Uittreksel uit arrest nr. 152/2016 van 1 december 2016 Rolnummer 6278 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 28 april 2015 tot instelling van de maximale marge voor

Uittreksel uit arrest nr. 152/2016 van 1 december 2016

Rolnummer 6278

In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 28 april 2015 tot instelling van de maximale marge voor loonkostenontwikkeling voor de jaren 2015 en 2016, ingesteld door het Algemeen Belgisch Vakverbond en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter E. De Groot,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 oktober 2015 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 2 november 2015, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 28 april 2015 tot instelling van de maximale marge voor loonkostenontwikkeling voor de jaren 2015 en 2016 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 april 2015, tweede editie) door het Algemeen Belgisch Vakverbond, Rudy De Leeuw, Marc Goblet, Ludo Callebaut en Nicole De Bruyne, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. K. Salomez, advocaat bij de balie te Gent.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen

    B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de wet van 28 april 2015 tot instelling van de maximale marge voor loonkostenontwikkeling voor de jaren 2015 en 2016. Die wet bepaalt :

    Titel 1. - Algemene bepaling

    Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

    Titel 2. - Maximale marge voor loonkostenontwikkeling voor de jaren 2015 en 2016

    Art. 2. Onverminderd artikel 7, § 1, en de overige bepalingen van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen wordt de maximale marge voor de loonkostenontwikkeling voor het jaar 2015 op 0 % vastgesteld en voor het jaar 2016 op 0,5 % van de brutoloonmassa, totale kost voor de werkgever alle lasten inbegrepen.

    Daarboven mag in het jaar 2016 de maximale marge voor de loonkostenontwikkeling worden verhoogd met 0,3 % van de loonmassa in netto zonder bijkomende kosten voor de werkgever.

    Titel 3. - Inwerkingtreding

    Art. 3. Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt

    .

    B.2.1. De bestreden wet bepaalt voor de jaren 2015 en 2016 de maximale marge voor de loonkostenontwikkeling, en geldt, volgens artikel 2 ervan, onverminderd de bepalingen van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (hierna : de wet van 26 juli 1996). De bedoeling van die laatste wet is de concurrentiepositie van de bedrijven en de werkgelegenheid te vrijwaren door erover te waken dat de loonkosten zich parallel ontwikkelen met die in de buurlanden (Parl. St. Kamer, 1995-1996, nr. 609/1, pp. 2-3).

    B.2.2. De wet van 26 juli 1996 onderscheidt drie mogelijke fasen om de maximale marge voor de loonkostenontwikkeling vast te leggen.

    Om de twee jaar, vóór 31 oktober, wordt op basis van verslagen van de Nationale Arbeidsraad en van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven over de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de concurrentiekracht, de maximale marge voor loonkostenontwikkeling vastgelegd in een interprofessioneel akkoord gesloten tussen de sociale partners. Die loonnorm houdt rekening met de loonkostenontwikkeling in de referentielidstaten zoals die verwacht wordt voor de komende twee jaar van het interprofessioneel akkoord, maar bedraagt minimaal de indexering en de baremieke verhogingen die uit collectieve arbeidsovereenkomsten voortvloeien. De marge kan worden verminderd ten belope van de verschillen in loonkosten die voortvloeien uit een hogere loonkostenontwikkeling gedurende de twee voorgaande jaren dan die in de referentielidstaten (artikel 6, §§ 1 en 2).

    Bij gebrek aan een consensus tussen de sociale partners binnen twee maanden te rekenen vanaf het uitbrengen van het technisch verslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven over de maximale beschikbare marge voor de loonkostenontwikkeling, breekt een tweede fase aan. De Regering roept de sociale partners bijeen voor overleg en doet een bemiddelingsvoorstel, op grond van de gegevens vervat in het technisch verslag. In geval van een akkoord tussen de Regering en de sociale partners wordt de maximale marge voor loonkostenontwikkeling vastgelegd in een binnen de Nationale Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomst (artikel 6, § 3).

    Wanneer geen akkoord kan worden gesloten binnen een maand na het bijeenroepen van de sociale partners voor overleg kan de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, de maximale marge voor loonkostenontwikkeling vastleggen, overeenkomstig de voorwaarden waarin is voorzien in artikel 6, §§ 1 en 2, met als minimum de indexering en de baremieke verhogingen (artikel 7, § 1).

    Zodra de maximale marge is vastgesteld, kan binnen die grens op sectoraal niveau en op bedrijfsniveau worden onderhandeld over de effectieve loonsverhogingen, rekening houdend met de economische mogelijkheden van de sectoren (artikel 8). De wet voorziet in sancties voor de werkgevers wanneer de maximale marge wordt overschreden door collectieve arbeidsovereenkomsten of individuele overeenkomsten (artikel 9).

    B.2.3. Op 30 januari 2015 hebben acht van de tien sociale partners van de « Groep van Tien » een akkoord bereikt over het ontwerp van interprofessioneel akkoord waarin de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT