Uittreksel uit arrest nr. 43/2017 van 30 maart 2017 Rolnummer 6422 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 91, 3°, en 92, 2°

Uittreksel uit arrest nr. 43/2017 van 30 maart 2017

Rolnummer 6422

In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 91, 3°, en 92, 2°, van de wet van 26 oktober 2015 houdende wijziging van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere wijzigingsbepalingen, ingesteld door de « Beroepsverening van Zelfstandige financiële Bemiddelaars ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter E. De Groot,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 29 april 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 3 mei 2016, heeft de « Beroepsverening van Zelfstandige financiële Bemiddelaars », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. F. Judo en Mr. T. Van Dyck, advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 91, 3°, en 92, 2°, van de wet van 26 oktober 2015 houdende wijziging van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere wijzigingsbepalingen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 oktober 2015, tweede editie).

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen

    B.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van de artikelen 91, 3°, en 92, 2°, van de wet van 26 oktober 2015 houdende wijziging van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere wijzigingsbepalingen.

    De bestreden bepalingen wijzigen de artikelen 268 en 269 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen. In die bepalingen wordt een aantal voorwaarden vastgesteld waaraan de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen - natuurlijke personen (artikel 268) of rechtspersonen (artikel 269) - dienen te voldoen om een inschrijving te verkrijgen en te behouden in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen.

    Het bestreden artikel 91, 3°, van de wet van 26 oktober 2015 bepaalt :

    In artikel 268 van dezelfde wet [van 4 april 2014] worden de volgende wijzigingen aangebracht :

    [...]

    3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende :

    ' Hij mag evenmin failliet zijn verklaard, tenzij eerherstel werd verkregen. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende personen met de gefailleerde gelijkgesteld : de bestuurders en de zaakvoerders van een failliet verklaarde handelsvennootschap van wie het ontslag niet ten minste één jaar vóór de faillietverklaring in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, alsook iedere andere persoon die, zonder bestuurder of zaakvoerder te zijn, werkelijk bevoegd is geweest om de failliet verklaarde vennootschap te beheren. '

    .

    Het bestreden artikel 92, 2°, van de wet van 26 oktober 2015 bepaalt :

    In artikel 269 van dezelfde wet [van 4 april 2014] worden de volgende wijzigingen aangebracht :

    [...]

    2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :

    ' De in het lid 1°, [lees : eerste lid, 1°,] bedoelde personen mogen evenmin failliet zijn verklaard, tenzij eerherstel werd verkregen. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende personen met de gefailleerde gelijkgesteld : de bestuurders en de zaakvoerders van een failliet verklaarde handelsvennootschap van wie het ontslag niet ten minste één jaar vóór de faillietverklaring in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, alsook iedere andere persoon die, zonder bestuurder of zaakvoerder te zijn, werkelijk bevoegd is geweest om de failliet verklaarde vennootschap te beheren. '

    .

    B.2. In de parlementaire voorbereiding van de wet van 26 oktober 2015 worden de bestreden bepalingen als volgt toegelicht :

    De wijzigingen die met deze bepalingen worden aangebracht hebben voornamelijk tot doel om in de bepalingen van de wet van 4 april 2014 die handelen over de verzekeringsbemiddeling, de wijzigingen in te voeren die met de artikelen 27 tot 31 van de wet van 19 april 2014 zijn aangebracht in de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen. Die wijzigingen waren immers niet ingevoerd in de wet van 4 april 2014 die, met ingang van 1 november 2014, de voormelde wet van 27 maart 1995 opheft.

    Voor een meer gedetailleerde toelichting over de inhoud en de redenen die ten grondslag liggen aan deze wijzigingen, wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 27 tot 31 van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek VII in het wetboek

    (Parl. St., Kamer, 2014-2015, DOC 54-1300/001, p. 39).

    De memorie van toelichting bij de artikelen 28 en 29 van de wet van 19 april 2014 « houdende invoeging van boek VII ' Betalings- en kredietdiensten ' in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de definities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen », die overeenstemmen met de thans bestreden bepalingen, vermeldt :

    Punt 1° van dit artikel [28] beoogt met deze rechtzetting een correcte omzetting te bewerkstelligen van artikel 4.2 van Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling in de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen.

    [...]

    Dit artikel [29] beoogt dezelfde doelstelling als artikel 28. Er wordt dan ook verwezen naar de commentaar bij dit artikel

    (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3429/001 en DOC 53-3430/001, pp. 60-61).

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid

    B.3.1. Volgens de Ministerraad zou het beroep tot vernietiging niet ontvankelijk zijn wegens laattijdigheid. Weliswaar is het beroep formeel gericht tegen de artikelen 91, 3°, en 92, 2°, van de wet van 26 oktober 2015, maar volgens hem zou de wetgever te dezen niet opnieuw hebben gelegifereerd. De thans bestreden regeling zou reeds eerder door de wetgever zijn ingevoerd, meer bepaald bij de artikelen 28 en 29 van de voormelde wet van 19 april 2014. De termijn voor het instellen van een beroep tot vernietiging van die wet is volgens de Ministerraad reeds geruime tijd verstreken.

    B.3.2. Wanneer de wetgever in een nieuwe wetgeving vroegere bepalingen overneemt en zich op die wijze de inhoud ervan toe-eigent, kan tegen de overgenomen bepalingen een beroep worden ingesteld binnen zes maanden na de bekendmaking ervan.

    De exceptie wordt verworpen.

    Ten gronde

    B.4. Het eerste middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de bestreden bepalingen erin zouden voorzien dat de bestuurders en de zaakvoerders van een failliet verklaarde handelsvennootschap van wie het ontslag niet ten minste één jaar vóór de faillietverklaring in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, alsook iedere andere persoon die, zonder bestuurder of zaakvoerder te zijn, werkelijk bevoegd is geweest om de failliet verklaarde vennootschap te beheren, worden gelijkgesteld met natuurlijke personen die failliet zijn verklaard, terwijl enkel de personen van de laatstgenoemde categorie over de mogelijkheid zouden beschikken om eerherstel te verkrijgen, zodat zij alsnog kunnen voldoen aan de voorwaarden om te worden ingeschreven in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen.

    Volgens de verzoekende partij zouden de beide categorieën van personen ten onrechte op dezelfde wijze worden behandeld, terwijl zij zich in wezenlijk verschillende situaties zouden bevinden. Enkel voor de natuurlijke personen die failliet zijn verklaard, is er een rechterlijke uitspraak geweest, in het kader waarvan zij de mogelijkheid hebben gehad hun recht van verdediging uit te oefenen en eventueel de gunstmaatregel van de verschoonbaarheid te vragen. Bovendien beschikken gefailleerden ook na het faillissement over een door de wetgever vastgestelde procedure tot rehabilitatie. Volkomen anders zou volgens de verzoekende partij de situatie zijn van de bestuurders en de zaakvoerders van een failliet verklaarde handelsvennootschap van wie het ontslag niet ten minste één jaar vóór de faillietverklaring in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt en van andere personen die, zonder bestuurder of zaakvoerder te zijn, werkelijk bevoegd zijn geweest om...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT