Uittreksel uit arrest nr. 145/2012 van 6 december 2012 Rolnummers 5191, 5204, 5244

Uittreksel uit arrest nr. 145/2012 van 6 december 2012

Rolnummers 5191, 5204, 5244, 5289 en 5290

In zake : de beroepen tot vernietiging van de wet van 1 juni 2011 tot instelling van een verbod op het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt, ingesteld door Samia Belkacemi en Yamina Oussar, door Elisabeth Cohen, door de vzw « Justice and Democracy », door Olivier Pety de Thozée en door Laura Brever.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. Daoût, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter R. Henneuse,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging

    a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 26 juli 2011 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 27 juli 2011, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 1 juni 2011 tot instelling van een verbod op het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 juli 2011) door Samia Belkacemi, wonende te 1030 Brussel, Paviljoenstraat 92, en Yamina Oussar, wonende te 4020 Luik, rue Léon Frédéricq 23.

    De vordering tot schorsing van dezelfde wet, ingesteld door dezelfde verzoekende partijen, is verworpen bij het arrest nr. 148/2011 van 5 oktober 2011, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14 december 2011.

    b. Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 14 september 2011 en 10 november 2011 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen respectievelijk op 15 september 2011 en 14 november 2011, zijn beroepen tot vernietiging ingesteld van dezelfde wet door Elisabeth Cohen, die keuze van woonplaats doet te 1050 Brussel, Louizalaan 208, en door de vzw « Justice and Democracy », met maatschappelijke zetel te 1030 Brussel, Renkinstraat 11.

    De vordering tot schorsing van dezelfde wet, ingesteld door Elisabeth Cohen, in de zaak nr. 5204, is verworpen bij het arrest nr. 179/2011 van 17 november 2011, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 februari 2012.

    c. Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 11 en 13 januari 2012 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen respectievelijk op 13 en 16 januari 2012, zijn beroepen tot vernietiging ingesteld van dezelfde wet door Olivier Pety de Thozée, wonende te 1050 Brussel, Terkamerenboslaan 62, en door Laura Brever, die keuze van woonplaats doet te 1050 Brussel, Louizalaan 208.

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5191, 5204, 5244, 5289 en 5290 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de wet van 1 juni 2011 « tot instelling van een verbod op het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt ».

    Die wet bepaalt :

    Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

    Art. 2. In het Strafwetboek wordt een artikel 563bis ingevoegd, luidende :

    ' Art. 563bis. Met geldboete van vijftien euro tot vijfentwintig euro en met gevangenisstraf van een dag tot zeven dagen of met een van deze straffen alleen worden gestraft, zij die zich, behoudens andersluidende wetsbepalingen, in de voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat zij niet herkenbaar zijn.

    Het eerste lid geldt echter niet voor hen die zich in de voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat zij niet herkenbaar zijn, en wel krachtens arbeidsreglementen of een politieverordening naar aanleiding van feestactiviteiten. '

    Art. 3. In artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet, ingevoegd bij de wet van 13 mei 1999 en gewijzigd bij de wetten van 7 mei 2004, 17 juni 2004, 20 juli 2005, 15 mei 2006, 25 januari 2007 en 15 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

    1. in § 2, derde lid, worden de woorden ' en 563, 2° en 3° ', vervangen door de woorden ' 563, 2° en 3°, en 563I ';

    2. in § 7, 1°, worden de woorden ' of 563, 2° en 3° ' vervangen door de woorden ' 563, 2° en 3°, en 563bis ';

    3. in § 8, tweede lid, worden de woorden ' en 563, 2° en 3° ' vervangen door de woorden ', 563, 2° en 3°, en 563bis '

    .

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep in de zaken nrs. 5204 en 5289

    B.2.1. De Ministerraad beweert dat het belang van de verzoekende partijen in de zaken nrs. 5204 en 5289 om in rechte te treden, samenvalt met de actio popularis.

    B.2.2.1. De verzoekende partij in de zaak nr. 5204 is een vrouw van Belgische nationaliteit, die in België leeft en verklaart ongelovig te zijn. Zij meent te beschikken over een persoonlijk belang om in rechte te treden omdat de vrijwaring van de fundamentele rechten in onze samenleving haar rechtstreeks zou aanbelangen.

    De bestreden wet zou aldus een aantasting inhouden van haar vrijheid om zich te kleden, zich vrij te uiten op vestimentair vlak en zich vrij te begeven op de openbare weg.

    De verzoekende partij beweert eveneens dat de vereiste om op elk ogenblik en op elke plaats in de openbare ruimte herkenbaar te zijn, de uitoefening van verschillende van haar fundamentele rechten zou aantasten. Het gebrek aan nauwkeurigheid van die term zou eveneens inhouden dat zij op elk ogenblik in de openbare ruimte kan worden bekeurd.

    Ten slotte voert zij aan dat de inrichting van de bescherming van de fundamentele rechten in haar geheel in gevaar zou zijn, en meer bepaald de godsdienstvrijheid, hetgeen haar rechtstreeks zou aanbelangen aangezien het gaat om een « gemeenschappelijk goed ».

    B.2.2.2. De verzoeker in de zaak nr. 5289 preciseert dat hij de Belgische nationaliteit heeft, in België leeft, de volledige sluier niet draagt en het islamitische geloof niet belijdt.

    Volgens hem zou de wet, door te eisen dat iedere burger voortdurend herkenbaar is in de voor het publiek toegankelijke ruimte, een nieuwe verplichting van « herkenbaarheid » invoeren waardoor hij kan worden blootgesteld aan strafrechtelijke sancties wanneer hij, om volkomen gewettigde redenen, een kledingstuk zou dragen dat zijn gezicht verbergt, zoals een bril, een hoed, een pet of een bivakmuts. De onnauwkeurigheid van de wet zou het de verzoeker nog moeilijker maken zijn gedrag aan te passen om zich daarmee in overeenstemming te brengen.

    De wet zou aldus afbreuk doen aan zijn vrijheid om zich te kleden, aan zijn privéleven, aan zijn vrijheid om zich te uiten op het vlak van kleding, om zich te begeven op de openbare weg en om zich te verenigen, zonder toezicht van de overheid.

    B.2.3. Artikel 142 van de Grondwet en artikel 2, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt. Bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar.

    B.2.4. Een wet die in een vrijheidsberovende straf voorziet, raakt een dermate essentieel aspect van de vrijheid van de burger, dat zij niet slechts die personen aanbelangt die het voorwerp uitmaken of hebben uitgemaakt van een strafrechtelijke procedure. Het is dan ook niet nodig de door de verzoekers aangevoerde elementen betreffende hun bijzondere persoonlijke toestand te onderzoeken.

    B.3. De beroepen zijn derhalve ontvankelijk.

    Ten aanzien van de oorsprong van de wet en de doelstellingen ervan

    B.4.1. Zoals wordt gepreciseerd in de uiteenzetting van het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de aanneming van de bestreden wet, neemt die laatste de tekst over van het ontwerp dat is aangenomen in plenaire vergadering door de Kamer van volksvertegenwoordigers tijdens de vorige zittingsperiode (Parl. St., Kamer, B.Z. 2010, DOC 53-0219/001, p. 3).

    B.4.2. De auteurs van het voorstel wilden zich aansluiten bij een samenlevingsmodel waarbij aan het individu voorrang wordt gegeven boven diens culturele, levensbeschouwelijke of religieuze banden. Aldus pleitten zij ervoor het dragen, in de openbare ruimte, van alle kledingstukken die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergen, te verbieden, waarbij erop werd gewezen dat dat verbod niet alleen berustte op overwegingen van openbare orde, maar meer fundamenteel op sociale overwegingen, die volgens de indieners van het voorstel onontbeerlijk zijn voor het « samen leven » in een geëmancipeerde maatschappij die de rechten van elkeen beschermt (Parl. St., Kamer, 2009-2010, DOC 52-2289/001, p. 5, en Parl. St., Kamer, B.Z. 2010, DOC 53-0219/001, p. 5).

    Met betrekking tot het doel van openbare veiligheid en rechtszekerheid staat te lezen :

    Aangezien elkeen die de openbare weg gebruikt of zich in een openbare ruimte bevindt, herkenbaar moet zijn, spreekt het vanzelf dat het dragen van kledij die het gezicht volledig bedekt, problemen oplevert voor de openbare veiligheid. Om soortgelijk gedrag te verbieden, hebben talloze gemeenten verordeningen uitgevaardigd om het dragen van dergelijke kledingstukken te verbieden, waarbij tegelijk werd voorzien in uitzonderingen voor speciale gelegenheden. Men kan er evenwel niet omheen dat sommige gemeenten van dezelfde politiezone geen dergelijk verbod hebben uitgevaardigd. Die uiteenlopende regelingen geven aanleiding tot een vorm van rechtsonzekerheid; zulks is onhoudbaar voor de burgers én voor de overheid die ermee belast is het dragen van die kleding te bestraffen.

    Volgens de indieners is het dan ook wenselijk dat dit vraagstuk op federaal niveau wordt geregeld, opdat op het hele grondgebied dezelfde regeling geldt

    (Parl. St., Kamer, 2009-2010, DOC 52-2289/001, pp. 5-6, en Parl. St., Kamer, B.Z. 2010, DOC 53-0219/001, pp. 5-6).

    Wat het « samen leven »...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT