Uittreksel uit arrest nr. 163/2013 van 5 december 2013 Rolnummer : 5486 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2 van de wet van 23 februari 2012 « tot wijziging van artikel 458bis [van

Uittreksel uit arrest nr. 163/2013 van 5 december 2013

Rolnummer : 5486

In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2 van de wet van 23 februari 2012 « tot wijziging van artikel 458bis [van het Strafwetboek] teneinde het uit te breiden voor misdrijven van huiselijk geweld », ingesteld door de Orde van Vlaamse balies en Edgar Boydens.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 25 september 2012 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 27 september 2012, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 2 van de wet van 23 februari 2012 « tot wijziging van artikel 458bis [van het Strafwetboek] teneinde het uit te breiden voor misdrijven van huiselijk geweld » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 26 maart 2012, tweede editie) door de Orde van Vlaamse balies, met zetel te 1000 Brussel, Koningsstraat 148, en Edgar Boydens, wonende te 1560 Hoeilaart, Karel Coppensstraat 13.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    B.1. De bestreden bepaling is artikel 2 van de wet van 23 februari 2012 « tot wijziging van artikel 458bis [van het Strafwetboek] teneinde het uit te breiden voor misdrijven van huiselijk geweld ».

    B.2.1. Artikel 458bis van het Strafwetboek, zoals vervangen bij artikel 33 van de wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, bepaalde :

    Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en die hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 372 tot 377, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425 en 426, gepleegd op een minderjarige kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, op voorwaarde dat hij het slachtoffer heeft onderzocht of door het slachtoffer in vertrouwen werd genomen, er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de psychische of fysieke integriteit van de betrokkene en hij deze integriteit zelf of met hulp van anderen niet kan beschermen

    .

    B.2.2. Die bepaling vormde een uitzondering op de regel van het beroepsgeheim die is vervat in artikel 458 van het Strafwetboek, dat bepaalt :

    Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro

    .

    B.3.1. Een houder van het beroepsgeheim moet in principe elke vertrouwelijke mededeling die is verkregen in de omstandigheden vermeld in artikel 458 van het Strafwetboek, geheimhouden.

    Die geheimhoudingsplicht, die door de wetgever aan de houder van het beroepsgeheim is opgelegd, heeft hoofdzakelijk tot doel het fundamentele recht op eerbiediging van het privéleven te beschermen van diegene die iemand in vertrouwen neemt, soms over iets heel persoonlijks. Zij « geldt [echter] niet voor feiten waarvan [die persoon] het slachtoffer zou zijn geworden » (Cass., 18 juni 2010, Arr. Cass., 2010, nr. 439).

    B.3.2. Bij uitzondering kan de houder van het beroepsgeheim zich ontdoen van zijn geheimhoudingsplicht, door zich te beroepen op de noodtoestand.

    Noodtoestand is de toestand waarin een persoon zich bevindt die, gelet op de respectieve waarde van de tegen elkaar indruisende plichten en gelet op het bestaan van een ernstig en dreigend gevaar voor anderen, redenen heeft om te oordelen dat hem ter vrijwaring van een hoger belang dat hij verplicht of gerechtigd is vóór alle andere belangen te beschermen, geen andere weg openstaat dan de hem ten laste gelegde feiten te plegen (Cass., 13 mei 1987, Arr. Cass., 1986-1987, nr. 535).

    Die noodtoestand vormt alleen een rechtvaardigingsgrond als hij verschillende voorwaarden vervult, te weten dat de waarde van hetgeen wordt prijsgegeven lager moet zijn dan of althans gelijk moet zijn aan de waarde van het goed dat men wil vrijwaren, dat het te vrijwaren recht of belang een dadelijk en ernstig gevaar moet lopen, dat het kwaad alleen door het misdrijf kan worden voorkomen en dat de betrokkene de noodtoestand niet zelf heeft doen ontstaan (o.a. Cass., 28 april 1999, Arr. Cass., 1999, nr. 245; 24 januari 2007, Arr. Cass., 2007, nr. 45).

    B.4. Met het oorspronkelijke artikel 458bis wou de wetgever de gevallen omschrijven waarin de verplichte inachtneming van het beroepsgeheim kon wijken om de integriteit van een minderjarige te beschermen, door zich te inspireren op de rechtvaardigingsgrond die wordt gevormd door de noodtoestand (Parl. St., Senaat, 1999-2000, nr. 2-280/2, pp. 7-8, en nr. 2-280/5, pp. 107, 110 en 112; Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC 50-0695/009, pp. 52-53).

    B.5.1. Zoals het werd vervangen bij artikel 6 van de wet van 30 november 2011 tot wijziging van de wetgeving wat de verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie betreft, bepaalde artikel 458bis van het Strafwetboek :

    Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 372 tot 377, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425 en 426, gepleegd op een minderjarige of op een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, hetzij wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of de bedoelde kwetsbare persoon en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het slachtoffer worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen

    .

    B.5.2. Die bepaling is geïnspireerd op een aanbeveling van de bijzondere commissie betreffende de behandeling van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, inzonderheid binnen de kerk (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0520/002, pp. 408-409; ibid., DOC 53-1639/001, pp. 3 en 7-8; ibid., DOC 53-1639/003, pp. 4-5, 20-21 en 24; Hand., Kamer, 2010-2011, 19 juli 2011, CRIV 53 PLEN 045, pp. 37-38).

    De bijzondere commissie achtte het nodig « de bepalingen inzake beroepsgeheim met betrekking tot seksueel misbruik van minderjarigen te verduidelijken en de mogelijkheden tot spreken voor de houders van een beroepsgeheim uit te breiden tot kwetsbare personen. De Bijzondere commissie [erkende] immers het beroepsgeheim, maar [wou] vooral dat er niet langer ' schuldig gezwegen ' [werd] » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-1639/001, p. 8).

    B.5.3. Het voorstel wijzigde het volgende :

    1. de werkingssfeer van het eerste lid van artikel 458bis van het Strafwetboek beperkt zich tot kennisname van geheimen door de houder van het beroepsgeheim wanneer deze hem worden onthuld door het slachtoffer. De bijzondere commissie achtte het aangewezen deze werkingssfeer voor wat betreft seksueel misbruik gepleegd op minderjarigen ook uit te breiden tot de kennisname van geheimen die aan de houder van het beroepsgeheim worden onthuld door de dader of door een derde. De voorwaarde dat de houder van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT