Uittreksel uit arrest nr. 10/2008 van 23 januari 2008 Rolnummers 3064 en 3065 In zake : de beroepen tot vernietiging van de artikelen 4, 5, 7, 25, 27, 30 en 31 van de wet van 12 januari 2004 « tot w

Uittreksel uit arrest nr. 10/2008 van 23 januari 2008

Rolnummers 3064 en 3065

In zake : de beroepen tot vernietiging van de artikelen 4, 5, 7, 25, 27, 30 en 31 van de wet van 12 januari 2004 « tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs », ingesteld door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe en J.-P. Moerman, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989, emeritus voorzitter A. Arts, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging

    1. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 22 juli 2004 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 23 juli 2004, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 4, 27, 30 en 31 van de wet van 12 januari 2004 « tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 23 januari 2004, tweede uitgave), door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », met zetel te 1060 Brussel, Gulden Vlieslaan 65, en de Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel, met zetel te 1000 Brussel, Gerechtsgebouw, Poelaertplein 1.

    2. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 22 juli 2004 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 23 juli 2004, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 4, 5, 7, 25, 27, 30 en 31 van dezelfde wet door de Orde van Vlaamse balies, met zetel te 1000 Brussel, Koningsstraat 148, en de Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel, met zetel te 1000 Brussel, Gerechtsgebouw, Poelaertplein 1.

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 3064 en 3065 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

    Bij tussenarrest nr. 126/2005 van 13 juli 2005, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 2 augustus 2005, heeft het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen :

    Schendt artikel 1, 2), van de richtlijn 2001/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2001 tot wijziging van richtlijn 91/308/EEG van de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, het recht op een eerlijk proces zoals gewaarborgd bij artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en bijgevolg artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, in zoverre het nieuwe artikel 2bis, 5), dat het heeft ingevoegd in de richtlijn 91/308/EEG, voorziet in de opname van onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen, zonder het beroep van advocaat uit te sluiten, in de werkingssfeer van diezelfde richtlijn, die, in essentie, tot doel heeft dat aan de daarin beoogde personen en instellingen een verplichting wordt opgelegd de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van het witwassen van geld op de hoogte te brengen van elk feit dat zou kunnen wijzen op een dergelijk witwassen (artikel 6 van richtlijn 91/308/EEG, vervangen bij artikel 1, 5), van richtlijn 2001/97/EG) ?

    .

    Bij arrest van 26 juni 2007 heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op de vraag geantwoord.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de beroepen en van de tussenkomsten

    B.1. Met het arrest nr. 126/2005 van 13 juli 2005 heeft het Hof geoordeeld dat de beroepen en de tussenkomsten ontvankelijk zijn.

    Ten aanzien van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

    B.2.1. Verschillende middelen voeren de schending aan van grondwetsbepalingen die in samenhang worden gelezen met bepalingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, ondertekend en afgekondigd door de voorzitters van het Europees Parlement, van de Raad en van de Commissie tijdens de Europese Raad te Nice op 7 december 2000 en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen op 18 december 2000, nr. C-364.

    B.2.2. In zoverre het Handvest het bestaan bevestigt van gemeenschappelijke waarden van de Europese Unie die in hoofdzaak eveneens in de bepalingen van de Grondwet zijn opgenomen, kan het Hof het Handvest in zijn beoordeling betrekken.

    Daar het Handvest niet is opgenomen in een normatieve tekst met bindende kracht ten aanzien van België, zijn de middelen evenwel niet ontvankelijk in zoverre zij zijn afgeleid uit de schending van grondwetsbepalingen, in samenhang gelezen met bepalingen van het Handvest.

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen

    B.3. De verzoekende partijen vorderen de gedeeltelijke vernietiging van de wet van 12 januari 2004 « tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, de wet van 22 maart 1993 op het statuut en het toezicht op de kredietinstellingen, en de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs ». De bepalingen van de wet van 12 januari 2004 waartegen de beroepen zijn gericht, luiden :

    Art. 4. In [de wet van 11 januari 1993] wordt een artikel 2ter ingevoegd, luidende :

    ' Art. 2ter. - Voor zover zij daarin uitdrukkelijk voorzien, zijn de bepalingen van deze wet eveneens van toepassing op de advocaten :

    1° wanneer zij hun cliënt bijstaan bij het voorbereiden of uitvoeren van verrichtingen in verband met :

    a) de aan- of verkoop van onroerend goed of bedrijven;

    b) het beheren van diens geld, waardepapieren of andere activa;

    c) de opening of het beheer van bank-, spaar- of effectenrekeningen;

    d) het organiseren van inbreng die nodig is voor de oprichting, de uitbating of het beheer van vennootschappen;

    e) de oprichting, uitbating of het beheer van trusts, vennootschappen of soortgelijke structuren;

    2° of wanneer zij optreden in naam en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële verrichtingen of verrichtingen in onroerend goed '.

    Art. 5. In artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

    1° een § 1bis wordt ingevoegd, luidende als volgt :

    ' § 1bis. Voor de toepassing van deze wet wordt financiering van terrorisme verstaan in de zin van artikel 2, § 2, b), van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijdingen en van artikel 2 van het Internationaal verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme, goedgekeurd te New York op 9 december 1999. ';

    2° in § 2, 1°, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

    a) in het eerste gedachtestreepje wordt het woord ' terrorisme ' vervangen door de woorden ' terrorisme of de financiering van terrorisme ';

    b) in het achtste gedachtestreepje worden de woorden ' illegaal gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, antihormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking of illegale handel in dergelijke stoffen ' vervangen door de woorden ' illegaal gebruik bij dieren van stoffen met hormonale werking of illegale handel in dergelijke stoffen ';

    c) in het tiende gedachtestreepje worden de woorden ' van de Europese Unie ' vervangen door de woorden van de ' Europese Gemeenschappen ';

    d) in het twaalfde gedachtestreepje worden de woorden ' omkoping van openbare ambtenaren ' vervangen door de woorden ' verduistering door personen die een openbare functie uitoefenen en omkoping ';

    e) 1° wordt vervolledigd door de volgende streepjes :

    ' - ernstige milieucriminaliteit;

    - namaak van muntstukken of bankbiljetten;

    - namaak van goederen;

    - zeeroverij ';

    3° in § 2, 2°, worden de woorden ' of een onwettig openbaar aantrekken van spaargelden ' vervangen door de woorden ', het onwettig openbaar aantrekken van spaargelden of het verlenen van beleggingsdiensten, diensten van valutahandel of van geldoverdracht zonder vergunning ';

    4° in § 2, 3°, worden de woorden ' een financiële oplichting ' vervangen door de woorden ' een oplichting, een misbruik van vertrouwen, een misbruik van vennootschapsgoederen ' en worden de woorden ' een bedrieglijke bankbreuk ' vervangen door de woorden ' een misdrijf dat verband houdt met de staat van faillissement ';

    5° in § 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht :

    a) de woorden ' in artikel 2 ' worden vervangen door de woorden ' in de artikelen 2, 2bis en 2ter ';

    b) de woorden ' van witwassen van geld ' worden vervangen door de woorden ' van witwassen van geld en van financiering van terrorisme '

    .

    Art. 7. Artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, wordt vervangen als volgt :

    ' Artikel 4. - § 1. De in de artikelen 2, 2bis, 1° tot 4°, en 2ter bedoelde ondernemingen en personen dienen hun cliënten en de lasthebbers van hun cliënten te identificeren en hun identiteit te controleren, aan de hand van een bewijsstuk, waarvan een afschrift wordt genomen op papier of op elektronische drager wanneer :

    1° ze een zakenrelatie aanknopen waardoor de betrokkenen gewone cliënten worden;

    2° de cliënt wenst over te gaan tot het uitvoeren van :

    a) een verrichting voor een bedrag van 10 000 EUR of meer, ongeacht of zij wordt uitgevoerd in één of in verscheidene verrichtingen waartussen een verband blijkt te bestaan; of

    b) een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT