Uittreksel uit arrest nr. 47/2015 van 30 april 2015 Rolnummer : 5831 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 29 maart 2013 houdende wijziging

Uittreksel uit arrest nr. 47/2015 van 30 april 2015

Rolnummer : 5831

In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft (wijziging van verschillende bepalingen van het decreet van het Vlaamse Gewest van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode), ingesteld door de nv « Group Globiss ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 31 januari 2014 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 3 februari 2014, heeft de nv « Group Globiss », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. K. De Puydt, advocaat bij de balie te Brussel, beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van het decreet van het Vlaamse Gewest van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft (wijziging van verschillende bepalingen van het decreet van het Vlaamse Gewest van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 augustus 2013.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep

    B.1.1 De Vlaamse Regering voert aan dat niet blijkt dat door het daartoe bevoegde orgaan van de nv « Group Globiss », en in een regelmatige samenstelling, is beslist tot het instellen van het beroep.

    B.1.2. Artikel 7, derde lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof voorziet erin dat het bewijs van de beslissing van het bevoegde orgaan van de rechtspersoon om in rechte te treden « op het eerste verzoek » moet worden voorgelegd. Die formulering laat het Hof toe, zoals het heeft geoordeeld bij zijn arrest nr. 120/2014 van 17 september 2014, om af te zien van een dergelijk verzoek, met name wanneer de rechtspersoon door een advocaat wordt vertegenwoordigd, zoals te dezen.

    Die interpretatie belet niet dat een partij gerechtigd is op te werpen dat de beslissing om in rechte op te treden niet is genomen door de bevoegde organen van de rechtspersoon, maar zij moet haar opwerping aannemelijk maken, wat kan met alle middelen van recht.

    Wat betreft de beroepen ingesteld door een naamloze vennootschap, moet het voormelde artikel 7 in samenhang worden gelezen met artikel 522 van het Wetboek van vennootschappen, op grond waarvan het door het vertegenwoordigingsbevoegde orgaan aan een raadsman verleende mandaat moet worden geacht de vennootschap te verbinden zoals een beslissing van het procesbevoegde orgaan.

    B.1.3. De verzoekende partij legt een uittreksel voor uit de notulen van haar raad van bestuur, waaruit blijkt dat die op 30 januari 2014 een raadsman heeft aangesteld.

    B.1.4. In weerwil van wat de Vlaamse Regering aanvoert, volstaat dat uittreksel als bewijs dat de vordering op rechtsgeldige wijze is ingesteld.

    B.1.5. De exceptie wordt verworpen.

    Ten aanzien van het onderwerp van het beroep

    B.2.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van de artikelen 6 tot 27 en de artikelen 34 en 35 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft (hierna : decreet van 29 maart 2013).

    B.2.2. Zoals de Vlaamse Regering opmerkt, hebben de aangevoerde grieven in werkelijkheid enkel betrekking op artikel 5, § § 1 en 2, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals vervangen bij artikel 7 van het bestreden decreet van 29 maart 2013.

    B.3. Het voormelde artikel 5 bepaalt :

    § 1. Elke woning moet op de volgende vlakken voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, die door de Vlaamse Regering nader bepaald worden :

    1° de oppervlakte van de woongedeelten, rekening houdend met het type van woning en de functie van het woongedeelte;

    2° de sanitaire voorzieningen, vooral de aanwezigheid van een goed functionerend toilet in of aansluitend bij de woning en een wasgelegenheid met stromend water, beide aangesloten op een afvoerkanaal zonder geurhinder;

    3° de winddichtheid, de thermische isolatie en de verwarmingsmogelijkheden, vooral de aanwezigheid van voldoende veilige verwarmingsmiddelen om de woongedeelten met een woonfunctie tot een normale temperatuur te kunnen verwarmen en, indien nodig, te kunnen koelen tegen redelijke energiekosten of de mogelijkheid om die middelen op een veilige manier aan te sluiten;

    4° de ventilatie-, verluchtings- en verlichtingsmogelijkheden, waarbij de verlichtingsmogelijkheid van de woongedeelten wordt vastgesteld in relatie tot de functie, de ligging en de vloeroppervlakte ervan, en de ventilatie- en verluchtingsmogelijkheid in relatie tot de functie en de ligging van het woongedeelte en tot de aanwezigheid van kook-, verwarmings- of warmwaterinstallaties die verbrandingsgassen produceren;

    5° de aanwezigheid van voldoende en veilige elektrische installaties voor de verlichting van de woning en voor het veilige gebruik van elektrische apparaten;

    6° de gasinstallaties, waarbij zowel de toestellen als de plaatsing en de aansluiting ervan de nodige veiligheidsgaranties bieden;

    7° de stabiliteit en de bouwfysica met betrekking tot de fundering, de daken, de buiten- en binnenmuren, de draagvloeren en het timmerwerk;

    8° de toegankelijkheid en het respect voor de persoonlijke levenssfeer;

    9° de minimale energetische prestaties;

    10° de aanwezigheid van drinkbaar water.

    Elke woning moet voldoen aan de vereisten van brandveiligheid, met inbegrip van de specifieke en aanvullende veiligheidsnormen die de Vlaamse Regering vaststelt.

    De omvang van de woning moet minstens beantwoorden aan de woningbezetting. De Vlaamse Regering stelt de normen voor de vereiste minimale omvang van de woning vast in relatie tot de gezinssamenstelling.

    § 2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 stelt de Vlaamse Regering aanvullende vereisten en normen vast voor kamers. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op de kamers.

    [...]

    .

    B.4. In de memorie van toelichting bij het ontwerp van het decreet van 29 maart 2013 is uiteengezet :

    Het Vlaamse woonkwaliteitsinstrumentarium zit momenteel verankerd in twee decreten : de Vlaamse Wooncode (decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT