Uittreksel uit arrest nr. 22/2016 van 18 februari 2016 Rolnummers : 6082

Uittreksel uit arrest nr. 22/2016 van 18 februari 2016

Rolnummers : 6082, 6136 en 6138

In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen, ingesteld door Rudi Goesaert, door R.W. en anderen en door de vzw « Ligue des Droits de l'Homme » en de vzw « Liga voor Mensenrechten ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van rechter A. Alen,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging

    1. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 4 november 2014 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 5 november 2014, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 9 juli 2014) door Rudi Goesaert.

    2. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 8 januari 2015 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 9 januari 2015, is beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van dezelfde wet door R.W., B.W., D.V., M. V.E., M.C., J.D., G.O., R.B., K. V.Z., K.D., P.L., S.A., J.C., A. E.B., F.M. en J. V.W., bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Verpoorten, advocaat bij de balie te Herentals.

    3. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 9 januari 2015 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 12 januari 2015, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 3, 4°, a), 6, § 1, tweede lid, en § 2, 11, 79, § 1, en 84, § 2, van dezelfde wet door de vzw « Ligue des Droits de l'Homme » en de vzw « Liga voor Mensenrechten », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. D. Dupuis, Mr. D. Ribant en Mr. F. Vansiliette, advocaten bij de balie te Brussel.

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6082, 6136 en 6138 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoekschrift in de zaak nr. 6082

    B.1. De Ministerraad voert aan dat het verzoekschrift in de zaak nr. 6082 onontvankelijk is omdat het dermate vaag is opgesteld, dat het gissen is naar de wetsbepaling die door de verzoekende partij wordt aangevochten, alsook naar de middelen die ertegen worden aangevoerd.

    B.2.1. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, moet een middel te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden, alsook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden. Die vereisten zijn ingegeven, enerzijds, door de noodzaak voor het Hof om vanaf het indienen van het verzoekschrift in staat te zijn de juiste draagwijdte van het beroep tot vernietiging te bepalen, en, anderzijds, door de zorg om aan de andere partijen in het geding de mogelijkheid te bieden op de argumenten van de verzoekende partijen te repliceren, waartoe een duidelijke en ondubbelzinnige uiteenzetting van het middel onontbeerlijk is.

    B.2.2. Uit het verzoekschrift blijkt dat de verzoekende partij de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen (hierna : de Interneringswet 2014) bekritiseert omdat de beslissingen aangaande de ministerieel geïnterneerden geldig blijven. De verzoekende partij verwijst naar artikel 135, § 3, van die wet en zij werpt op dat er « een ongerechtvaardigd verschil in behandeling wordt ingevoerd » en dat « het onrechtvaardig is dat ministerieel geïnterneerden na het verlopen van hun vrijheidsstraf geïnterneerd kunnen blijven ».

    De Ministerraad heeft overigens in zijn memorie en in zijn memorie van wederantwoord op die grieven geantwoord.

    B.2.3. De exceptie wordt verworpen.

    Ten gronde

    1. Wat de ministerieel geïnterneerden betreft

      B.3. Het enige middel in de zaak nr. 6082 en het twaalfde middel in de zaak nr. 6136 hebben betrekking op het statuut van de ministerieel geïnterneerden.

      In de zaak nr. 6082 voert de verzoekende partij aan dat artikel 135, § 3, van de Interneringswet 2014 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre het een ongerechtvaardigd verschil in behandeling zou creëren tussen de gewone geïnterneerden en de ministerieel geïnterneerden, doordat de gewone geïnterneerden een betere behandeling zouden krijgen dan de ministerieel geïnterneerden (eerste onderdeel), en doordat het onrechtvaardig zou zijn dat ministerieel geïnterneerden na het verlopen van hun vrijheidsstraf geïnterneerd kunnen blijven (tweede onderdeel).

      In de zaak nr. 6136 voeren de verzoekende partijen aan dat artikel 135, § 3, van de Interneringswet 2014, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt omdat het een willekeurig onderscheid zou maken binnen de groep van veroordeelde personen die tijdens hun hechtenis in staat van geestesstoornis worden bevonden. In de praktijk zouden de ministerieel geïnterneerden, volgens de verzoekende partijen, ook na het einde van hun oorspronkelijke straftijd geïnterneerd blijven en zouden zij de gevangenis slechts mogen verlaten onder de voorwaarden die de commissie tot bescherming van de maatschappij bepaalt, terwijl de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis (hierna : de Interneringswet 2007), die evenwel nooit in werking is getreden, stelde dat die personen na afloop van hun vrijheidsstraf dienden te worden vrijgelaten of dat het openbaar ministerie diende te handelen zoals vereist door de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke.

      De Interneringswet 2014 voorziet niet meer in de mogelijkheid tot internering van veroordeelden door de minister van Justitie maar handhaaft wel de gevolgen van de reeds genomen beslissingen tot internering, waardoor twee identieke groepen van mensen verschillend worden behandeld op basis van een willekeurig criterium, te weten het ogenblik waarop wordt vastgesteld dat de veroordeelde zich in staat van geestesstoornis bevindt.

      B.4.1. Artikel 135, § 3, van de Interneringswet 2014 bepaalt :

      De beslissing tot internering van veroordeelden die door de minister van Justitie overeenkomstig artikel 21 van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten werd genomen voor de inwerkingtreding van deze wet blijft geldig.

      Met uitzondering van het eerste lid, is artikel 135 van toepassing op deze geïnterneerde veroordeelden

      .

      B.4.2. De tekst van de voormelde bepaling vloeit voort uit het amendement nr. 115 (Parl. St., Senaat, 2013-2014, nr. 5-2001/3, p. 53), dat als volgt was geredigeerd en werd aangenomen in de commissie :

      3° § 3 vervangen door wat volgt :

      ' De beslissing tot internering van veroordeelden die door de minister van Justitie overeenkomstig artikel 21 van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten werd genomen voor de inwerkingtreding van deze wet, blijft geldig.

      Met uitzondering van het eerste lid is artikel 114 van toepassing op deze geïnterneerde veroordeelden. '

      .

      Het door het amendement beoogde artikel 114 verwees naar artikel 114 van de voormelde Interneringswet 2007, dat bepaalt :

      De persoon die zowel een vrijheidsstraf als een internering ondergaat, verblijft in een door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot bescherming van de maatschappij die door de strafuitvoeringsrechtbank wordt aangewezen.

      De artikelen [...] 90 tot 111 zijn van toepassing

      .

      Artikel 114 van de Interneringswet 2007 werd mutatis mutandis overgenomen in artikel 76 van de Interneringswet 2014, dat bepaalt :

      Een persoon die zowel een vrijheidsstraf als een internering ondergaat, wordt geplaatst in een federale instelling die wordt aangewezen door de kamer voor de bescherming van de maatschappij.

      De bepalingen van deze wet zijn op hem van toepassing

      .

      Artikel 135, § 3, tweede lid, van de Interneringswet 2014 moet dus in die zin worden gelezen dat het verwijst naar artikel 76 van dezelfde wet.

      B.5.1. Onder de gelding van artikel 21 van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, konden veroordeelden die tijdens hun hechtenis in staat van krankzinnigheid werden bevonden, via een ministerieel besluit geïnterneerd worden op eensluidend advies van de commissie tot bescherming van de maatschappij.

      B.5.2. Artikel 21 van de voormelde wet van 1 juli 1964 bepaalt :

      De wegens misdaad of wanbedrijf veroordeelde personen die, tijdens hun hechtenis, in staat van krankzinnigheid of in een ernstige staat van geestesstoornis of van zwakzinnigheid worden bevonden, die hen ongeschikt maakt tot het controleren van hun daden, kunnen geïnterneerd worden krachtens een beslissing van de minister van Justitie, genomen op eensluidend advies van de commissie tot bescherming van de maatschappij.

      De internering heeft plaats in de inrichting die de commissie tot bescherming van de maatschappij aanwijst overeenkomstig artikel 14; de artikelen 15 tot 17 zijn mede van toepassing.

      Indien de geestestoestand van de veroordeelde vóór het verstrijken van de straftijd voldoende is verbeterd zodat zijn internering niet meer nodig is, stelt de commissie dat vast en gelast de minister van Justitie de terugkeer van de veroordeelde naar de strafinrichting waar hij voordien in hechtenis was.

      Voor de toepassing van de wet op de voorlopige invrijheidstelling wordt de tijd van de internering gelijkgesteld met hechtenis

      .

      B.5.3. In de Interneringswet 2014 heeft de wetgever ervoor gekozen geen specifieke procedure meer te...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT