 « tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de

Uittreksel uit arrest nr. 82/2017 van 22 juni 2017

Rolnummer 6328

In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 28 juni 2015 « tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie met het oog op het verzekeren van de bevoorradingszekerheid op het gebied van energie », ingesteld door de vzw « Inter-Environnement Wallonie » en de vzw « Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 5 januari 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 6 januari 2016, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 28 juni 2015 « tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie met het oog op het verzekeren van de bevoorradingszekerheid op het gebied van energie » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 juli 2015, tweede editie) door de vzw « Inter-Environnement Wallonie » en de vzw « Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Sambon, advocaat bij de balie te Brussel.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    B.1.1. Het beroep tot vernietiging is gericht tegen de wet van 28 juni 2015 « tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie met het oog op het verzekeren van de bevoorradingszekerheid op het gebied van energie » (hierna : de wet van 28 juni 2015), die bepaalt :

    Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

    Art. 2. In artikel 4 van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie, vervangen bij de wet van 18 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

    1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :

    ' § 1. De kerncentrale Doel 1 mag opnieuw elektriciteit produceren vanaf de inwerkingtreding van de wet van 28 juni 2015 tot wijziging van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie met het oog op het verzekeren van de bevoorradingszekerheid op gebied van energie. Ze wordt gedesactiveerd en mag geen elektriciteit meer produceren vanaf 15 februari 2025. De andere kerncentrales bestemd voor industriële elektriciteitsproductie door splijting van kernbrandstoffen, worden gedesactiveerd op de volgende data en mogen geen elektriciteit meer produceren vanaf deze data :

    - Doel 3 : 1 oktober 2022;

    - Tihange 2 : 1 februari 2023;

    - Doel 4 : 1 juli 2025;

    - Tihange 3 : 1 september 2025;

    - Tihange 1 : 1 oktober 2025;

    - Doel 2 : 1 december 2025. '.

    2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :

    ' § 3. De Koning vervroegt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in § 1 bedoelde datum voor de kerncentrales Doel 1 en Doel 2 tot 31 maart 2016, indien de in artikel 4/2, § 3, bedoelde overeenkomst niet is gesloten uiterlijk op 30 november 2015. '.

    Art. 3. In hoofdstuk 2 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 december 2013, wordt een artikel 4/2 ingevoegd, luidende :

    ' Art. 4/2. § 1. De eigenaar van de kerncentrales Doel 1 en Doel 2 stort aan de federale Staat, tot 15 februari 2025 voor Doel 1 en tot 1 december 2025 voor Doel 2, een jaarlijkse vergoeding als tegenprestatie voor de verlenging van de duur betreffende de toelating tot industriële elektriciteitsproductie door splijting van kernbrandstoffen.

    § 2. De vergoeding, bedoeld in § 1, sluit alle andere heffingen ten voordele van de federale Staat uit (met uitzondering van de belastingen van algemene toepassing) die zouden zijn verbonden aan de eigendom of de exploitatie van de kerncentrales Doel 1 en Doel 2, aan de inkomsten, productie of productiecapaciteit van deze centrales of aan het gebruik van kernbrandstof door deze centrales.

    § 3. De federale Staat sluit een overeenkomst met de eigenaar van de kerncentrales Doel 1 en Doel 2 in het bijzonder om :

    1° de berekeningswijze van de vergoeding, bedoeld in § 1, te verduidelijken;

    2° de schadeloosstelling te regelen ingeval één der partijen haar verbintenissen niet nakomt. '.

    Art. 4. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt

    .

    B.1.2. De wet van 28 juni 2015, die op 6 juli 2015 in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, is overeenkomstig artikel 4 ervan in werking getreden op 6 juli 2015.

    B.2.1. Het beroep tot vernietiging wordt ingesteld door twee verenigingen wier maatschappelijk doel de bescherming van het leefmilieu en van de leefomgeving is.

    De nv « Electrabel » heeft een memorie van tussenkomst ingediend in haar hoedanigheid van eigenaar en exploitant van de kerncentrales Doel 1 en Doel 2.

    B.2.2. De verzoekende partijen bestrijden de wet van 28 juni 2015, in zoverre de exploitatie en de activiteit van industriële elektriciteitsproductie van de kerncentrales Doel 1 en Doel 2 daarin met tien jaar worden verlengd, zonder enige milieueffectrapportageprocedure die deelname van het publiek toelaat.

    Ten aanzien van de bestreden wet en de context ervan

    B.3. Om de draagwijdte van de wet van 28 juni 2015 te begrijpen, dienen, enerzijds, de opeenvolgende wijzigingen van de wet van 31 januari 2003 « houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie » (hierna : de wet van 31 januari 2003) en, anderzijds, de zowel algemene als voor de centrales Doel 1 en Doel 2 specifieke regelgeving voor de vergunningen tot industriële elektriciteitsproductie in herinnering te worden gebracht.

    Met betrekking tot de wet van 31 januari 2003 en de opeenvolgende wijzigingen ervan

    1. De wet van 31 januari 2003

      B.4.1. In België zijn er zeven kerncentrales : vier zijn gelegen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest te Doel (Doel 1, Doel 2, Doel 3 en Doel 4), en drie zijn gelegen op het grondgebied van het Waalse Gewest te Tihange (Tihange 1, Tihange 2 en Tihange 3), waarbij het Belgische nucleaire park tussen 15 februari 1975 en 1 september 1985 in gebruik is genomen.

      B.4.2. Bij de wet van 31 januari 2003 werd, zoals het opschrift ervan aangeeft, een tijdschema voor de geleidelijke uitstap uit het gebruik van kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie vastgelegd, door twee « nauw verbonden » beginselen vast te stellen (Parl. St., Kamer, 2001-2002, DOC 50-1910/001, p. 5) : enerzijds, het verbod om een nieuwe nucleaire centrale in België te bouwen of in exploitatie te stellen (artikel 3) en, anderzijds, een tijdschema voor de geleidelijke uitstap uit kernenergie door de kerncentrales, 40 jaar na de industriële ingebruikname ervan, te desactiveren en een einde te maken aan de industriële elektriciteitsproductie ervan (artikel 4, in samenhang gelezen met artikel 2, 1°).

      In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp dat de wet van 31 januari 2003 is geworden, werd uiteengezet :

      Vooreerst wordt voorzien in het artikel 4 van het voorliggend ontwerp dat de individuele vergunningen tot exploitatie en tot industriële elektriciteitsproductie van de kerncentrales, door de Koning voor onbepaalde duur, verleend op grond van één van de bepalingen voorzien in dit artikel, in de tijd worden beperkt teneinde de termijn van elke individuele vergunning te doen overeenstemmen met het beginsel van desactivering van de betrokken kerncentrale, te weten veertig jaar na zijn industriële ingebruikname. Eens de termijn van veertig jaar na de datum van de ondertekening door de Koning van de individuele vergunning is bereikt, zal de betrokken installatie geen elektriciteit meer kunnen produceren op industriële wijze door splijting van kernbrandstoffen

      (Parl. St., Kamer, 2001-2002, DOC 50-1910/001, p. 11).

      Zoals hij in 2003 was opgevat, zou de uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie geleidelijk plaatsvinden, aangezien de reactoren geleidelijk zouden worden gedesactiveerd tussen 15 februari 2015 en 1 september 2025, naar gelang van de respectieve datum van ingebruikname ervan, waarbij 1 september 2025 bijgevolg de datum voor de definitieve uitstap uit kernenergie was : « De oudste kerncentrale (te weten Doel 1) zal dus worden gedesactiveerd vanaf 2015 en vervolgens de andere centrales, zodat in 2025 geen enkele kerncentrale nog actief zal zijn in België » (Parl. St., Senaat, 2002-2003, nr. 2-1376/3, p. 3). De keuze voor de geleidelijke uitstap uit kernenergie werd door de wetgever in 2003 gemaakt, ook al leverden de kerncentrales 57 pct. van de totale elektriciteit van het land (ibid., p. 48).

      B.4.3. In zijn oorspronkelijke versie bepaalde artikel 4 van de wet van 31 januari 2003 :

      § 1. De nucleaire centrales bestemd voor de industriële elektriciteitsproductie door splijting van kernbrandstoffen, worden gedesactiveerd veertig jaar na de datum van hun industriële ingebruikname en mogen vanaf dan geen elektriciteit meer produceren.

      § 2. Alle individuele vergunningen tot exploitatie en tot industriële elektriciteitsproductie door splijting van kernbrandstoffen, die door de Koning zonder tijdsbeperking [werden] toegekend :

      a) krachtens de wet van 29 maart 1958 betreffende de bescherming van de bevolking tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren alsook op basis van artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 februari 1963 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van de ioniserende stralingen en die van toepassing blijven krachtens artikel 52 van de wet van 15 april 1994;

      b) op basis van artikel 16 van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT