Uittreksel uit arrest nr. 23/2017 van 16 februari 2017 Rolnummer 6378 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 14 van de wet van 9 november 2015 houdende diverse bepalingen Binnenlandse

Uittreksel uit arrest nr. 23/2017 van 16 februari 2017

Rolnummer 6378

In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 14 van de wet van 9 november 2015 houdende diverse bepalingen Binnenlandse Zaken, ingesteld door de stad Ieper.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de rechters A. Alen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter E. De Groot,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 8 maart 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 9 maart 2016, heeft de stad Ieper, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. S. Ronse en Mr. M. Gees, advocaten bij de balie te Kortrijk, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 14 van de wet van 9 november 2015 houdende diverse bepalingen Binnenlandse Zaken (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 november 2015).

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan

    B.1.1. Het beroep tot vernietiging is gericht tegen artikel 14 van de wet van 9 november 2015 houdende diverse bepalingen Binnenlandse Zaken, dat bepaalt :

    Artikel 10 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, wordt aldus uitgelegd dat : de wijzigingen die werden ingevoerd in de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming door de wet van 14 januari 2013 tot wijziging van de wet van 31 december 1963 worden toegepast vanaf hun datum van inwerkingtreding, zijnde 17 februari 2013, op de beslissingen die de provinciegouverneurs genomen hebben met betrekking tot de definitieve verdeling van de in aanmerking komende kosten gemaakt door de gemeenten-groepscentra sinds 1 januari 2006

    .

    Die bepaling wordt in de parlementaire voorbereiding voorgesteld als een interpretatieve bepaling (Parl. St., Kamer, 2014-2015, DOC 54-1298/001, p. 37). Zij maakt deel uit van hoofdstuk 3, afdeling 1, met als opschrift « Interpretatie van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming », van de wet van 9 november 2015.

    B.1.2. Artikel 10 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming (hierna : de wet van 31 december 1963) regelt, met het oog op de algemene organisatie van de brandweerdiensten, de indeling van de gemeenten van iedere provincie in gewestelijke groepen van categorie X, Y en Z. Elke gewestelijke groep is samengesteld uit verscheidene gemeenten gegroepeerd rond een gemeente-groepscentrum, waarop de andere gemeenten van de gewestelijke groep (de « beschermde gemeenten ») een beroep kunnen doen, mits betaling van een forfaitaire en jaarlijkse bijdrage. Die bijdrage wordt door de gouverneur vastgesteld aan de hand van de criteria bedoeld in artikel 10, §§ 2 tot 4, van de wet van 31 december 1963.

    Artikel 10, § 4, van de wet van 31 december 1963 voorziet in de betaling, bij het einde van elk kwartaal, van een voorlopige bijdrage met betrekking tot die periode, berekend op grond van de definitieve bijdrage die verschuldigd is voor het vorige jaar. In de loop van het volgende jaar geeft de gouverneur aan elke gemeente kennis van het aandeel of van het definitieve bedrag van de bijdrage dat te haren laste komt. Het verschil tussen de voorlopige en de definitieve bijdrage wordt...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT