Uittreksel uit arrest nr. 40/2015 van 19 maart 2015 Rolnummers : 5879 en 5880 In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 31 juli 2013 tot wijziging van de wet van 28

Uittreksel uit arrest nr. 40/2015 van 19 maart 2015

Rolnummers : 5879 en 5880

In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 31 juli 2013 tot wijziging van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de Krijgsmacht en tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het statuut van het militair personeel, ingesteld door Erwin De Staelen en anderen en door R.D.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging

    1. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 19 maart 2014 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 20 maart 2014, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 24, 63, 87, 89 tot 97, 111, 174, 209, 222, 243, 253, 374, 378, 379 en 390 van de wet van 31 juli 2013 tot wijziging van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de Krijgsmacht en tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het statuut van het militair personeel (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 20 september 2013, tweede editie) door Erwin De Staelen, R.D., Michael Koslowska en Philippe Spillebeen, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Crispyn, advocaat bij de balie te Gent.

    2. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 20 maart 2014 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 21 maart 2014, heeft R.D. beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 170, 174, 378 en 379 van voormelde wet.

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5879 en 5880 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de situering van de bestreden bepalingen

    B.1. De beroepen in de zaken nrs. 5879 en 5880 zijn gericht tegen diverse bepalingen van de wet van 31 juli 2013 « tot wijziging van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de Krijgsmacht en tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het statuut van het militair personeel » (hierna : de wet van 31 juli 2013).

    De bestreden bepalingen betreffen uitsluitend wijzigingen van de wet van 28 februari 2007 « tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht » (hierna : de wet van 28 februari 2007).

    B.2. De algemene doelstelling van de wijzigingen aangebracht in de wet van 28 februari 2007 werd in de parlementaire voorbereiding geduid als volgt :

    [...] om tegemoet te komen aan de noden van Defensie wordt een wetsontwerp voorgelegd dat de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht zal moderniseren op het vlak van de personeelsstructuur, het personeelsmanagement, de militaire geschiktheid, de interne werving en overgang

    (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2878/004, p. 3).

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid

    B.3.1. Het beroep in de zaak nr. 5879 is ingediend door vier personen die zich, wat hun belang betreft, in hoofdorde baseren op hun hoedanigheid van militair bij de Krijgsmacht. Het beroep in de zaak nr. 5880 is ingediend door een persoon die met betrekking tot zijn belang aanvoert dat hij op de dag vóór de inwerkingtreding van de bestreden bepalingen de hoedanigheid van aanvullingsofficier had en dat hij door die bepalingen wordt overgeplaatst in de personeelscategorie van de officieren van niveau B.

    B.3.2. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, kan uit de loutere vermelding « Dossier 20022840 VSOA Defensie/procedure » bovenaan op het eerste blad van het verzoekschrift in de zaak nr. 5879 niet worden afgeleid dat het beroep in die zaak is ingediend door een vakorganisatie. Het verzoekschrift vermeldt immers uitdrukkelijk de namen en de adressen van de personen die in die zaak optreden als verzoekende partijen.

    B.4.1. Wat de bestreden artikelen 174, 378 en 379 van de wet van 31 juli 2013 betreft, voert de Ministerraad aan dat enkel de tweede verzoekende partij in de zaak nr. 5879 belang heeft bij het beroep in die zaak. Wat het bestreden artikel 374 van de wet van 31 juli 2013 betreft, is de Ministerraad van oordeel dat enkel de vierde verzoekende partij in de zaak nr. 5879 zou kunnen worden geraakt door die bepaling, zij het dat die partij volgens hem nalaat te verduidelijken waarin haar belang bestaat bij de vernietiging ervan.

    B.4.2. De tweede verzoekende partij in de zaak nr. 5879, die dezelfde persoon betreft als diegene die optreedt als verzoekende partij in de zaak nr. 5880, had op de dag vóór de inwerkingtreding van de bestreden bepalingen de hoedanigheid van aanvullingsofficier en wordt door de bestreden artikelen 174, 378 en 379 van de wet van 31 juli 2013 overgeplaatst in de personeelscategorie van de officieren van niveau B, en moet, om te kunnen worden opgenomen in de personeelscategorie van de officieren van niveau A, volgens die bepalingen met goed gevolg een vorming doorlopen. Die verzoekende partij doet aldus blijken van het rechtens vereiste belang om een beroep in te dienen tegen die artikelen.

    De vierde verzoekende partij in de zaak nr. 5879 had op de dag vóór de inwerkingtreding van de bestreden bepalingen de hoedanigheid van beroepsvrijwilliger binnen de Krijgsmacht en doet in die hoedanigheid voldoende blijken van het rechtens vereiste belang om een beroep in te dienen tegen artikel 374 van de wet van 31 juli 2013, dat betrekking heeft op de overplaatsing van, onder meer, de beroepsvrijwilligers in de personeelscategorie van de vrijwilligers van het beroepskader, temeer daar de kritiek van de verzoekende partijen precies erin bestaat dat bij die overplaatsing aan andere personeelsleden dan de beroepsvrijwilligers een voordeel wordt toegekend.

    Vermits het belang van de tweede verzoekende partij in de zaak nr. 5879 en van de verzoekende partij in de zaak nr. 5880 vaststaat wat de bestreden artikelen 174, 378 en 379 betreft, en het belang van de vierde verzoekende partij in de zaak nr. 5879 vaststaat wat het bestreden artikel 374 betreft, is het niet nodig het belang van de overige verzoekende partijen in de zaak nr. 5879 bij de vernietiging van die artikelen te onderzoeken.

    B.5.1. Wat het bestreden artikel 24 van de wet van 31 juli 2013 betreft, voert de Ministerraad aan dat geen enkele van de verzoekende partijen in de zaak nr. 5879 doet blijken van een belang, vermits die bepaling betrekking heeft op voorschriften die gelden voor personen die solliciteren bij de Krijgsmacht, en de verzoekende partijen reeds militairen bij de Krijgsmacht zijn.

    B.5.2. Krachtens het bij artikel 24 van de wet van 31 juli 2013 in de wet van 28 februari 2007 ingevoegde artikel 9, eerste lid, 10°, moet de sollicitant bij de Krijgsmacht, om de hoedanigheid van militair te kunnen verwerven, « voldoen aan de reglementaire voorschriften betreffende het voorkomen van de militair ». Vermits die bepaling uitdrukkelijk verwijst naar de « voorschriften betreffende het voorkomen van de militair », doen de verzoekende partijen in de zaak nr. 5879, in hun hoedanigheid van militair bij de Krijgsmacht, voldoende blijken van een belang.

    B.6.1. Wat het bestreden artikel 111 van de wet van 31 juli 2013 betreft, is de Ministerraad van oordeel dat de verzoekende partijen in de zaak nr. 5879 geen belang hebben bij hun beroep omdat die bepaling betrekking heeft op taalkennisvereisten die gelden voor de kandidaat-officieren en geen van hen de hoedanigheid van kandidaat-officier heeft.

    B.6.2. Elke militair heeft belang bij een beoordeling van de grondwettigheid van een wetsbepaling die het verdere verloop van zijn loopbaan binnen de Krijgsmacht ongunstig zou kunnen beïnvloeden. De eerste en de derde verzoekende partij in de zaak nr. 5879 zijn beroepsonderofficier bij de Krijgsmacht, en doen in die hoedanigheid voldoende blijken van een belang bij een beroep tot vernietiging van een bepaling die betrekking heeft op taalkennisvereisten die gelden voor de kandidaat-officieren. Vermits het belang van de eerste en de derde verzoekende partij in de zaak nr. 5879 vaststaat, is het niet nodig het belang van de overige verzoekende partijen bij een vernietiging van artikel 111 van de wet van 31 juli 2013 te onderzoeken.

    B.7. De excepties worden verworpen.

    Ten gronde

    Wat het eerste middel in de zaak nr. 5879, het eerste middel in de zaak nr. 5880 en het tweede middel in de zaak nr. 5880 betreft

    B.8. Het eerste middel in de zaak nr. 5879, het eerste middel in de zaak nr. 5880 en het tweede middel in de zaak nr. 5880 betreffen alle de rechtspositie van de officieren en kandidaat-officieren die in dienst waren de dag vóór de inwerkingtreding van het bij artikel 378 van de wet van 31 juli 2013 in de wet van 28 februari 2007 ingevoegde artikel 246/1, en die krachtens de bestreden bepalingen worden overgeplaatst in de personeelscategorie van de officieren van niveau B.

    Krachtens artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 december 2013 « houdende inwerkingtreding van sommige artikelen van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht » is het voormelde artikel 246/1 in werking getreden op 31 december 2013.

    B.9.1. De met die middelen bestreden bepalingen zijn de artikelen 115, 119, 246/1 en 247 van de wet van 28 februari 2007, zoals vervangen of ingevoegd bij de artikelen 170, 174, 378 en 379 van de wet van 31 juli 2013.

    B.9.2. Artikel 115 van de wet van 28 februari 2007, zoals vervangen bij artikel 170 van de wet van 31 juli 2013, bepaalt :

    Onder overgang wordt begrepen de opname van de beroepsofficieren van niveau B in de personeelscategorie van de beroepsofficieren van niveau A

    .

    B.9.3...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT