Uittreksel uit arrest nr. 34/2016 van 3 maart 2016 Rolnummers : 6146, 6147, 6160, 6161

Uittreksel uit arrest nr. 34/2016 van 3 maart 2016

Rolnummers : 6146, 6147, 6160, 6161, 6162 en 6163

In zake : de beroepen tot vernietiging van de artikelen 17 en 18 van de wet van 25 april 2014 ter verbetering van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (aanvulling van artikel 1022, achtste lid, van het Gerechtelijk Wetboek met een 3°), ingesteld door Wim Raeymaekers, door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », door de vzw « Genootschap Advocaten Publiekrecht » en anderen, door de Orde van Vlaamse balies en Dominique Matthys, door Roussana Bardarska en door de vzw « Touche pas à mes certificats verts ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van rechter A. Alen,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp de beroepen en rechtspleging

    1. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 19 januari 2015 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 21 januari 2015, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 17 van de wet van 25 april 2014 ter verbetering van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (aanvulling van artikel 1022, achtste lid, van het Gerechtelijk Wetboek met een 3°), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 augustus 2014, door Wim Raeymaekers.

    2. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 22 januari 2015 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 23 januari 2015, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 17 en 18 van dezelfde wet door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. V. Letellier, advocaat bij de balie te Brussel.

    3. Bij twee verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 18 februari 2015 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 20 februari 2015, zijn beroepen tot vernietiging ingesteld van artikel 17 van dezelfde wet door de vzw « Genootschap Advocaten Publiekrecht », Peter Luypaers en Isabelle Cooreman en door de Orde van Vlaamse balies en Dominique Matthys, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. S. Boullart, advocaat bij de balie te Gent.

    4. Bij twee verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 19 februari 2015 ter post aangetekende brief en ter griffie zijn ingekomen op 20 februari 2015 en 23 februari 2015, zijn beroepen tot vernietiging ingesteld van hetzelfde artikel van dezelfde wet door Roussana Bardarska, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. H. Van de Cauter, advocaat bij de balie te Brussel, en door de vzw « Touche pas à mes certificats verts », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. L. Misson, advocaat bij de balie te Luik.

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6146, 6147, 6160, 6161, 6162 en 6163 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen

    B.1.1. De beroepen zijn gericht tegen artikel 17 van de wet van 25 april 2014 ter verbetering van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (hierna : de wet van 25 april 2014).

    Die bepaling vult het achtste lid aan van artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 2 van de wet van 21 februari 2010 « tot wijziging van de artikelen 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en 162bis van het Wetboek van strafvordering », met een 3°, krachtens hetwelk geen enkele rechtsplegingsvergoeding ten laste van de Staat verschuldigd is « wanneer een publiekrechtelijke rechtspersoon in het algemeen belang als partij optreedt in een geding ».

    B.1.2. Het beroep in de zaak nr. 6147 viseert eveneens artikel 18 van dezelfde wet, dat de inwerkingtreding van artikel 17 bepaalt op de dag waarop het voormelde artikel 2 van de wet van 21 februari 2010 in werking treedt, hetgeen nog niet is gebeurd.

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid

    B.2.1. De Ministerraad betwist het belang van de verzoekende partijen in de zaken nrs. 6146, 6160, 6162 en 6163.

    B.2.2. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

    B.2.3.1. De verzoekende partijen in de zaken nrs. 6146, 6162 en 6163 maken aannemelijk dat zij betrokken zijn in hangende procedures bij de hoven en rechtbanken tegen publiekrechtelijke rechtspersonen.

    Zij kunnen rechtstreeks en ongunstig worden geraakt door de bestreden bepaling, die tot gevolg heeft dat zij geen aanspraak kunnen maken op een rechtsplegingsvergoeding ten laste van de Staat indien zij in het gelijk worden gesteld ten aanzien van een publiekrechtelijke rechtspersoon die in het algemeen belang optreedt als partij in het geding, en doen derhalve blijken van het rechtens vereiste belang.

    B.2.3.2. De tweede en de derde verzoekende partij in de zaak nr. 6160 beroepen zich op hun hoedanigheid van advocaat. Er kan worden aangenomen dat de bestreden bepaling nadelige gevolgen heeft voor de uitoefening van hun beroep, met name wat betreft de verdediging in rechte van hun cliënten in geschillen tegenover publiekrechtelijke rechtspersonen die optreden in het algemeen belang. Hun cliënten kunnen immers ervan worden weerhouden zich in een dergelijk geschil door een advocaat te laten verdedigen, in zoverre zij geen aanspraak zullen kunnen maken op een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van hun advocaat indien zij in het gelijk worden gesteld.

    Aangezien de tweede en de derde verzoekende partij in de zaak nr. 6160 doen blijken van een belang bij het beroep, is het niet noodzakelijk te onderzoeken of de eerste verzoekende partij in dezelfde zaak eveneens doet blijken van een belang om de vernietiging van de bestreden bepalingen te vorderen.

    B.3.1. De verzoekende partij in de zaak nr. 6146 vraagt het Hof om de aanvullende memorie die werd ingediend door de Ministerraad uit de debatten te weren, nu ze niet tijdig een kopie van die memorie heeft ontvangen.

    B.3.2. Bij beschikking van 16 september 2015 heeft het Hof beslist dat de zaken niet in staat van wijzen waren, en heeft het alle partijen uitgenodigd om in een uiterlijk op 16 oktober 2015 in te dienen aanvullende memorie, waarvan zij een kopie moesten laten toekomen aan de andere partijen binnen dezelfde termijn, hun standpunt te bepalen over de invloed van de rechtspraak van het Hof in de arresten nrs. 68/2015, 69/2015 en 70/2015 van 21 mei 2015 op de onderhavige zaken.

    De Ministerraad heeft binnen de gestelde termijn, namelijk op 12 oktober 2015, een aanvullende memorie ingediend ter griffie, doch heeft nagelaten binnen diezelfde termijn een kopie daarvan aan de andere partijen over te zenden, hetgeen later alsnog geschiedde.

    In die omstandigheid dient te worden vastgesteld dat de laattijdige naleving van de verplichting om een kopie van de aanvullende memorie aan de andere partijen over te zenden - die niet is neergelegd in de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, maar voortvloeit uit de voormelde beschikking van 16 september 2015 - geen afbreuk doet aan de rechten van verdediging van de andere partijen.

    De aanvullende memorie van de Ministerraad dient niet uit de debatten te worden geweerd.

    B.4. De excepties worden verworpen.

    Ten gronde

    B.5. De middelen in de zaken nrs. 6146, 6147 en 6160 tot 6163 zijn afgeleid uit de schending door het bestreden artikel 17 van de wet van 25 april 2014 van de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met andere grondwetsbepalingen, met internationale en Europeesrechtelijke bepalingen, met wetsbepalingen en met algemene rechtsbeginselen.

    Aangezien de aangevoerde middelen tegen de bestreden bepaling nauw met elkaar verbonden zijn, dienen zij samen te worden onderzocht. De aangevoerde grieven komen samengevat neer op de schending van :

    - het gelijkheidsbeginsel, doordat een niet-verantwoord verschil in behandeling wordt ingesteld (1) tussen de publiekrechtelijke rechtspersonen en de privépersonen, in zoverre de eerstgenoemden worden vrijgesteld van het procesrisico indien zij optreden in het algemeen belang, en in zoverre die vrijstelling niet wederkerig is, hetgeen tevens afbreuk zou doen aan de wapengelijkheid, (2) tussen de rechtzoekenden, naargelang zij in het gelijk worden gesteld ten aanzien van een privépersoon of een publiekrechtelijke rechtspersoon, (3) tussen de procespartijen voor de Raad van State en voor de burgerlijke rechtscolleges, in zoverre een publiekrechtelijke rechtspersoon die optreedt voor de Raad van State wel kan...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT