Uittreksel uit arrest nr. 83/2013 van 13 juni 2013 Rolnummers 5441 en 5445 In zake : de beroepen tot vernietiging van artikel 39 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen en van

Uittreksel uit arrest nr. 83/2013 van 13 juni 2013

Rolnummers 5441 en 5445

In zake : de beroepen tot vernietiging van artikel 39 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen en van artikel 143 van de programmawet (I) van 29 maart 2012, ingesteld door E.V. en door de bvba « Salens Motors ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, P. Nihoul en F. Daoût, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter R. Henneuse,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging

    Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 29 juni 2012 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 2 juli 2012, zijn beroepen tot vernietiging ingesteld van artikel 39 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2011, vierde editie) en van artikel 143 van de programmawet (I) van 29 maart 2012 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 april 2012, derde editie) respectievelijk door E.V. en door de bvba « Salens Motors », met zetel te 8200 Brugge, Koningin Astridlaan 97.

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5441 en 5445 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen

    B.1.1. De samengevoegde beroepen zijn gericht tegen artikel 39 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen en tegen artikel 143 van de programmawet (I) van 29 maart 2012. Artikel 39 van de voormelde wet van 28 december 2011 vervangt artikel 36 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 1992). Artikel 143 van de programmawet (I) van 29 maart 2012 vervangt het tweede lid van paragraaf 2 van die bepaling en voegt daarin een nieuw derde lid in.

    Uit de uiteenzetting van de middelen in beide zaken blijkt dat de verzoekende partijen de vernietiging vorderen van artikel 36, § 2, van het WIB 1992, zoals ingevoegd door de eerste en gewijzigd door de tweede van de voormelde wetten.

    B.1.2. Artikel 36 van het WIB 1992, zoals het voortvloeit uit de voormelde wijzigingen, bepaalt :

    § 1. Anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard gelden voor de werkelijke waarde bij de verkrijger.

    In de gevallen die Hij bepaalt kan de Koning regels stellen om die voordelen op een vast bedrag te ramen.

    § 2. Het voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig als bedoeld in artikel 65 wordt berekend door een CO2-percentage toe te passen op zes zevenden van de cataloguswaarde van het kosteloos ter beschikking gestelde voertuig.

    Onder cataloguswaarde wordt verstaan de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en werkelijk betaalde belasting over de toegevoegde waarde, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno.

    De cataloguswaarde wordt vermenigvuldigd met een percentage dat is bepaald in de onderstaande tabel, teneinde rekening te houden met de periode die is verstreken vanaf de datum van eerste inschrijving van het voertuig :

    Periode verstreken sinds de eerste inschrijving van het voertuig (een begonnen maand telt voor een volledige maand) Bij de berekening van het voordeel in aanmerking te nemen percentage van de cataloguswaarde Van 0 tot 12 maanden 100 % Van 13 tot 24 maanden 94 % Van 25 tot 36 maanden 88 % Van 37 tot 48 maanden 82 % Van 49 tot 60 maanden 76 % Vanaf 61 maanden 70 %

    Het CO2-basispercentage bedraagt 5,5 pct. voor een referentie-CO2-uitstoot van 115 g/km voor voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor, en voor een referentie-CO2-uitstoot van 95 g/km voor voertuigen met dieselmotor.

    De Koning bepaalt jaarlijks de referentie-CO2-uitstoot in functie van de gemiddelde CO2-uitstoot van het jaar voorafgaand aan het belastbaar tijdperk ten opzichte van de gemiddelde CO2-uitstoot van het referentiejaar 2011 volgens de modaliteiten die Hij vastlegt. De gemiddelde CO2-uitstoot wordt berekend op basis van de CO2-uitstoot van de voertuigen bedoeld in artikel 65 die als nieuw zijn ingeschreven.

    Wanneer de uitstoot van het betrokken voertuig hoger ligt dan de voormelde referentie-uitstoot wordt het basispercentage met 0,1 pct. per CO2-gram vermeerderd, tot maximum 18 pct.

    Wanneer de uitstoot van het betrokken voertuig lager ligt dan de voormelde referentie-uitstoot wordt het basispercentage met 0,1 pct. per CO2-gram verminderd, tot minimum 4 pct.

    De voertuigen waarvoor geen gegevens met betrekking tot de CO2-uitstootgehaltes beschikbaar zijn bij de dienst voor inschrijving van de voertuigen, worden, indien ze worden aangedreven door een benzine-, LPG- of aardgasmotor, gelijkgesteld met de voertuigen met een CO2-uitstootgehalte van 205 g/km, en, indien ze worden aangedreven door een dieselmotor, met de voertuigen met een CO2-uitstootgehalte van 195 g/km.

    Het voordeel mag nooit minder bedragen dan 820 euro per jaar.

    Wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene wat overeenkomstig de vorige leden is vastgesteld, verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel

    .

    B.1.3. De bestreden bepaling, met inbegrip van de wijziging bij artikel 143 van de programmawet (I) van 29 maart 2012, treedt in werking vanaf het aanslagjaar 2013 en heeft betrekking op de vanaf het jaar 2012 ontvangen inkomsten.

    Ten aanzien van de volgorde van het onderzoek van de middelen

    B.2. Het Hof onderzoekt de middelen in onderstaande volgorde :

    - het middel afgeleid uit de schending van de regels inzake de verdeling van de bevoegdheden tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten (eerste middel in de zaak nr. 5445);

    - de middelen afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11, eventueel in samenhang gelezen met artikel 172, van de Grondwet (eerste en tweede middel, en derde middel, eerste onderdeel, in de zaak nr. 5441; derde middel in de zaak nr. 5445);

    - het middel afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 28 en 29 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (derde middel, tweede onderdeel, in de zaak nr. 5441);

    - het middel afgeleid uit de schending van artikel 23 van de Grondwet (vierde middel in de zaak nr. 5441);

    - het middel afgeleid uit de schending van artikel 170 van de Grondwet (tweede middel in de zaak nr. 5445).

    Ten aanzien van de bevoegdheidverdelende regels

    B.3.1. Het eerste middel in de zaak nr. 5445 is afgeleid uit de schending van de artikelen 39 en 134 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6, § 1, II, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, met het evenredigheidsbeginsel, met het beginsel van de federale loyauteit vervat in artikel 143, § 1, van de Grondwet en met de verplichting tot overleg.

    De verzoekende partij is van mening dat de federale wetgever, door in de berekening van het voordeel van alle aard bestaande in het ter beschikking stellen van een voertuig door de werkgever, rekening te houden met...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT