Uittreksel uit arrest nr. 157/2007 van 19 december 2007 Rolnummer 4137 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 35, § 1, derde lid, en artikel 35, § 3, van de wet van 27 juni 1969 tot her

Uittreksel uit arrest nr. 157/2007 van 19 december 2007

Rolnummer 4137

In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 35, § 1, derde lid, en artikel 35, § 3, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals vervangen bij artikel 84 van de programmawet van 27 december 2005, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Verviers.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989, emeritus voorzitter A. Arts, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging

    Bij vonnis van 20 november 2006 in zake de arbeidsauditeur tegen Harun Demir, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 januari 2007, heeft de Correctionele Rechtbank te Verviers de volgende prejudiciële vraag gesteld :

    Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van New York, geschonden door artikel 35, § 1, derde lid, en artikel 35, § 3, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals vervangen bij artikel 84 van de programmawet van 27 december 2005;

    in die zin geïnterpreteerd dat zij een bijzondere manier invoeren voor het herstel of de teruggave van burgerrechtelijke aard, bestemd om, in het belang van de financiering van de sociale zekerheid, een einde te maken aan een met de wet strijdige situatie; en niet als een straf in de zin van artikel 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, rekening houdend met de hoofdzakelijk repressieve en preventieve doelstelling van de wetgever;

    doordat, wanneer de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber de feiten hebben gepleegd die worden bestraft krachtens artikel 35 van de voormelde wet vóór de inwerkingtreding van de programmawet van 27 december 2005, de rechter die uitspraak doet na de inwerkingtreding van die programmawet - gelet op het burgerrechtelijk karakter van die maatregel - de werkgever ambtshalve moet veroordelen tot betaling, aan de instelling die de socialezekerheidsbijdragen int, van het bedrag van de bijdragen, de bijdrageopslagen en verwijlintresten die niet aan de instelling werden gestort, zonder dat het bedrag van de bijdragen lager kan zijn dan 2 500 euro per tewerkgestelde persoon, en dit per maand of per fractie ervan;

    terwijl, vóór de inwerkingtreding van die programmawet, aan de gelijkwaardige maatregel van ambtshalve veroordeling tot betaling van de bijdragen, bijdrageopslagen en verwijlintresten, geen minimaal bedrag verbonden was en de artikelen 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten in strafzaken het beginsel van de toepassing van de minst zware strafwet waarborgen, zodanig dat die artikelen, door die waarborg aan de werkgever te ontzeggen, op een discriminerende manier de supranationale verbintenissen van België schenden ?

    .

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    B.1. Artikel 35 van de wet van 27 juni 1969 (hierna : de wet van 27 juni 1969) tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals het werd vervangen bij artikel 84 van de programmawet van 27 december 2005, bepaalt :

    § 1. Onverminderd de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 130 tot 2 500 euro, of...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT