Uittreksel uit arrest nr. 35/2016 van 3 maart 2016 Rolnummer : 6149 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 19 april 2014 tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van

Uittreksel uit arrest nr. 35/2016 van 3 maart 2016

Rolnummer : 6149

In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 19 april 2014 tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, ingesteld door Eric Gabriel en de « Intercategoriële Federatie Openbare Diensten (IFOD) ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 23 januari 2015 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 27 januari 2015, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 19 april 2014 « tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 23 juli 2014) door Eric Gabriel en de « Intercategoriële Federatie Openbare Diensten (IFOD) », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. L. Misson en Mr. A. Kettels, advocaten bij de balie te Luik.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan

    B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de wet van 19 april 2014 « tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid ».

    De artikelen 3, 5, 6 en 7 van die wet bepalen :

    Art. 3. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

    1° ' de wet van 15 mei 2007 ' : de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;

    2° ' werknemers ' : het operationeel beroepspersoneel van de hulpverleningszones, bedoeld in artikel 103, derde lid, van de wet van 15 mei 2007 en het operationeel beroepspersoneel van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp;

    3° ' werkgevers ' : de in artikel 14 van de wet van 15 mei 2007 bedoelde hulpverleningszones en de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp;

    4° ' arbeidstijd ' : elke periode waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking staat van de werkgever en zijn werkzaamheden of functie uitoefent;

    5° ' rusttijd ' : elke periode die geen arbeidstijd is;

    6° ' wachtdienst in de kazerne ' : een ononderbroken periode van ten hoogste vierentwintig uren waarin de werknemer verplicht is op de arbeidsplaats aanwezig te zijn. Deze periode wordt volledig als arbeidstijd aangerekend;

    7° ' oproepbaarheidsdienst ' : een periode waarin de werknemer, zonder in de kazerne te moeten zijn, zich beschikbaar verklaart om gevolg te geven aan een oproep voor een interventie. Enkel de periode van de interventie wordt als arbeidstijd aangerekend;

    8° ' commandant ' : de zonecommandant zoals bedoeld in artikel 109 van de wet van 15 mei 2007, of de officier-dienstchef van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp;

    9° ' brandweerinspecteurs ' : de inspecteurs van de brandweerinspectie bedoeld in artikel 9, § 2, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming en van de algemene inspectie van de diensten van de civiele veiligheid bedoeld in titel VII van de wet van 15 mei 2007

    .

    Art. 5. § 1. De wekelijkse arbeidstijd van de werknemer mag, over een referentieperiode van vier maanden, niet meer bedragen dan :

    1° achtendertig uren gemiddeld;

    2° achtenveertig uren gemiddeld indien voldaan is aan de volgende voorwaarden :

    a) op het moment van de inwerkingtreding van deze wet werkt meer dan de helft van de werknemers van de hulpverleningszone of van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp in een arbeidsregime van meer dan achtendertig uren gemiddeld per week;

    b) de procedures bepaald in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel gerespecteerd hebben, met inbegrip van de procedure van sociale bemiddeling bedoeld in hoofdstuk IIIquater van voormelde wet, over de arbeidsregimes waarvan het gemiddelde aantal uren per week zich tussen de achtendertig en de achtenveertig bevindt en over de bijkomende vergoeding ervan.

    De zones en de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp die een wekelijkse arbeidstijd van gemiddeld meer dan achtendertig uren hebben goedgekeurd, overeenkomstig het eerste lid, 2°, passen zich binnen een termijn van tien jaar aan. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, deze termijn één keer verlengen met maximaal tien jaar.

    Met de referentieperiode van vier maanden wordt bedoeld :

    - de periode van 1 januari tot 30 april;

    - de periode van 1 mei tot 31 augustus;

    - de periode van 1 september tot 31 december.

    § 2. De arbeidstijd mag de absolute grens van zestig uren niet overschrijden tijdens elke week, de in artikel 7 bedoelde bijkomende uren inbegrepen.

    Voor de toepassing van de in het eerste lid, vastgestelde grens wordt geen rekening gehouden met de overschrijdingen uitgevoerd voor het verrichten van :

    - arbeid om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval;

    - arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist, mits de door de Koning aangewezen ambtenaar op de hoogte wordt gebracht.

    De in het tweede lid bedoelde overschrijdingen worden binnen de veertien dagen gecompenseerd met gelijkwaardige inhaalrust.

    § 3. De duur van elke arbeidsprestatie mag vierentwintig uren niet overschrijden, behoudens in de in § 2, tweede lid, bedoelde gevallen.

    § 4. Elke arbeidsprestatie waarvan de duur tussen twaalf uren en vierentwintig uren bedraagt, moet worden gevolgd door een rustperiode van minimum twaalf opeenvolgende uren.

    Art. 6. § 1. In elke hulpverleningszone en in de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp worden de arbeidsregimes vastgelegd met inachtname van de bepalingen van artikel 5.

    De verschillende uurroosters die in uitvoering van de van toepassing zijnde arbeidsregimes worden voorzien op zonaal niveau, worden opgenomen in het arbeidsreglement.

    § 2. Met toepassing van de bepalingen van het arbeidsreglement bepaalt de commandant of zijn afgevaardigde, de verdeling van de wachtdiensten in de kazerne en de oproepbaarheidsdiensten. De verdeling wordt minstens drie maanden op voorhand meegedeeld aan de werknemer, behalve in geval van hoogdringendheid. In het arbeidsreglement worden de nadere regels van de oproepbaarheidsdienst opgenomen.

    De in het eerste lid bedoelde diensten kunnen niet opgelegd worden tijdens de jaarlijkse vakantie van de werknemer.

    Indien de werknemer niet beschikbaar kan zijn, is hij verplicht, onder opgave van redenen, zo snel mogelijk een aanpassing van het werkrooster te vragen aan de commandant of aan zijn afgevaardigde.

    Art. 7. § 1. De werknemer die, met toepassing van artikel 5, § 1, eerste lid, 1°, maximaal achtendertig uren werkt, kan maximum tien bijkomende uren per week presteren op basis van een individueel akkoord van de werknemer om interventies of wachtdiensten in de kazerne te verzekeren.

    De werknemer, die met toepassing van artikel 5, § 1, eerste lid, 2°, tussen de achtendertig en de achtenveertig uren per week werkt, kan een aantal bijkomende uren per week presteren op basis van een individueel akkoord van de werknemer om interventies of wachtdiensten in de kazerne te verzekeren. Dit aantal bedraagt maximaal het verschil tussen de gemiddelde arbeidstijd per week en achtenveertig uren.

    In afwijking van het tweede lid, mag het aantal bijkomende uren per week niet meer bedragen dan het verschil tussen de gemiddelde arbeidstijd per week en tweeënvijftig uren voor de werknemer die op de datum van inwerkingtreding van deze wet beroepslid en vrijwillig lid was in twee brandweerdiensten binnen het grondgebied van dezelfde hulpverleningszone, zonder het maximum van tien uren per week te overschrijden.

    § 2. Deze bijkomende arbeidstijd is het voorwerp van een aanvullende vergoeding die gelijkwaardig is aan het basisloon in functie van de gepresteerde uren.

    § 3. Het in § 1 bedoelde akkoord moet worden vastgelegd bij geschrift tussen de werknemer en de werkgever vóór het presteren van de bijkomende uren.

    Dit geschrift kan op elektronische wijze worden vastgelegd.

    Dit akkoord wordt vastgesteld in een specifiek document en vermeldt minstens :

    - het aantal bijkomende uren dat wekelijks zal worden gepresteerd of zal kunnen worden gepresteerd;

    - de duur van het akkoord;

    - de opzeggingsregels van het akkoord.

    De werkgever bewaart dit akkoord gedurende een periode van vijf jaar op de werkplekken. Dit geschrift moet zich op een gemakkelijk toegankelijke plaats bevinden zodat de brandweerinspecteurs en de in artikel 24 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector bedoelde ambtenaren er op elk ogenblik kennis van kunnen nemen.

    § 4. Iedere partij kan het in § 1 bedoelde akkoord beëindigen door middel van een schriftelijk betekende opzegging van drie maanden. Het akkoord kan mits wederzijdse overeenstemming eveneens beëindigd worden zonder of met een kortere opzeggingstermijn.

    § 5. De werknemer mag geen enkel nadeel ondervinden vanwege de werkgever door het feit dat hij niet bereid is om...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT