Uittreksel uit arrest nr. 95/2014 van 30 juni 2014 Rolnummers : 5465 en 5467 In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 19 januari 2012 tot wijziging van de wetgeving met

Uittreksel uit arrest nr. 95/2014 van 30 juni 2014

Rolnummers : 5465 en 5467

In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 19 januari 2012 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de opvang van asielzoekers, ingesteld door de vzw « Défense des Enfants - International - Belgique - Branche francophone » en anderen en door Roger Hallemans en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter M. Bossuyt, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging

    1. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 3 augustus 2012 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 6 augustus 2012, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 4, c), 5, 6, 11 en 12 van de wet van 19 januari 2012 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de opvang van asielzoekers (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 17 februari 2012, tweede editie) door de vzw « Défense des Enfants - International - Belgique - Branche francophone (D.E.I. Belgique) », de vzw « Ligue des Droits de l'Homme » en de vzw « ATD Quart Monde Belgique », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. D. Dupuis, advocaat bij de balie te Brussel.

    2. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 16 augustus 2012 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 20 augustus 2012, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 12 van dezelfde wet door Roger Hallemans, de vzw « Medische Raad van het UVC BRUGMANN », de publiekrechtelijke vereniging « Ziekenhuisvereniging van Anderlecht, Sint-Gillis, Etterbeek en Elsene - Iris Ziekenhuizen Zuid », de publiekrechtelijke vereniging « Ziekenhuisvereniging van Brussel - Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola », de publiekrechtelijke vereniging « Ziekenhuisvereniging van Brussel - Universitair Verplegingscentrum Sint-Pieter », de publiekrechtelijke vereniging « Ziekenhuisvereniging van Brussel en Schaarbeek - Universitair Verplegingscentrum Brugmann » en de publiekrechtelijke vereniging « Ziekenhuisvereniging van Brussel - Universitair Verplegingscentrum Jules Bordet », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Bourtembourg en Mr. C. Molitor, advocaten bij de balie te Brussel.

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5465 en 5467 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen

    B.1. De verzoekende partijen in de zaak nr. 5465 vorderen de vernietiging van de artikelen 4, c), 5, 6, 11 en 12 van de wet van 19 januari 2012 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de opvang van asielzoekers. Het verzoekschrift in de zaak nr. 5467 heeft betrekking op artikel 12 van dezelfde wet.

    B.2.1.1. Het bestreden artikel 4, c), vervangt het woord « derde » door het woord « tweede » in artikel 4 van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (hierna : de Opvangwet). Artikel 4, eerste lid, van de Opvangwet bepaalde aldus :

    Het Agentschap kan beslissen dat de asielzoeker die een tweede asielaanvraag indient geen beroep kan doen op artikel 6, § 1, van deze wet, tijdens het onderzoek van de aanvraag, zolang het dossier door de Dienst Vreemdelingenzaken niet is doorgestuurd naar het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen met toepassing van artikel 51/10 van wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, en dit middels een individueel gemotiveerde beslissing. Dit principe kan gelden voor elke nieuwe asielaanvraag

    .

    Het bestreden artikel 4, c), van de wet van 19 januari 2012 is in werking getreden op 31 maart 2012 (artikel 14 van diezelfde wet).

    B.2.1.2. Artikel 22 van de wet van 8 mei 2013 « tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen en van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijke welzijn » heeft artikel 4, eerste lid, van de Opvangwet vervangen als volgt :

    Het Agentschap kan, middels een individueel gemotiveerde beslissing, beslissen dat de asielzoeker die een tweede asielaanvraag indient, geen beroep kan doen op artikel 6, § 1, van deze wet, tijdens het onderzoek van de aanvraag, tenzij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen een beslissing tot inoverwegingname met toepassing van artikel 57/6/2 of een beslissing met toepassing van artikel 57/6, 1°, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen heeft genomen. Dit principe kan gelden voor elke nieuwe asielaanvraag

    .

    Die bepaling is in werking getreden op 1 september 2013, tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

    B.2.1.3. In zijn aanvullende memorie voert de Ministerraad aan dat het beroep zonder voorwerp is geworden in zoverre het betrekking heeft op het bestreden artikel 4, c).

    Aangezien artikel 4, eerste lid, van de Opvangwet, zoals gewijzigd door het bestreden artikel 4, c), van de wet van 19 juli 2012, evenwel gevolgen heeft kunnen hebben vóór de vervanging ervan bij artikel 22 van de wet van 8 mei 2013, is het beroep tot vernietiging niet zonder voorwerp geworden ten gevolge van de inwerkingtreding van die wet.

    B.2.2. Het bestreden artikel 5 wijzigt artikel 5 van de Opvangwet, dat voortaan bepaalt :

    Onverminderd de toepassing van artikels 4, 35/2 en de bepalingen van Boek III, Titel III betreffende ordemaatregelen en sancties, kan het recht op materiële hulp zoals beschreven in deze wet in geen geval opgeheven worden

    .

    B.2.3.1. Artikel 6, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij het bestreden artikel 6 van de wet van 19 januari 2012, bepaalde :

    Onverminderd de toepassing van artikelen 4 en 35/2 van de huidige wet, geldt het [recht op materiële hulp] voor elke asielzoeker vanaf de indiening van zijn asielaanvraag en is van kracht gedurende de hele asielprocedure.

    In het geval van een negatieve beslissing genomen na afloop van de asielprocedure, eindigt de materiële hulp wanneer de uitvoeringstermijn van het bevel om het grondgebied te verlaten, betekend aan de asielzoeker, verstreken is.

    Het recht op materiële hulp geldt ook voor de familieleden van de asielzoeker.

    Het recht op de materiële hulp eindigt evenwel wanneer een beroep voor de Raad van State wordt ingediend tegen de beslissing van toekenning van de subsidiaire bescherming en van weigering van het vluchtelingenstatuut. Het recht op materiële hulp eindigt eveneens wanneer een machtiging tot verblijf wordt toegekend van meer dan drie maanden op grond van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, aan een persoon van wie de asielprocedure of de procedure voor de Raad van State nog lopende is

    .

    B.2.3.2. Na de inwerkingtreding op 31 maart 2012 van artikel 6 van de wet van 19 januari 2012, werd artikel 6, § 1, van de Opvangwet met ingang van 1 juli 2012 gewijzigd door artikel 5 van de wet van 22 april 2012 « tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en tot wijzigingen van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen ». Die bepaling luidt als volgt :

    In artikel 6, § 1, eerste lid, van [de Opvangwet], gewijzigd bij de wetten van 30 december 2009 en 19 januari 2012, worden de woorden ' artikel 4 en artikel 35/2 ' vervangen door de woorden ' artikelen 4, 4/1 en 35/2 '

    .

    Die wetswijziging heeft evenwel geen invloed op het onderwerp van het beroep tot vernietiging, dat zich volgens de uiteenzetting van de grieven in het verzoekschrift beperkt tot artikel 6, § 1, tweede lid, van de Opvangwet, gewijzigd door de bestreden wet.

    B.2.3.3. Artikel 6, § 1, tweede lid, van de Opvangwet is als volgt aangevuld bij artikel 23 van de wet van 8 mei 2013, dat in werking is getreden op 1 september 2013 :

    Het indienen van een cassatieberoep bij de Raad van State doet geen recht op materiële hulp ontstaan. Tijdens de behandeling van het cassatieberoep is er slechts recht op materiële hulp nadat het cassatieberoep toelaatbaar is verklaard met toepassing van artikel 20, § 2, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973

    .

    B.2.4. Het bestreden artikel 11 vult artikel 57ter van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn aan met een derde lid, dat luidt :

    De maatschappelijke dienstverlening is niet door het centrum verschuldigd indien ten aanzien van een vreemdeling een beslissing is genomen overeenkomstig artikel 4 van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen

    .

    B.2.5. Ten slotte voegt het bestreden artikel 12 in de voormelde wet van 8 juli 1976 een artikel 57quinquies in, dat bepaalt :

    In afwijking van de bepalingen van deze wet is de maatschappelijke dienstverlening door het centrum niet verschuldigd aan onderdanen van lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden gedurende de eerste drie maanden van het verblijf of, in voorkomend geval de langere periode zoals bedoeld in artikel 40, § 4, eerste lid, 1°, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT